Nieuwe benadering vergt nieuwe instituties
Wetenschappers, beleidsmakers en maatschappelijke organisaties bespraken stellingen over hoe Nederland kan besluiten over de eindberging van zijn radioactief afval (foto: Dirk Hol)

In het kort
- Wetenschappers, beleidsmakers, ondernemers en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties bespraken wat Nederland van andere landen kan leren over de berging van radioactief afval.
- De bijeenkomst in Den Bosch was onderdeel van een serie activiteiten die het Rathenau Instituut uitvoert om het kabinet volgend jaar over het besluitvormingsproces te kunnen adviseren.
- Nieuwe nucleaire ambities zorgen voor meer radioactief afval dan eerder voorzien.
Het Rathenau Instituut organiseerde de bijeenkomst naar aanleiding van het verschijnen van het boek The future of radioactive waste governance: Lessons from Europe. Hierin beschrijven zo’n 25 internationale wetenschappers hoe tien Europese landen, waaronder Nederland, een oplossing zoeken voor de definitieve berging van hun radioactieve afval. Een deel van dat afval kan meer dan 100.000 jaar radioactief blijven.
Veel landen kozen aanvankelijk een benadering waarbij de overheid op basis van technische informatie een beslissing nam, die ze vervolgens bekendmaakte en verdedigde, zei onderzoekcoördinator Rinie van Est van het Rathenau Instituut. Omdat deze top-downaanpak weinig resultaat opleverde, maar wel veel maatschappelijke weerstand, gooiden ze het roer om. Ze gingen maatschappelijke organisaties en lokale en regionale overheden meer betrekken en meer met hen overleggen om pas daarna tot een beslissing te komen.
100 jaar bovengronds
Ook het beleid van de Nederlandse regering ondervond maatschappelijke weerstand. Plannen van het kabinet om eind jaren zeventig via proefboringen in Groningen en Drenthe te onderzoeken of de bodem er geschikt is voor de eindberging van het afval, zorgden voor massaal protest vanuit de bevolking en het lokale bestuur. In de jaren tachtig besloot het kabinet om het afval eerst zo’n 100 jaar bovengronds op te slaan en rond het jaar 2100 een beslissing te nemen over een methode voor eindberging en op zoek te gaan naar een geschikte locatie daarvoor.
In Nederland dient de participatieve wending nog grotendeels handen en voeten te krijgen, zei Van Est. Organisatorische veranderingen zullen ervoor moeten zorgen dat burgers, maatschappelijke organisaties en lagere overheden op een zinvolle manier kunnen meepraten en meebeslissen. Door hun zeggenschap te geven en toegang tot belangrijke kennis kunnen ze meer grip op krijgen op het besluitvormingsproces en meer vertrouwen in de uitkomsten daarvan.
Beslissing in 2100
‘We hebben nu zo’n 110 kubieke meter radioactief afval’, zei directeur Jan Boelen van COVRA, het bedrijf dat in Nederland verantwoordelijk is voor de verzameling en opslag van het afval. Daar zal de komende jaren wellicht nog veel bijkomen, zo maakte hij duidelijk in een panelgesprek met vijf deskundigen. Boelen rekende voor dat de beide nieuwe centrales die de regering gepland heeft, drie keer zo groot zijn als de huidige in Borssele. De kleinere centrales waar verschillende provincies over nadenken, ontlopen Borssele in omvang niet veel. Daarnaast zal in Nederland ook de productie van medische isotopen toenemen. ‘Dit betekent dat we rond 2050 te weinig plek hebben op de huidige locatie.’
Verschillende deelnemers leek het dan ook een goed idee om de beslissing over de definitieve opslag te vervroegen. ‘Ik denk dat 2040 een goed moment zou zijn’, zei kernenergiedeskundige Jan Haverkamp van Greenpeace en WISE. ‘Mijn grote zorg is dat de berging in de diepe ondergrond niet gaat werken. Daar is de afgelopen jaren helemaal geen onderzoek naar geweest. Als dat niet blijkt te kunnen en we gaan pas in 2100 beslissen, zijn we met die nieuwe centrales misschien in een fuik gezwommen.’
Burgerparticipatie
‘Er is ook een verplichting om burgers te betrekken bij de beslissing over de definitieve opslag’, zei participatiedeskundige Anne Loeber van het Athena Instituut. Maar om dat op een goede manier te doen, hebben die burgers wel voldoende informatie nodig die ze ook vertrouwen.
Vertrouwen is er niet in Drenthe, stelde provinciaal beleidsmedewerker Wim Bijsterbosch. Zijn provincie heeft zelfs in haar beleid vastgelegd dat ondergrondse opslag van radioactief afval niet is toegestaan. Maar volgens Bijsterbosch is vertrouwen van burgers wel te herstellen, zoals bleek bij de ondergrondse gasopslag in de plaats Norg, waar een nieuwe burgemeester aantrad en een voorziening werd opgericht waar inwoners terecht konden met hun zorgen en vragen.
Volgens beleidsmedewerker Marie-Noëlle Martin van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft Nederland nog geen beleid om burgers te betrekken bij de besluitvorming over de eindberging van radioactief afval. Wel wees ze erop dat het kabinet de Tweede Kamer een stappenplan heeft beloofd over het mogelijke besluitvormingsproces. ‘Het lijkt mij logisch om participatie daar dan ook in op te nemen.’
Advies over de besluitvorming
De bijeenkomst in Den Bosch en het boek met de lessen uit Europa zijn onderdeel van een meerjarig onderzoek- en dialoogprogramma dat het Rathenau Instituut uitvoert op verzoek van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Dat moet medio volgend jaar leiden tot een advies over hoe Nederland op een goede manier over de eindberging van zijn radioactief afval kan beslissen. Als voorbereiding daarop publiceerde het Rathenau Instituut eerder dit jaar al een historisch onderzoek naar het Nederlandse beleid voor radioactief afval. In de komende maanden zullen nog studies verschijnen naar het juridisch kader waarbinnen de besluitvorming moet plaatsvinden en naar de kennis die in Nederland aanwezig is over eindberging van radioactief afval.


