calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Eieren voor het onderzoek

Rapport
05 februari 2019
Prijs, waarde en impact van wetenschap
Wetenschapsbeleid economie impact
Image
Naturalis, bezoekers bekijken een vondst van Darwin
Het politieke debat over de economische impact wordt sterk gedomineerd door de vraag hoe hoog de uitgaven aan of investering in wetenschap moeten zijn. Meestal wordt voor de onderbouwing gebruik gemaakt van macro-economische analyses.

Voor dit rapport koos het Rathenau Instituut voor een andere insteek. Op basis van bestaande literatuur worden de mogelijkheden om de economische impact van wetenschap en daarmee wetenschapsbeleidmaatregelen in kaart te brengen onderzocht. De conclusie is dat het, als het gaat om investeringen in de wetenschap en de economische impact daarvan, verstandiger lijkt te focussen op de aard van de investeringen en hun effecten.

Dit rapport kwam tot stand op verzoek de Tweede Kamer en is bedoeld om de Kamer bouwstenen te geven voor een discussie die verder gaat dan de hoogte van investeringen in de wetenschap.

Downloads

Downloads

Samenvatting

De Tweede Kamercommissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het initiatief genomen voor een conferentie over de economische impact van wetenschap. Niet omdat getwijfeld wordt dat die impact er is, maar omdat het lastig blijkt om die economische impact als factor mee te nemen in het beleid. In de afgelopen jaren heeft dat tot veel politieke discussie geleid, soms in het parlement, soms daarbuiten. De veronderstelling is dat, als we beter de economische impact van wetenschap zouden kunnen meten, onderzoeken, vaststellen en bewijzen, er beter wetenschapsbeleid mogelijk is.

In dit rapport wordt op basis van bestaande literatuur:

  • een overzicht gegeven van verschillende methoden om economische impact van wetenschap te meten; en
  • mogelijkheden aangegeven om het economische effect van wetenschapsbeleidmaatregelen in kaart te brengen.

Publieke investeringen in wetenschap leiden meestal niet direct tot een economische impact. De impact is afhankelijk van diverse interacties van de investeringen en complementaire investeringen in een dynamisch kennissysteem. Het rapport belicht de Nederlandse discussie hierover, die zich op een gegeven moment toespitste op de vraag of en hoe goed het CPB de uitgaven aan wetenschappelijk onderzoek verwerkt in zijn wetenschappelijke modellen.

Vervolgens wordt een overzicht gegeven van verschillende methoden om de economische waarde en de impact van wetenschap anders dan via een macro-economische aanpak te meten:

  1. Een Economische Impact Analyse kijkt naar effecten van investeringen in de economie, en heeft geen of nauwelijks aandacht voor opbrengsten die specifiek zijn voor investeringen in wetenschap (opbrengsten uit kennis en innovatie).
  2. Innovatie Impact Analyse kijkt wel specifiek naar deze opbrengsten uit kennis en innovatie, maar daarbij worden innovaties (bijna) volledig toegeschreven aan investeringen in wetenschap.
  3. Het Payback Framework lost dit op door specifiek te volgen hoe in de loop van onderzoeksprojecten verschillende impacts gerealiseerd worden, waardoor een veel beter onderscheid gemaakt kan worden tussen directe en indirecte economische opbrengsten.
  4. De benadering van Impact Pathways doet geen overkoepelende uitspraken over het (lineaire) verband tussen investering en uiteindelijk opbrengsten (uit bijvoorbeeld innovaties), maar laat verschillende paden zien waarop investeringen in wetenschap kunnen leiden tot een economisch rendement, in een dynamisch kennisecosysteem.
  5. Ten slotte is er gewezen op de mogelijkheid van Maatschappelijke Kosten Baten Analyses, die de mogelijkheid bieden investeringen in wetenschap te koppelen aan het brede welvaartsbegrip. Er is met deze methode nog weinig ervaring opgedaan ten aanzien van de berekening van impact van investeringen in wetenschap.

