Het Rathenau Instituut onderzoekt wat makers en uitvoerders van beleid kunnen doen om betekenisvolle samenwerkingen tussen burgers en kennisontwikkelaars te faciliteren, stimuleren en evalueren. Wat gaat goed, wat kan beter en hoe kunnen we dat bereiken?
Het samenwerken van burgers met wetenschappers in onderzoek en innovatie wordt steeds populairder. Burgerwetenschap is een belangrijk middel om praktijkkennis en ervaringen van burgers mee te nemen in onderzoek dat bedoeld is om maatschappelijke problemen te begrijpen en aan te pakken. Het integreren van de kennis, ervaringen en belangen van burgers in het onderzoeksproces, helpt om de legitimiteit, duurzaamheid en implementatiekans van oplossingen te vergroten. Naast deze praktische voordelen heeft burgerwetenschap ethische en maatschappelijke waarde: het kan wetenschap en maatschappij dichter bij elkaar brengen.
Burgerwetenschap is volgens het Rathenau Instituut betekenisvol wanneer zij bijdraagt aan de democratisering van de wetenschap. Burgers krijgen daarbij meer invloed over wat de wetenschap is en doet, en deze invloed wordt eerlijker verdeeld onder verschillende groepen in de samenleving.
Een wereld te winnen
Burgers kunnen op verschillende manieren en plekken samenwerken met wetenschappers: van living labs tot wetenschapswinkels en van design sprints tot wijkfestivals. Hoewel beleidsmakers, financieringsorganisaties en kennisinstellingen het betrekken van burgers vaak toejuichen, schiet de ondersteuning aan samenwerkende onderzoekers en burgers soms nog tekort.
Zo hebben financiers en peerreviewers bijvoorbeeld niet altijd dezelfde ideeën over wat betekenisvolle participatie inhoudt. Burgers en onderzoekers hebben bovendien ruimte, tijd en geld nodig om elkaar echt goed te leren kennen en te vertrouwen. Verder is er lang niet altijd een procesbegeleider die de samenwerking vlot kan trekken als er zich gedurende een project problemen voordoen. Ook is er nog een wereld te winnen in het maximaliseren van de maatschappelijke impact van kennis en innovatie die in samenwerking met burgers tot stand is gekomen.
Wat gaat goed, wat kan beter en hoe kunnen we dat bereiken? Om die vragen te beantwoorden, hebben we literatuur en beleidsdocumenten bestudeerd en met tientallen betrokkenen gesproken: van programmamanagers en bestuurders bij financiers en regieorganen tot beleidsmakers bij universiteiten en hogescholen. In deze gesprekken ging het niet alleen over de huidige situatie, maar ook over wensen en ambities. Hieronder lichten we onze bevindingen toe.
Begripsverheldering
Ten eerste bestaat er rondom burgerwetenschap veel spraakverwarring en zijn er amper expliciete definities of richtlijnen voor wanneer het betekenisvol is. Er gaan veel verschillende termen rond zoals publieke betrokkenheid, citizen science, participatie, wetenschapscommunicatie en transdisciplinariteit. Dit is meer dan een woordenspel. Achter elke term en associatie gaan verschillende opvattingen schuil over wat betekenisvolle betrokkenheid van burgers bij onderzoek en innovatie eigenlijk ís, of zou moeten zijn. Wanneer ‘goede’ of ‘betekenisvolle’ burgerwetenschap niet expliciet wordt gedefinieerd, bijvoorbeeld in financieringsvoorwaarden, ontstaat het risico van willekeur.
Hoewel er niet één juiste vorm bestaat, hebben we voorwaarden gedefinieerd waaraan een betekenisvolle samenwerking voldoet. Voor betekenisvolle samenwerking past de reden voor de betrokkenheid van burgers (het waarom) goed bij de vorm ervan (wie, waar, wanneer en hoe). Ook moeten alle betrokkenen het eens zijn over de reden en de vorm van de samenwerking. Daarnaast moet betekenisvolle burgerbetrokkenheid bijdragen aan de democratisering van kennis en innovatie.
