calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Schoon fossiel of vuilstort?

Rapport
04 september 2008
Resultaten focusgroepen met burgers over CO2-opslag in lege aardgasvelden
Image
Schoon Fossiel: het schoner gebruiken van brandstoffen door het afvangen en ondergronds opslaan van CO2-gas (ook wel Carbon Capture and Storage CCS) is ‘hot’. Minister Jacqueline Cramer (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) verwacht dat deze technologie in 2020 commercieel toepasbaar is. En de politiek en de industrie zetten er massaal op in.

Dit rapport biedt een basis om de discussie over de wenselijkheid van CCS te voeren, vanuit het perspectief van maatschappelijk draagvlak. Het geeft niet alleen een totaaloverzicht van argumenten vóór en tegen CO2-opslag, maar laat ook zien in welke “taal” burgers over deze technologie nadenken. Het Rathenau Instituut wil hiermee een nuttige bijdrage leveren aan het debat over de toekomstige energievoorziening van Nederland.

Downloads

Downloads

Samenvatting

Dit rapport doet verslag van een bijeenkomst met vier focusgroepen - 31 burgers in totaal - die het Rathenau Instituut op 7 juli 2007 gehouden heeft. De afvang en opslag van CO2 in lege aardgasvelden, ook wel Carbon Capture and Storage (CCS) genoemd, stond centraal. Het doel van de bijeenkomst was de mening van burgers over CCS te verkennen, hun houding tegenover de nieuwe technologie te peilen (“Not In My Back Yard”?) en de invloed van informatievoorziening op hun mening te onderzoeken. Twee focusgroepen bestonden uit burgers die in de buurt van gasvelden woonden; voor de andere twee focusgroepen gold dat juist niet.

Alle groepen discussiëerden eerst zonder dat zij waren voorgelicht over CCS. Vervolgens gaven experts tekst en uitleg over CCS in een collectieve informatieronde. Daarna trok elke groep zich terug voor een nieuwe discussie.

De analyse heeft geleid tot een totaaloverzicht van vele, zo niet alle argumenten vóór en tegen de ontwikkeling van CO2 afvang en opslag in Nederland. Daarmee maakt het onderzoek het proces van meningsvorming over CCS transparant.

Het onderzoek illustreert dat al de vragen en aandachtspunten die spelen rondom CCS zijn te rangschikken op drie invalshoeken, te weten (I) de belofte van CCS voor de aanpak van milieuproblemen, energieproblemen en als economische kans voor Nederland, (II) het implementatieproces van CCS en (III) mogelijke neveneffecten van CCS.

Beoordeling CCS door burgers

De belofte van CCS
De belofte van CCS om klimaatverandering tegen te gaan, staat op een wankel fundament. Burgers gooien diverse milieuproblemen op één hoop en het milieuvraagstuk roept tegenstrijdige geluiden op. De deelnemers aan de focusgroepen vinden het vervelend dat CCS de oorzaak van milieuproblemen niet wegneemt: met of zonder CCS, mensen blijven immers consumeren. Voor de meeste deelnemers is de relatie tussen het klimaatprobleem en CCS als oplossing compleet zoek.

Maar ook wanneer deelnemers begrijpen dat CCS moet leiden tot de vermindering van de CO2 in de atmosfeer, heeft CCS het moeilijk. Beschouw je CO2 als ‘nuttig product’ (voor plantengroei en industrie), dan ben je dat nuttige product voor eeuwig onder de grond aan het stoppen. Maar zie je CO2 daarentegen als afvalproduct, dan maakt de idee van ondergrondse ‘vuilstort’ CCS ook weinig populair. De deelnemers serveren de term ‘Schoon Fossiel’, een gebruikelijk etiket voor kolencentrales waarbij de CO2 wordt afgevangen en opgeslagen, af als ‘oneigenlijke reclame’. Ook de opslag van buitenlandse CO2 – ‘internationale vuilstort onder de Nederlandse bodem’ - wijzen deelnemers radicaal af. Nederland mag niet het ‘vuilnisvat van de wereld’ worden.

Toch zien deelnemers CCS wel als een economisch interessante kans voor innovatie. De technologische kennis zou aan het buitenland verkocht kunnen worden. En Nederland kan daarmee een morele verantwoordelijkheid nemen op milieugebied: ‘iemand moet het voortouw nemen’. Maar, zo menen kritische deelnemers, dan moeten andere landen er wel geld voor over hebben. Zonder internationale commitment blijft de Nederlandse inspanning volgens de deelnemers ‘een druppel op een gloeiende plaat’.