Ten slotte is er gekeken naar of het mogelijk is de economische impact van keuzes in het beleid te onderzoeken. Vier impactpaden zijn besproken die focussen op de aard van de investeringen en hun effecten.

De conclusie is dat het verstandiger lijkt om, als het gaat om investeringen in wetenschap en de economische impact daarvan, te focussen op effecten via zulke impactpaden, in plaats van op (alleen) de hoogte van de investering. Als voorbeelden van dergelijke impactpaden worden genoemd:

  • het opleiden van mensen door onderzoek,
  • economische verwaarding van kennis via contractonderzoek, consultancy en PPS,
  • gebruik van onderzoek in de ontwikkeling van methoden en instrumenten,
  • de dynamiek van regionale kennisecosystemen.

Voor de Tweede Kamer bieden de vier besproken impactpaden, evenzovele handvatten voor de structurering van het gesprek over de economische impact van wetenschap.

Conclusie

De conclusie is dat het verstandiger lijkt om, als het gaat om investeringen in wetenschap en de economische impact daarvan, te focussen op effecten via zulke impactpaden, in plaats van op (alleen) de hoogte van de investering. Als voorbeelden van dergelijke impactpaden worden genoemd:

  • het opleiden van mensen door onderzoek,
  • economische verwaarding van kennis via contractonderzoek, consultancy en PPS,
  • gebruik van onderzoek in de ontwikkeling van methoden en instrumenten,
  • de dynamiek van regionale kennisecosystemen.

Voor de Tweede Kamer bieden de vier besproken impactpaden, evenzovele handvatten voor de structurering van het gesprek over  de economische impact van wetenschap.

Impactpaden

kunnen we in het Nederlandse wetenschapsbeleid vier impactpaden herkennen, waarlangs het beleid de economische impact probeert te vergroten. Dit zijn (1) het opleiden van mensen, (2) directe kennisoverdracht aan derde partijen, (3) het ontwikkelen van nieuwe instrumenten en methoden, en (4) de ontwikkeling van netwerken. Over de andere twee impactpaden die in hoofdstuk 2 genoemd werden – vergroten van de voorraad kennis en het genereren van nieuwe bedrijven – is op basis van deze twee rapporten weinig te zeggen.

1. Het opleiden van mensen

Via het opleiden van mensen op Ma- en PhD-niveau heeft wetenschap economische impact door vergroting van het menselijk kapitaal. Deze bijdrage is een van de redenen waarom de overheid in de afgelopen decennia gestreefd heeft naar een hoger aantal hoger opgeleiden en promovendi, onder meer via research masters en onderzoekscholen.

Kansrijk Wetenschapsbeleid kijkt hier niet naar, maar in andere studies heeft het CPB wel empirisch bewijs gevonden, dat master- en PhD-opleidingen renderen. In Kansrijk Wetenschapsbeleid wordt wel ingegaan op de verwevenheid van onderwijs en onderzoek, waarbij gekeken wordt of er empirisch bewijs is of de ontkoppeling van onderwijs en onderzoek effect heeft.

In de Balans van de Wetenschap worden verschillende indicatoren genoemd die samenhangen met de impact, zoals de arbeidsmarkt voor masterstudenten en PhD’s, kwaliteit van masteropleidingen, en aantallen PhD studenten.

Voor inzicht in de economische impact van wetenschap(sbeleid) lijkt het zinvol en mogelijk om meer dan voorheen in kaart te brengen wat de effecten zijn van maatregelen op het opleiden van (jonge) mensen.

2. Consultancy, contractonderzoek en PPS

Misschien wel de meest zichtbare vorm van economische waarde van wetenschappelijke expertise komt tot uiting in de mate waarin private bedrijven bereid zijn hiervoor te betalen. Dit kan bijvoorbeeld door contractonderzoek, betaling voor advisering, private bijdragen aan publieke onderzoeksprojecten of strategische publieke private bijdragen. De omvang van deze middelen wordt bijgehouden via de nationale statistieken en ook per organisatie.

In Kansrijk Wetenschapsbeleid wordt deze vorm van economische impact alleen besproken in relatie tot verruiming van de tki-toeslag om meer PPS te stimuleren. Het effect van de maatregel is onbekend.

