calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Excellent is niet gewoon

Rapport
31 oktober 2018
Dertig jaar focus op excellentie in het Nederlandse wetenschapsbeleid
Wetenschappelijke excellentie Geldstromen Beurzen
Image
In dit rapport analyseren we dertig jaar excellentiebeleid en de effecten daarvan op onderzoek en onderzoekers. Ook geven we opties om het anders te doen.

Downloads

Downloads

Samenvatting

De afgelopen 30 jaar zijn er steeds meer subsidies en prijzen om excellentie in de wetenschap te bevorderen. Inmiddels is excellentie een belangrijke kernwaarde – niemand is tegen excellentie. Tegelijk zien velen de nadruk op excellentie als oorzaak van wat zij afkeuren in de wetenschap:

  • de toegenomen competitie;
  • de druk om te publiceren;
  • de steeds grotere verschillen in de verdeling van onderzoeksgeld over onderzoeksgroepen.

Deze ontwikkelingen vormen de aanleiding voor dit rapport. Het beschrijft de effecten van een set van beleidsinstrumenten die excellente wetenschap bevorderen, zoals de Vernieuwingsimpuls (met de Veni-, Vidi- en Vici-beurzen) en de ERC Grants van de Europese Onderzoeksraad. Ook reikt het perspectieven aan voor vernieuwing van het beleid.

Grote impact met beperkt budget

Uit het rapport blijkt dat het beleid voor excellente wetenschap de afgelopen dertig jaar effectief is geweest. De beurzen en prijzen oefenen met beperkt budget een sterk sturende invloed uit op het wetenschapssysteem en op het functioneren van onderzoeksgroepen. De impact is in lijn met het doel van het excellentiebeleid. Het beleid heeft geleid tot:

  • selectie van een relatief klein aantal onderzoekers;
  • concentratie van middelen bij deze groep; en
  • differentiatie tussen onderzoeksgroepen met een ruim en een krap budget.

Onderzoekers en onderzoeksgroepen blijken met excellentiefinanciering relatief veel vrijheid te verkrijgen om een eigen koers te bepalen en eigen onderzoekslijnen uit te bouwen. En succes leidt tot nieuw succes; dit schept mogelijkheden om nieuwe excellentiefinanciering te verwerven en continuïteit te creëren.

Onbedoelde effecten

Naast bedoelde effecten, heeft het excellentiebeleid 3 schaduwzijden:

  1. Het systeem om onderzoeksbudget in competitie toe te wijzen wordt steeds duurder en tijdrovender. De kwaliteitsverschillen tussen veel aanvragen zijn zo klein, dat toeval en geluk belangrijke factoren worden bij de toewijzing van subsidies. Bovendien gaat dan de reputatie van een aanvrager een rol spelen: wie eerder won, maakt meer kans op een beurs of prijs. Dit alles roept de vraag op of het selectieproces nog effectief en efficiënt is en of het selecteert op vernieuwing en talent.
     
  2. De focus op excellent onderzoek leidt tot minder aandacht en waardering voor de andere kerntaken van de universiteit: onderwijs en kennisoverdracht. Ook gaat het ten koste van waardevol onderzoek dat niet voldoet aan dominante opvattingen van wat excellent is, en daarmee niet aan de criteria van de excellentieprogramma’s. Zo staan bijvoorbeeld individueel, interdisciplinair, interactief en weinig gangbaar (niet-mainstream) onderzoek al gauw op achterstand.
     
  3. Onderzoeksgroepen zonder excellentiegeld blijken een constante druk te ervaren om toch zulke financiering te verwerven, wat bijdraagt aan de stijgende werkdruk. Dit heeft niet alleen te maken met financiële nood, maar ook met de status die deze beurzen en prijzen verschaffen.

Hoe nu verder?

Dit rapport pleit er niet voor om het beleid gericht op excellent onderzoek af te schaffen. We geven 3 opties voor de toekomst:

  1. Ga door op de ingeslagen weg, of:
  2. Reserveer excellentie alleen nog voor wat boven al het andere uitsteekt, of:
  3. Pas het predicaat excellent ook toe op uitstekend onderwijs, bijzondere samenwerkingsvormen, exceptionele valorisatieactiviteiten, en dergelijke.

Alle opties hebben voor- en nadelen. In het tabblad Aanbevelingen lichten we ze toe.

Bij voorkeur citeren als:

Scholten, W., L. van Drooge en P. Diederen (2018). Excellent is niet gewoon – Dertig jaar focus op excellentie in het Nederlandse wetenschapsbeleid. Den Haag: Rathenau Instituut

    Aanbevelingen

    Onderzoekers, bestuurders, financiers, beleidsmakers moeten heroverwegen wat excellentie in de huidige academische context betekent en hoe dit het best gestimuleerd kan worden. Er zijn 3 opties:

    1. Ga door op de ingeslagen weg. Nadelen als constante competitiedruk en de lagere status van onderwijs en kennisoverdracht zijn dan de prijs die voor een toppositie in de academische rankings geaccepteerd moet worden.

      Het is zeer de vraag is of deze optie houdbaar is. De onbedoelde neveneffecten worden breed als knelpunt ervaren en geven goede redenen om naar alternatieven te zoeken.

       
    2. Reserveer excellentie alleen nog voor wat boven al het andere uitsteekt. Hanteer excellentie niet meer als algemene norm maar reserveer het (weer) voor het waarlijk buitengewone. Dit vraagt van universiteiten om te sturen op ‘degelijk wetenschappelijk onderzoek’: degelijk is goed en excellent is echt exceptioneel – en dus niet de norm waaraan eenieder moet voldoen.

      Deze optie vraagt van financiers om excellentieprogramma’s een echt exclusief karakter te geven. Dat kan bijvoorbeeld door het budget voor de Vernieuwingsimpuls aanzienlijk te verlagen en daarmee geld vrij te maken voor andere bestedingen.

       
    3. Pas het begrip excellent ook toe op uitstekend onderwijs, bijzondere samenwerkingsvormen, exceptionele valorisatieactiviteiten, en dergelijke. Maak het begrip dus niet langer alleen van toepassing op uitstekend fundamenteel onderzoek dat in toptijdschriften terechtkomt.

      In deze optie wordt het begrip excellentie niet ingeperkt, maar gedifferentieerd. Een universiteit die in een reeks van behoeften van de samenleving voorziet, kan ook in meer dan één richting uitblinken.
      Een dergelijke differentiatie van het excellentiebegrip kan helpen om de balans tussen de taken van de universiteit te herstellen.

      Bij deze optie bestaat wel de kans dat een aantal knelpunten, zoals de hoge kosten van budgetverdeling en de nadruk op prestatiemetingen, zich ook gaan voordoen bij andere taken van de universiteit.