calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Beleid voor excellente wetenschap

Rapport
14 februari 2018
Feiten en Cijfers
Wetenschappelijke excellentie Geldstromen Beurzen
Image
In deze publicatie presenteren we feiten en cijfers over het beleid dat excellente wetenschap moet bevorderen. De publicatie geeft inzicht in het ontstaan en de ontwikkeling van het beleid en de diverse beleidsinstrumenten in Nederland.

Downloads

Downloads

Samenvatting

Deze publicatie geeft een beeld van de totale uitgaven binnen het excellentiebeleid, het selectieve karakter van het beleid en de mate van concentratie van financiële middelen.

Wat hebben we onderzocht?

We hebben feiten en cijfers verzameld over het beleid dat excellente wetenschap moet bevorderen. Deze publicatie geeft inzicht in het ontstaan en de ontwikkeling van dit beleid en de diverse beleidsinstrumenten voor excellent onderzoek in Nederland. Ook laten we de verdeling zien van excellentiefinanciering over individuele onderzoekers, onderzoeksinstellingen en wetenschapsgebieden.

Het gaat om subsidies – zowel beurzen als prijzen – waarin hoofdzakelijk geselecteerd wordt op excellentie van een onderzoeksvoorstel en/of een onderzoeker. Deze subsidies vormen samen de kern van het excellentiebeleid.

Wat was de aanleiding?

Sinds 2006 is het budget voor excellent onderzoek ruimschoots verdubbeld: van € 160 miljoen in 2006 tot ruim € 370 miljoen in 2016. Dit geld gaat naar een kleine groep onderzoekers aan universiteiten, academisch medische centra en andere instituten.

Excellentie in onderzoek is van grote waarde, zo is de consensus. Maar er is ook discussie over. Schiet het beleid niet door? Is het beleid niet te eenzijdig of te selectief? Komt er niet te veel nadruk op competitie, ten koste van samenwerking? Deze publicatie presenteert feiten en cijfers voor deze discussie.

Wat is het resultaat?

Sinds begin jaren negentig beloont de overheid excellente onderzoekers met subsidies en premies. Onze analyse laat zien dat de oorspronkelijke doelstellingen van dit beleid worden gerealiseerd. Een relatief kleine groep onderzoekers krijgt door concentratie van middelen de mogelijkheid om grensverleggend, fundamenteel onderzoek te doen.

Op enig moment heeft circa 5% van alle onderzoekers in Nederland een excellentiesubsidie. Hiermee is 40% van de publieke onderzoeksinkomsten van universiteiten en academisch medische centra die in competitie is verworven via de EU en NWO gemoeid. Onderzoekers aan algemene universiteiten ontvangen relatief de meeste excellentiesubsidies.

De analyse laat zien dat de oorspronkelijke doelstellingen van het excellentiebeleid worden gerealiseerd. Een relatief kleine groep onderzoekers krijgt door concentratie van middelen de mogelijkheid om grensverleggend onderzoek te doen. De concentratie zet zich verder door, doordat beurzen steeds vaker gaan naar eerdere prijswinnaars.

 

Bij voorkeur citeren als:
Scholten, W. en E. Koier (2018). Beleid voor excellente wetenschap. Den Haag: Rathenau Instituut.

 

Conclusie

Onze cijfers geven een beeld van de totale uitgaven binnen het excellentiebeleid, het selectieve karakter van het beleid en de mate van concentratie van financiële middelen. De belangrijkste bevindingen zijn:

  • Het excellentiebeleid is sinds begin jaren negentig sterk gegroeid in aantallen excellentie-instrumenten en in het budget dat daarmee gemoeid is. Excellent onderzoek wordt voornamelijk via competitieve financiering gestimuleerd. Voor universitair onderzoek geldtdat 40% van de verworven middelen via NWO en de EU gekoppeld is aan excellentie-instrumenten.
  • Excellentiesubsidies komen terecht bij een zeer kleine groep onderzoekers. Dat komt doordat een groot deel van de onderzoekers geen beursaanvraag indient en doordat de honoreringskansen laag zijn. De onderzoekers die wel excellentiesubsidies hebben ontvangen, verwerven voor het grootste gedeelte slechts eenmalig eenexcellentiesubsidie. Maar in toenemende mate worden persoonsgerichte subsidies voor excellente wetenschappers in een latere fase van hun carrière verworven dooronderzoekers die al eerder een excellentiesubsidie kregen.
  • Gezien het aantal beschikbare beurzen en het aantal onderzoekers aan de Nederlandse universiteiten, is een beurs geen noodzakelijke voorwaarde voor een aanstelling aan de universiteit. Wel leidt een beurs vaak tot promotie, maar niet vaker tot een vasteaanstelling.
  • De beschikbare gegevens maken het niet mogelijk om te zien of er ook concentratie is vanmiddelen in bepaalde vakgebieden. Wel zien we dat er vanaf 2003 een stabiele verdeling is over de instellingen, waarbij de algemene universiteiten relatief de meeste excellentiesubsidies ontvangen.