Cijfers over de directe financiële en indirecte fiscale steun van de rijksoverheid op het gebied van Research & Development (R&D) en innovatie over de periode 2012-2018.
Downloads
Downloads
Samenvatting
In dit overzicht presenteert het Rathenau Instituut cijfers over de directe en indirecte uitgaven van verschillende departementen op het gebied van Research & Development (R&D). Voor het eerst zijn er ook cijfers opgenomen over uitgaven voor innovatie voor de periode 2012-2018.
De belangrijkste conclusies van het overzicht zijn:
- Ondanks een toenemende samenhang tussen R&D en innovatie, zowel in het overheidsbeleid als in de uitvoering ervan, vertaalt deze toename zich niet in een groter aandeel van de R&D-uitgaven van de overheid dat gericht is op het stimuleren van innovatie. In het totale beeld van alle R&D en innovatie-uitgaven stijgt het aandeel innovatie-uitgaven van 32 procent in 2012 tot bijna 36 procent in 2014, om vervolgens te dalen tot 31 procent in 2018. Hieruit kunnen vooralsnog geen harde conclusies worden getrokken, omdat het voor de ministeries vrij lastig is gebleken een goede inschatting van deze uitgaven te maken. Ze hebben hiervoor meer tijd en ervaring nodig.
- De directe overheidsuitgaven voor R&D dalen in de periode 2012-2018 vanaf 2013, zowel in absolute (minus 12 procent) als in relatieve zin (van 0,78 naar 0,65 procent van het BBP). Dit is hoofdzakelijk het gevolg van maatregelen in het regeerakkoord van 2010. De afname is met name te zien in de uitgaven van de volgende departementen: Buitenlandse Zaken, Defensie, Infrastructuur en Milieu, Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De indirecte overheidsbijdragen aan R&D via de Wet Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk (WBSO) en Research en Development Aftrek (RDA), die primair gericht zijn op bedrijven, gaan na 2015 dalen.
- De omvang van de totale uitgaven voor R&D en innovatie, zowel de directe en als de indirecte (=fiscale), volgt voor het grootste deel de ontwikkeling van de R&D-uitgaven, en daalt tussen 2012 en 2018 met ongeveer 550 miljoen. Als aandeel van het BBP is dit een daling van 0,96 naar 0,82 procent. Hieruit volgt dat de uitgaven voor de fiscale instrumenten de daling in de directe R&Duitgaven niet compenseren.
- De overheid zet haar R&D grotendeels via institutionele financiering uit. Het aandeel projectfinanciering neemt de komende jaren af van 29 tot 24 procent en het aandeel institutionele financiering stijgt van 71 tot 76 procent.
- Over een langere periode (1999-2018) genomen, dalen de directe R&D-uitgaven als percentage van het BBP: van 0,79 in 1999 tot 0,65 in 2018. Het totaal van de directe en indirecte overheidsuitgaven als percentage van het BBP is redelijk stabiel tot en met 2008, stijgt daarna enkele jaren om vervolgens vanaf 2014 af te nemen tot onder het niveau van 1999 (0,86 in 1999 tegenover 0,80 in 2018).