calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Burgers betrekken bij onderzoek

Dossier
15 januari 2024

Burgers worden op verschillende manieren bij onderzoek betrokken. Ze maken archieven toegankelijk, verzamelen data, testen prototypes, stellen onderzoekagenda’s op of ontwerpen zelf oplossingen in zogeheten design sprints. (Foto: Shutterstock)

Image
Langs de deuren voor onderzoek

Samenwerken met burgers in onderzoek en innovatie wordt steeds populairder. Burgerparticipatie is een belangrijk middel om praktijkkennis en ervaringen mee te nemen in het onderzoek. Het kan de legitimiteit, duurzaamheid en implementatiekans van oplossingen vergroten. Zeker bij onderzoek en innovatie voor complexe maatschappelijke opgaven, zoals klimaatverandering en sociale ongelijkheid, wordt samenwerken met burgers als relevant gezien. Het past in de bredere trend van kennis produceren via co-creatie.

Het Rathenau Instituut onderzoekt wat makers en uitvoerders van beleid kunnen doen om samenwerking tussen burgers en kennisontwikkelaars te faciliteren, stimuleren en evalueren. We kijken hoe dit gebeurt bij onderzoek en innovatie voor maatschappelijke opgaven. Wat gaat goed, wat kan beter en hoe kunnen we dat bereiken?

Een wereld te winnen

Burgers worden op verschillende manieren bij onderzoek betrokken. Ze maken archieven toegankelijk, verzamelen data, testen prototypes, stellen onderzoekagenda’s op of ontwerpen zelf oplossingen in zogeheten design sprints.

Hoewel financieringsorganisaties, kennisinstellingen en andere partijen in het wetenschaps- en innovatiebeleid het betrekken van burgers vaak toejuichen, schiet de ondersteuning die ze bieden aan onderzoekers en burgers die willen samenwerken soms nog tekort. Zo hebben financiers en peer-reviewers bijvoorbeeld niet altijd dezelfde ideeën over wat goede, betekenisvolle participatie inhoudt. Burgers en onderzoekers hebben bovendien ruimte, tijd en geld nodig om elkaar echt goed te leren kennen en te vertrouwen. Als er zich gedurende een project problemen voordoen, is er lang niet altijd een procesbegeleider die de samenwerking weer kan vlot trekken. Ook is er nog een wereld te winnen in het maximaliseren van de maatschappelijke impact van kennis en innovatie die in samenwerking met burgers tot stand is gekomen.

Een risico van deze tekortkomingen is dat kennisontwikkelaars:

  • werken met een selecte groep burgers;
  • slechts een beperkte bijdrage van burgers accepteren;
  • betrokkenheid enkel voor de vorm organiseren (tokenisme); of
  • onverstandige betrokkenheid eisen, bijvoorbeeld wanneer burgers zelf er weinig behoefte aan hebben.

Op deze manieren kan het gebeuren dat men onderzoek doet of innovaties ontwerpt die voornamelijk ten goede komen aan reeds bevoorrechte burgers, of dat kennisontwikkelaars het vertrouwen en draagvlak verliezen dat zij met participatie juist hoopten te vergroten.

Wat gaat goed, wat kan beter en hoe kunnen we dat bereiken? Om die vragen te beantwoorden, hebben we literatuur en beleidsdocumenten bestudeerd en met zo’n 20 betrokkenen gesproken: van programmamanagers en bestuurders bij financiers en regieorganen tot beleidsmakers bij universiteiten en hogescholen. In deze gesprekken ging het niet alleen over de huidige situatie, maar ook over wensen en ambities. Onze voorlopige bevindingen, die we begin 2024 zullen verdiepen in workshops rondom inhoudelijke thema’s, lichten we hier toe.