De belofte dat CCS de Nederlandse energievoorziening betrouwbaar kan houden, maakt weinig indruk tijdens de focusgroepen. Een enkeling merkt op dat er sprake is van een urgent probleem omdat de olie opraakt, maar anderen menen dat ‘kolen ook eindig’ zijn. In die zin is CCS dus geen echte oplossing. Op de opmerking uit de informatieronde dat we voor onze huidige energievoorziening afhankelijk zijn van politiek instabiele regio’s, gaan deelnemers niet verder in.

De implementatie van CCS
Lekt de CO2 niet weer weg? En wat doe je als de gasvelden volraken? De deelnemers zetten vraagtekens bij de effectiviteit van CCS. De tien tot vijftien jaar die het zal duren voordat CCS beschikbaar is, wordt als ‘lang’ gezien. Bovendien vinden deelnemers het moeilijk te begrijpen dat je het milieu moet vervuilen om het schoner te maken. De aanleg van CCS komt met vervuiling, en ook het pompen van de CO2 kost energie. ‘Ben je het milieu nou aan het verslechteren of verbeteren?’.

De vraagtekens die deelnemers plaatsen bij de effectiviteit van CCS, zorgen ervoor dat alternatieven voor CCS vanzelf reële opties worden. Zij verwachten veel van technologische oplossingen voor zonne- en windenergie, schonere auto’s, hogere dijken en kernenergie. Deze alternatieve oplossingen worden een stuk minder kritisch bejegend dan CCS. Het minst populaire alternatief voor CCS is de idee dat burgers zelf verantwoordelijkheid gaan nemen voor het milieu.

Ook het idee dat CCS een ‘overbruggings-oplossing’ is, totdat meer duurzame technologieën ontwikkeld zijn, wordt kritisch ontvangen. De deelnemers zijn bang dat het er niet meer van komt om duurzame technologieën te ontwikkelen; de periode met CCS ‘mag niet uitgerekt worden omdat het wel lekker gaat’. Als de gasvelden gevuld zijn met CO2 of als de fossiele bronnen opraken, moeten de alternatieven gebruiksklaar zijn.

Opvallend genoeg wil een aantal deelnemers risico’s nemen om de tijd die het kost om CCS te ontwikkelen, te kunnen versnellen. Voor deze deelnemers is het klimaatprobleem te urgent voor langdurig onderzoek. Andere deelnemers pleiten sowieso voor meer onderzoek naar toepassing van CCS.

De neveneffecten van CCS
‘Leidt CCS tot bodemverzakking?’ En: ‘Wordt bodemverzakking veroorzaakt of juist voorkomen door het volpompen van lege gasvelden?’ De deelnemers stellen deze vragen uit zichzelf. Ook de vraag of de huizenprijzen mogelijk kunnen dalen door CCS, wordt door deelnemers zelf ingebracht. Bovendien zijn zij bang om voor de kosten van CCS op te draaien. Bezwaren over de aantasting van het landschap door boortorens of de eventuele kinderarbeid in buitenlandse kolenmijnen, triggeren bij de deelnemers geen verdere discussie.

Een paar deelnemers maken zich weinig zorgen over de veiligheid en beheersbaarheid van CCS, omdat er in Nederland al veel ervaring met aardgas bestaat en de CO2- opslag op grote diepte plaatsvindt. Sommige deelnemers blijven bang dat CO2 ontsnapt, ook al zijn ze erover geïnformeerd dat CO2 niet brandbaar, niet explosief en in beperkte hoeveelheden niet giftig is. Meerdere deelnemers blijven CCS op één lijn plaatsen met de problematiek van kernafval. Als je CCS zo wilt toepassen, waarom dan geen kernenergie? Ook daar speelt een langetermijn beheersvraagstuk: wie is verantwoordelijk voor het afval over 1000 jaar? 

Houding tegenover CCS als nieuwe technologie

Not In My Back Yard (NIMBY)
Het onderzoek met focusgroepen laat zien dat de NIMBY-factor een beperkte rol speelt bij burgers. Sommige deelnemers geven aan het prima te vinden als CCS in hun achtertuin zou komen en anderen zijn fel tegen. Veel deelnemers reageren echter genuanceerd. Diverse deelnemers maken zich eerder zorgen over de duurzaamheid van CCS ‘in het algemeen’, ongeacht de locatie waar het specifiek wordt toegepast.

