calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Overheidsfinanciering van R&D

factsheet
18 april 2023
R&D Overheidsfinanciering onderzoek

Foto: Peter Hilz/Hollandse Hoogte

Image
Overheden zijn belangrijke financiers van R&D. In Nederland financiert de rijksoverheid bijna een derde van de totale R&D uitgaven. Deze factsheet geeft inzicht in de Nederlandse rijksoverheidsuitgaven aan Research & Development (R&D) en innovatie. Ook plaatst het deze uitgaven in internationaal perspectief. Daarnaast kijken we naar de regionale en Europese uitgaven.

In het kort

  • De absolute uitgaven aan R&D van de overheid stijgen van 4,7 miljard in 2012 naar 7,8 miljard in 2022.
  • OCW en EZK financieren 84% van de R&D-uitgaven in 2022.
  • De indirecte Nederlandse overheidsuitgaven aan R&D zitten boven het EU-27 gemiddelde.

Deze factsheet is verdeeld in vijf paragrafen. We kijken naar:

  1. de rijksoverheidsuitgaven voor R&D;
  2. de rijksoverheidsuitgaven voor innovatie;
  3. de rijksoverheidsuitgaven in internationaal perspectief;
  4. regionale uitgaven;
  5. Europese uitgaven.
     


1. R&D-financiering door de rijksoverheid door de jaren heen

De overheid financiert R&D direct (via basis- of projectfinanciering) of indirect (in de vorm van fiscale steun).

De volgende figuur toont vanaf 2000 de twee vormen van overheidssteun voor R&D - zowel directe financiering als fiscale steun. De directe investeringen zijn ook weergegeven als percentage van het bruto binnenlands product om ze in de context van de economie te plaatsen.
 

         Directe en indirecte (fiscale) overheidsuitgaven aan R&D

Overheidsfinanciering
Bron: Rathenau Instituut (TWIN)
Notities: De cijfers zijn gebaseerd op de diverse begrotingen van de ministeries. Het gaat om de budgetten voor R&D van de rijksoverheid: de budgetten van de provincies worden hierin niet meegenomen. Het fiscale deel betreft alleen de WBSO/RDA, die gericht is op R&D (MIA/VAMIL zijn alleen gericht op innovatie en hier niet meegenomen).

In bovenstaande grafiek zien we tot 2011 de directe R&D-uitgaven van de overheid (in euro’s) jaarlijks stijgen. In 2012 is er sprake van een daling. Vervolgens laat het totaal aan overheidssteun in de meerjarenbegroting een licht stijgende trend zien tot 2017. Vanaf 2017 stijgen de R&D uitgaven sterk, onder andere door de extra investeringen uit het Regeerakkoord 2017. De stijgingen vanaf 2021 komen onder andere door het Nationaal Groeifonds en extra investeringen van ministerie OCW. 

De volgende tabel gaat in op de ontwikkeling van de R&D-uitgaven per departement in de periode 2021-2022. Binnen de uitgaven voor R&D kan een innovatie relevante component worden onderscheiden, daar komen we later in dit factsheet op terug. De uitgaven zijn conform internationale afspraken. 

             Overheidsbudgetten voor R&D per departement, in miljoenen euro's

2021 2022
Realisatie Voorlopig
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 4853,9 5323,7
Economische Zaken en Klimaat 865,3 1233,2
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 515,9 488
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 238,7 254,9
Defensie 189,8 180,5
Infrastructuur en Waterstaat 89,2 117,8
Buitenlandse Zaken 46,2 118,9
Justitie en Veiligheid 24 24,8
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 12,3 12,6
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 11,1 11,6
Algemene Zaken 0,7 0,6
Nationaal groeifonds 0 0
Totaal generaal 6847,1 7766,6
Totaal in percentage bbp 0,8 0,82

De tabel laat zien dat binnen de Rijksoverheid ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) de twee grootste financiers van R&D zijn, samen verantwoordelijk voor 84 procent van de uitgaven in 2022. Vanaf 2021 maken ook middelen van het Nationaal Groeifonds onderdeel uit van de R&D-financiering. Deze zorgen ervoor dat de R&D-uitgaven stijgen. Binnen de OCW-uitgaven neemt de universitaire eerste geldstroom het grootste deel voor zijn rekening. Deze stijgen vanaf 2023 hard.

De R&D-uitgaven stijgen absoluut gezien door de jaren heen. De R&D-uitgaven van de overheid als percentage van het bbp lopen op tot 0,80 in 2021. De stijging in de directe R&D-uitgaven vertaalt zich dus ook in een hoger percentage van het bbp. 