Voor democratisering van kennis en innovatie zijn de volgende waarden belangrijk:
- Toegankelijkheid: hoe hoog zijn de drempels om invloed uit te oefenen.
- Inclusiviteit: komen alle belanghebbenden en belangstellenden aan bod.
- Zeggenschap: in hoeverre bepalen de betrokkenen welke rol ze mogen spelen.
Veel enthousiasme en energie
Bij beleidsmakers, programmaleiders, kennismanagers en anderen zien we een hoop enthousiasme en energie om de samenwerking tussen burgers en onderzoekers te stimuleren. Op universiteiten vormen zich netwerken van ambassadeurs. Op hogescholen zijn kenniscentra (centres of expertise) opgericht waarin maatschappelijke partners elkaar vinden. Financiers en regieorganen willen onderzoeksconsortia met maatschappelijke partners graag financieren en ondersteunen.
Verder erkennen veel mensen dat betekenisvolle participatie niet vanzelf gaat. Het is hard werken. Het vergt tijd. En het is niet voor iedereen is weggelegd.
Financier en vergeet
Het valt op dat onderzoekfinanciers relatief veel energie steken in het proces voorafgaand aan een onderzoeksproject met burgers. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het samenbrengen van mogelijke consortiumpartners en het opnemen van maatschappelijke reviewers in beoordelingscommissies.
Er lijkt veel minder aandacht voor het gezamenlijke onderzoeksproces erna. Financiers worstelen met de vraag wat hun rol is in het ondersteunen van lopende projecten en het monitoren en evalueren van de impact ervan, met name op het gebied van burgerparticipatie. Terwijl juist bij opgavegericht onderzoek en innovatie de doorwerking van kennis zo belangrijk is.
Wij moedigen onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen aan om een continu leerproces over burgerwetenschap te stimuleren. Onderzoeksfinanciers kunnen bijvoorbeeld gerichte trainingen of workshops organiseren en (formatief) monitoren op basis van hun expertise. Kennisinstellingen kunnen op hun beurt het leerproces over burgerparticipatie versterken door aandacht te besteden aan de noodzakelijke competenties en complexiteit van burgerparticipatie in zowel het reguliere hogere onderwijs.
Institutionele barrières
Uit ons onderzoek blijkt daarnaast dat institutionele barrières de ondersteuning van een gelijkwaardige samenwerking in de weg kunnen zitten. Zo is er bijvoorbeeld wet- en regelgeving die onderzoeksfinanciers verbiedt om maatschappelijke organisaties te betalen voor hun bijdrage. Ook het breder erkennen en waarderen van wetenschappers voor het samenwerken met burgers lijkt op veel plekken nog nauwelijks van de grond gekomen.
Daarom raden wij aan om binnen de huidige juridische en financiële kaders ruimte te zoeken en voor zover mogelijk meer flexibiliteit toe te staan in onderzoeksprojecten. Daarnaast kunnen verantwoordelijke ministeries het gesprek aangaan met onderzoeksfinanciers over het structureler aanpassen van deze kaders.
Rollen en verantwoordelijkheden
Tot slot leerden we dat er op dit moment onduidelijkheid bestaat over welke rol onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen moeten, kunnen en willen oppakken om betekenisvolle burgerwetenschap te stimuleren, faciliteren en evalueren. Deze onduidelijkheid, die soms zelfs binnen organisaties bestaat, zorgt ervoor dat partijen elkaar soms onbedoeld in de weg lopen en dat projecten niet de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
Op initiatief van het ministerie van OCW zouden onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen met elkaar in gesprek moeten gaan over het kennisstelsel rond opgavegericht onderzoek, en over welke partij de juiste is om betekenisvolle burgerwetenschap te stimuleren, faciliteren en evalueren. Vragen zijn dan: bij wie past deze rol goed, bij wie minder, en hoe kunnen we zorgen voor synergie?