Het daadwerkelijk actie voeren tegen lokale plannen voor CCS wordt in geen van de groepen genoemd – terwijl veel deelnemers wel ervaren dat CCS hen wordt opgedrongen. Burgers lijken in dat geval eieren voor hun geld te kiezen. ‘Hij staat er dan toch al’. Anderen geven aan te verhuizen of niet meer op deze regering stemmen als sanctie te zien. De deelnemers denken niet veel veranderingsmacht te hebben. Het is opvallend dat deelnemers in de discussie wel een onderscheid aanbrengen tussen een proefproject met CCS of toepassing van bewezen technologie. De verwachting is dat risico’s bij een proefproject groter zijn. De suggestie komt op om eerst op zee te testen.

Houding richting initiatiefnemers en informatie
Veel deelnemers koesteren een wantrouwen tegenover informatie. Dit komt niet alleen voort uit een wantrouwen jegens de overheid en industrie als initiatiefnemers van CCS, maar dit volgt ook uit een wantrouwen richting wetenschappers en experts die over de opbrengsten en risico’s van zo’n technologie rapporteren. Eigenbelang speelt niet alleen in het bedrijfsleven, maar ook in de politiek en op universiteiten een rol, denken sommigen. Meerdere deelnemers vragen om ‘keiharde feiten’ en niet om ‘schijninformatie’. Een aantal deelnemers zet ook vraagtekens bij het nut van de focusgroep. Zij voelen zich machteloos: het wordt toch wel doorgedrukt – ook al gaat het in de praktijk altijd langer duren en blijken vaak onvoorziene effecten op te treden. Andere deelnemers zijn minder wantrouwend.

Wat betreft het wantrouwen richting informatie is er sprake van een paradoxale situatie. Aan de ene kant worden experts niet vertrouwd als zij een sluitend verhaal presenteren; dat komt ‘te gelikt’ over. Tegelijkertijd waarderen veel deelnemers het ook niet als experts met een gebalanceerd verhaal komen, waarin voor- en nadelen en onzekerheden hun plek hebben. Voor veel deelnemers is juist dat weer een reden om negatief tegenover CCS te staan: blijkbaar hebben experts hun huiswerk nog niet gedaan.

Invloed informatievoorziening op meningsvorming
De invloed van de tijdens de focusgroepen geboden informatie over CCS blijkt beperkt te zijn, omdat deelnemers veel invalshoeken zelf al op het spoor komen. Enkele voorstanders blijven voor en enkele tegenstanders geven na de informatieronde nog steeds aan tegen te zijn. Maar velen blijven twijfelen of reageren genuanceerd. Sommige getallen uit de informatievoorziening komen prominent terug in latere discussies, maar hun invloed op de meningsvorming is niet eenduidig.

Geen enkel element uit de informatievoorziening leidt tot een collectief eindoordeel over CCS – noch positief, noch negatief. Wel kwam het idee om buitenlands CO2 in de Nederlandse bodem op te slaan voor meerdere deelnemers als een pijnlijke verrassing.

Ontbrekende informatie over alternatieven voor CCS lijkt des te meer invloed te hebben op de meningsvorming over CCS. In de informatieronden zijn enkele alternatieven voor CCS alleen aangestipt, te weten energiebesparing, duurzame energie en kernenergie. De vele alternatieven die deelnemers bespreken, kunnen daarmee als ideaalbeeld in stand blijven. Ten opzichte van die ideaalbeelden steekt CCS al snel minder rooskleurig af.

Conclusie en aanbeveling

Het onderzoek wijst in de richting dat er enig draagvlak bij burgers is voor de ontwikkeling van CCS in Nederland, maar dat dit draagvlak beperkt is. De meeste focusgroepdeelnemers reageren genuanceerd op deze nieuwe technologie. Juist doordat zij CCS vanuit vele aandachtspunten beoordelen, komen zij niet snel tot een eindoordeel.

Temidden van deze vele aandachtspunten zijn zes concrete pijnpunten aan te wijzen waardoor deelnemers twijfelen over de wenselijkheid van deze technologie. Deze pijnpunten zijn: (1) het adverteren van CCS als schone technologie, (2) onzekerheid over de meerwaarde van CCS ten opzichte van alternatieven, (3) het langetermijn beheersvraagstuk van de opslag, (4) de internationale commitment voor milieu- en klimaatproblemen, (5) Not In My Back Yard: testen op zee versus testen op land, (6) de opslag van buitenlands CO2 onder Nederlandse bodem. Aan initiatiefnemers voor CCS wordt geadviseerd om over deze pijnpunten een open dialoog met de samenleving te voeren, om te voorkomen dat burgers de opslag van CO2 op oneigenlijke gronden afwijzen.