In de Balans van de Wetenschap wordt de omvang van de private bijdrage aan publieke kennisinstellingen gebruikt als één van de indicatoren voor de impact die wetenschap heeft op de innovatiekracht.

Door de KNAW wordt in de studie naar de interactie tussen publieke en private investeringen in R&D empirisch bewijs gegeven dat publieke uitgaven ervoor kunnen zorgen dat er private uitgaven worden gedaan.

Voor inzicht in de economische impact van wetenschap(sbeleid) lijkt het zinvol en mogelijk om meer dan voorheen in kaart te brengen wat de effecten zijn van maatregelen op de omvang van private bijdragen aan publieke kennisinstellingen.

3. Het ontwikkelen van nieuwe instrumenten en methoden

Via het ontwikkelen van nieuwe instrumenten en methoden kan wetenschap direct effect hebben op de productiviteit van bestaande processen, en nieuwe markten creëren. In Nederland hebben TO2-instellingen als deel van hun missie om innovaties te creëren; heeft het gebied Technische en Toegepaste Wetenschappen van NWO een Open Technologieprogramma gericht op toepassingsgericht technologisch onderzoek; en wordt via de Kennis en Innovatie Agenda’s van de Topsectoren geprobeerd het publiek gefinancierd onderzoek goed aan te laten sluiten op behoeftes van de industrie.

Kansrijk Wetenschapsbeleid bespreekt een aantal beleidsmaatregelen gericht op verandering van octrooibeleid en -wetgeving om de benutting van kennis te versterken. Het in eigendom geven van octrooien aan onderzoekers wordt niet kansrijk geacht. Een ‘grace period’ voor Europese patenten, die het onderzoekers mogelijk maakt om te publiceren en te octrooieren, is wel kansrijk.

In Balans van de Wetenschap wordt aandacht aan deze impactroute besteed, door te kijken naar valorisatiefaciliteiten en het aantal patenten van instellingen.

In hoofdstuk 2 hebben we gezien dat STW, dat nu opgegaan is in NWO als het gebied Technische en Toegepaste Wetenschappen, jaarlijks een utilisatierapport uitbracht. Hierin werden indicatoren gegeven voor de mate waarin de kennis door de bij een project betrokken bedrijven ook gebruikt was.

Voor inzicht in economische impact van wetenschap(sbeleid) lijkt het mogelijk om in het kader van specifieke instrumenten zoals TTW-programma’s en topsector-gerelateerd onderzoek, de utilisatie beter te evalueren.

4. Het ontwikkelen van nieuwe netwerken via campussen, science parks etc.

Door het creëren en onderhouden van netwerken waarin universiteiten, bedrijven en andere organisaties samenwerken, ontstaan er mogelijkheden voor diverse informele interacties die de uitwisseling van kennis en de ontwikkeling van publiek-private samenwerking vergemakkelijken.

Kansrijk Wetenschapsbeleid merkt op dat netwerken en PPS de kans op benutting binnen het netwerk of samenwerking vergroten, maar daarentegen het risico toeneemt dat de kennis niet voor anderen beschikbaar is. Effecten van mogelijke beleidsmaatregelen om PPS te stimuleren zijn daarom moeilijk te voorzien. Andere CPB-studies meten economische effecten voor regionale nabijheid van bedrijven bij universiteiten.

In Balans van de Wetenschap wordt de ontwikkeling van regionale kennisecosystemen gevolgd door te kijken naar valorisatiefaciliteiten, innovatiecampussen, science parks en faciliteitencampussen. Ook wordt de samenwerking tussen universiteiten en hogescholen gemeten.

Er is veel theoretische en empirische ondersteuning dat netwerken van universiteit(en) en bedrijven de benutting van wetenschappelijke kennis bevorderen. Voor inzicht in de economische impact van wetenschap(sbeleid) lijkt het zinvol en mogelijk om meer dan voorheen in kaart te brengen wat de effecten zijn van maatregelen op de ontwikkeling van (regionale) netwerken en samenwerking.