Lees de analyse van de cases in het rapport Wetenschap als strijdtoneel. In onderstaande case ligt het accent op een feitelijke beschrijving van het verloop van de gebeurtenissen tot 2012.
Onrust over plaatsing zendmasten
Eind jaren negentig ontstaat steeds meer maatschappelijke onrust over de plaatsing van zendmasten voor draadloze telefonie. Diverse zorgen spelen een rol: zorgen over gezondheidseffecten en horizonvervuiling, vragen over de noodzaak van plaatsing en ‘waarom hier?’. Omwonenden voelen zich overvallen door de komst van een mast in hun omgeving, hebben behoefte aan meer informatie, willen dat hun zorgen serieus worden genomen en verlangen inspraak in de besluitvorming. Wantrouwen in het winstbejag van de telecomoperators en de rol van de Rijksoverheid, die miljarden verdient aan de verkoop van licenties, spelen hierbij ook een rol. Ook bij een aantal gemeenten ontstaat verzet tegen een ‘wildgroei’ aan antennes.
Onderzoek naar gezondheidsrisico’s
In reactie op de onrust stelt de Rijksoverheid in 2000 een nieuw antennebeleid op en ondertekent ze in 2002 het Antenneconvenant, waardoor het nieuwe beleid van kracht wordt. Onder meer de gezondheidsaspecten, de visuele inpasbaarheid van antennes en het instemmingsrecht van bewoners van huurwoningen komen hierbij aan de orde.
Daarnaast zet de overheid bij TNO (laboratorium)onderzoek uit naar de gezondheidseffecten van zendmasten. Uit deze zogeheten COFAM-studie komt naar voren dat aan UMTS-signalen blootgestelde proefpersonen een verminderd gevoel van welbevinden ervaren. De onderzoekers zijn verrast door de uitkom- sten en roepen op tot nader onderzoek. De Gezondheidsraad stelt dat het onderzoek goed is uitgevoerd, maar dat er wel enkele kanttekeningen zijn te plaatsen bij de interpretatie van de resultaten.
Door de uitkomsten van de COFAM-studie laait de publieke discussie op over de gezondheidsrisico’s van zendmasten. De periode van 2003 tot 2006 wordt gekenmerkt door een steeds de kop opstekend protest. Onder andere de gemeenten Spijkenisse, Tilburg, Leeuwarden en Blaricum blokkeren de plaatsing van nieuwe zendmasten. Kritische groepen als Stichting Milieuziektes en
StopUMTS stellen bovendien vraagtekens bij de in hun ogen te beperkte opzet van het COFAM-onderzoek, of vertrouwen TNO niet vanwege mogelijk gedeelde belangen met de Rijksoverheid en KPN.
In reactie op de aanhoudende onrust en om meer duidelijkheid te krijgen over de gezondheidseffecten wordt, mede op advies van de Gezondheidsraad, aanvullend onderzoek uitgezet: de zogeheten Zwitserse studie. In een brief aan de Tweede Kamer stelt staatssecretaris Van Geel dat “(…) de resultaten van het COFAM onderzoek zodanig [zijn] dat nader replicatie en aanvullend onderzoek gewenst en noodzakelijk is.” Als uit de Zwitserse studie geen negatieve gezondheidseffecten van UMTS-straling naar voren komen, zijn de gemeenten echter niet overtuigd. De studie gaat volgens hen ten onrechte niet in op de langetermijnrisico’s van elektromagnetische straling. Ook het feit dat de resultaten van de studie niet openbaar worden gemaakt, wekt achterdocht bij de gemeenten.
Klankbordgroep
In reactie hierop kondigen de Ministeries van Economische zaken (EZ) en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) in 2005 een meerjarig vervolgonderzoeksprogramma aan bij ZonMw naar de gevolgen van elektromagnetische straling. Daarnaast wordt het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid (EMV&G) opgericht, met als doel relevante expertise te bundelen en toegankelijk te maken voor professionals in het veld.
Een onderdeel van het Kennisplatform vormt de Klankbordgroep, waarin betrokken maatschappelijke organisaties in gesprek gaan met deskundigen en beleidsmakers. De Klankbordgroep fungeert als het ‘maatschappelijk geweten’ van het Kennisplatform. Binnen de Klankbordgroep gaan voor- en tegenstanders met elkaar in debat aan de hand van de voortgangsresultaten van het ZonMw-programma en ervaringsverhalen van mensen die ziek (menen te) worden van straling.
De bijeenkomsten van de Klankbordgroep leiden echter niet tot gezamenlijk gedragen bevindingen. Ze leiden vooral tot een patstelling, waarbij geen van de partijen de ander weet te overtuigen. De discussie richt zich vervolgens op de gekozen onderzoeksopzet, de gehanteerde criteria waarop bijvoorbeeld een literatuurreview is gebaseerd of de financiering van het onderzoek. Zo pleiten de kritische groepen voor onderzoek naar de cumulatieve blootstelling aan elektromagnetische straling van mensen in het dagelijks leven, terwijl de onderzoekers erop wijzen dat die blootstelling met behulp van laboratoriumopstellingen niet kan worden gemeten. Maar dat overtuigt de maatschappelijke organisaties weer niet: “(…) hier zit de maatschappij niet op te wachten (…)”, aldus de voorzitter.
Elektrogevoeligen
De patstelling binnen de Klankbordgroep leidt ertoe dat de aandacht verschuift naar een nieuw vraagstuk: hulp aan mensen met klachten als gevolg van elektrogevoeligheid. In 2011 wordt de Denkgroep ElektroHyperSensitiviteit (EHS) opgericht, die zich richt op klachten die worden toegeschreven aan elektromagnetische velden. Dat heeft geleid tot een door ZonMw uitgezet onderzoek naar een goede definitie van EHS en de mate waarin het in Nederland voorkomt. De Denkgroep heeft de aanbeveling gedaan om elektrogevoeligen te helpen, ook als er geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor hun symptomen.
Auteurs: Marijke Hermans, Marjolein van Asselt en Wim Passchier