 

2. Innovatie en innovatierelevante uitgaven

Vanaf 2014 worden tegelijk met de overheidsuitgaven voor R&D ook de overheidsuitgaven voor innovatie verzameld. De verzameling van de innovatie-uitgaven staat nog in de kinderschoenen. 

De volgende tabel laat de verschillende vormen van overheidssteun voor R&D en innovatie zien voor 2021-2022. Van de totale rijksbijdrage aan R&D en innovatie bestaat in 2022 78% uit directe uitgaven voor R&D. 15% bestaat uit indirecte fiscale steun voor R&D en innovatie. Directe innovatie-uitgaven beslaan 7%. 

     Directe en indirecte financiële steun voor R&D en innovatie, in miljoenen euro 

2021 2022
Realisatie Voorlopig
Uitgaven voor R&D 6847,1 7766,6
waarvan innovatierelevant 1315 1555,3
Uitgaven voor innovatie, niet zijnde R&D 447,3 671,7
Fiscale instrumenten voor R&D en innovatie 1565 1480
waarvan alleen voor innovatie 149 139
Totale uitgaven voor R&D en innovatie 8859,3 9918,3


3. Internationale vergelijking van de overheidsfinanciering van R&D

Hoe verhouden de Nederlandse R&D-uitgaven zich tot die van andere landen? In de volgende figuur vergelijken we de overheidsuitgaven voor R&D in 2021 van een aantal Europese landen op basis van hun relatieve uitgaven (in procenten bbp). De figuur laat zien dat het gemiddelde van Nederland net iets hoger ligt dan dat van de EU-27 landen.

Voor een goede vergelijking zou ook de indirecte (fiscale) steun moeten worden meegerekend bij de directe R&D-uitgaven. De meeste landen kennen dergelijke fiscale faciliteiten, enkele (nog) niet (Duitsland en Zwitserland). Als we kijken naar de indirecte steun dan zien we dat Nederland boven het OESO en EU-27 gemiddelde staat (zie datapublicatie Overheidssteun voor R&D, in % van het BBP (internationaal)). De fiscale faciliteiten als percentage van het bbp in 2020 varieert van 0 tot 0,31 procent; in Nederland is dit 0,15 procent.


4. Regionale uitgaven

Ook op regionaal niveau zijn er activiteiten op het gebied van kennis en innovatie, zij het dat deze nog nauwelijks in kaart zijn gebracht. Voor de TWIN-publicatie 2013-2019 is een eerste inventarisatie uitgevoerd naar de financiering van kennisontwikkeling en innovatie op regionaal niveau. Het gaat om Europese middelen, provinciale middelen en matchingsmiddelen vanuit de rijksoverheid. Verder zijn er naast de provincies, regionale ontwikkelingsmaatschappijen, management autoriteiten en andere regionale organisaties betrokken. De budgetten die provincies de afgelopen jaren committeerden voor kennis en innovatie lagen tot en met 2021 tussen € 137 en € 270 miljoen. In 2020, 2021 en 2022 liggen deze investeringen hoger, onder andere doordat er extra middelen zijn vrijgemaakt in verband met COVID-19, maar ook door nieuwe projecten en initiatieven. De provincies budgetteren in totaal € 249 miljoen voor kennis en innovatie in 2022.

5. Europa

Ook de Europese Unie draagt bij aan de financiering van de wetenschap in Nederland. Sinds 1984 gebeurt dit vooral via zogenoemde Kaderprogramma’s, die een toenemende omvang kennen. Het achtste kaderprogramma, Horizon 2020 (H2020), liep van 2014-2020, met een totaalbudget van 77 miljard euro. Het nieuwe kaderprogramma, Horizon Europe, loopt van 2021-2027. Dit kaderprogramma, met een budget van 95,5 miljard euro, is medio april 2021 van start gegaan. Nederlandse instellingen, zowel publiek als privaat, haalden tot dusver met een retour van bijna anderhalf maal de Nederlandse bijdrage relatief veel middelen uit H2020 en Horizon Europe. Het aandeel van de Europese financiering in de totale publieke R&D-financiering in Nederland steeg van 9 procent tijdens het 7e Kaderprogramma tot ongeveer 12,5 procent in H2020. In 2021, het eerste jaar van Horizon Europe, was het 12,7 procent.

Nederlandse onderzoekers en bedrijven haalden 5,4 miljard euro binnen aan H2020-financiering, gemiddeld 769 miljoen euro per jaar. Van de H2020-middelen ging 7,9 procent naar onderzoekers die verbonden zijn aan Nederlandse kennis- en onderzoeksinstellingen en bedrijven. Slechts vijf landen hebben een groter aandeel in de toegekende financiering uit H2020-middelen dan Nederland. Meer informatie over de overgang naar het nieuwe Kaderprogramma is te lezen in het factsheet Nederland en Horizon 2020.