Begripsverheldering

Allereerst valt op dat er bij de samenwerking van burgers en kennisontwikkelaars spraakverwarring bestaat. In onze gesprekken met stakeholders kwamen verschillende termen voorbij: publieke betrokkenheid of public engagement, publieksparticipatie, citizen science, wetenschapscommunicatie, transdisciplinair en actiegericht onderzoek. Dit is meer dan een woordenspel. Achter deze termen zitten verschillende opvattingen over wat betekenisvolle betrokkenheid van burgers bij onderzoek en innovatie eigenlijk ís.

Voor ons is betekenisvolle burgerparticipatie: samenwerking tussen kennisontwikkelaars die verbonden zijn aan een kennisinstelling, met burgers die zich al dan niet hebben verenigd in een collectief, stichting, actiegroep of vereniging. Daarbij gaat het niet om commerciële maar om maatschappelijke belangen.

Hoewel er niet één juiste vorm bestaat, hebben we voorwaarden gedefinieerd waaraan een betekenisvolle samenwerking voldoet. Zo past de reden voor de betrokkenheid van burgers (het waarom) goed bij de vorm ervan (wie, waar, wanneer en hoe). Ook zijn alle betrokkenen het eens over de reden en de vorm van de samenwerking. Daarnaast draagt de burgerbetrokkenheid bij aan de democratisering van kennis en innovatie. Belangrijke waarden daarbij zijn:

  • toegankelijkheid (hoe hoog zijn de drempels om invloed uit te oefenen);
  • inclusiviteit (komen alle belanghebbenden en belangstellenden aan bod); en
  • zeggenschap (in hoeverre bepalen de betrokkenen welke rol ze mogen spelen) .

Veel enthousiasme en energie

Bij beleidsmakers, programmaleiders, kennismanagers en anderen zien we een hoop enthousiasme en energie om de samenwerking tussen burgers en onderzoekers te stimuleren. Op universiteiten vormen zich netwerken van ambassadeurs, op hogescholen zijn kenniscentra (centres of expertise) opgericht waarin maatschappelijke partners elkaar vinden. Financiers en regieorganen willen onderzoeksconsortia met maatschappelijke partners graag financieren en ondersteunen. Ook erkennen veel mensen dat betekenisvolle participatie niet vanzelf gaat – dat het hard werken is, tijd vergt, en niet voor iedereen is weggelegd.

Weinig normering

Tegelijkertijd blijft er veel impliciet. Hoe een goede samenwerking eruitziet bijvoorbeeld. Daar hebben mensen in het veld veelal wel een idee over, maar dat is zelden vastgelegd. Dat is enerzijds begrijpelijk, want hoe een goede samenwerking eruit ziet verschilt per project. Anderzijds schuilt er een risico in vanwege willekeur.

Fund and forget

Het valt ook op dat onderzoekfinanciers relatief veel energie steken in het proces voorafgaand aan een onderzoeksproject met burgers. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het samenbrengen van mogelijke consortiumpartners en het opnemen van maatschappelijke reviewers in beoordelingscommissies.

Er lijkt veel minder aandacht voor het gezamenlijke onderzoeksproces erna. Het is nu nog fund and forget. Financiers worstelen met de vraag wat hun rol is in het ondersteunen van lopende projecten en het monitoren en evalueren van de impact ervan, met name op het gebied van burgerparticipatie. Terwijl juist in lopende samenwerkingen uitdagingen tussen consortiumdeelnemers kunnen ontstaan door bijvoorbeeld uiteenlopende verwachtingen, conflicterende belangen, verschillen in tijdspaden. Met name bij opgavegericht onderzoek en innovatie is de doorwerking belangrijk.

Institutionele barrières

Ook institutionele barrières kunnen de ondersteuning van een gelijkwaardige samenwerking in de weg zitten. Zo is er bijvoorbeeld wet- en regelgeving die onderzoeksfinanciers verbiedt om maatschappelijke organisaties te betalen voor hun bijdrage. Ook het breder erkennen en waarderen van wetenschappers voor het samenwerken met burgers, lijkt op veel plekken nog nauwelijks van de grond gekomen.

Lees meer: