calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Meer grip op digitalisering

Rapport
28 mei 2020
Een internationale vergelijking van parlementaire werkvormen

Foto: Shutterstock

Image
Meer grip op digitalisering
Op verzoek van de tijdelijke commissie Digitale toekomst van de Tweede Kamer heeft het Rathenau Instituut in kaart gebracht hoe parlementen in andere landen zichzelf organiseren rondom digitalisering. Hierbij is ingezoomd op recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Duitsland, Denemarken en Noorwegen.

Downloads

Downloads

Samenvatting

De tijdelijke commissie Digitale toekomst van de Tweede Kamer heeft het Rathenau Instituut gevraagd een internationaal vergelijkend onderzoek te doen naar hoe andere parlementen omgaan met digitaliseringsvraagstukken, en welke werkvormen zij daarvoor hanteren. Met dit onderzoek wil de tijdelijke commissie nagaan hoe de Tweede Kamer haar kennispositie op het gebied van digitalisering kan versterken, en meer grip kan krijgen op de gewenste en ongewenste ontwikkelingen die samenhangen met digitalisering.

Aanpak

Het door het Rathenau Instituut uitgevoerde onderzoek bestond uit twee fasen. In fase I is een quick scan gedaan van de verschillende werkvormen die tien parlementen gebruiken om digitalisering aan de orde te stellen: België, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Zwitserland. Per werkvorm hebben we – met name op basis van deskresearch – de functie en positionering van de werkvorm, de gebruikte aanpak en methoden en de behandelde digitaliseringsvraagstukken beschreven.

In fase II is een selectie van vijf landen met werkvormen die het meest relevant en veelbelovend leken voor de Nederlandse situatie, nader onderzocht. Het ging hierbij om Duitsland (met drie verschillende interessante werkvormen en een parlementair systeem dat enigszins lijkt op het Nederlandse), het Verenigd Koninkrijk (met veel verschillende werkvormen en resultaten die internationaal ook erkenning hebben gekregen, o.a. over desinformatie en AI), de Verenigde Staten (met vaste commissies die veel en verschillende vormen van ondersteuning kennen), Denemarken (met een interessante werkvorm die een coördinerende functie voor hele parlement heeft), en Noorwegen (met een interessante, laagdrempelige werkvorm voor het informeren van alle parlementariërs). In fase II is nadrukkelijk ook gekeken naar het functioneren van de diverse werkvormen in de praktijk op basis van semi-open interviews met parlementariërs en de ambtelijke staf (inclusief inhoudelijk ondersteunende instellingen).

Conclusie

In de landen die we onderzocht hebben voor ons onderzoek, is de digitale transitie als thema vaker geïnstitutionaliseerd binnen de overheid. Zo kent Duitsland een speciale bewindspersoon binnen het bureau van de Bondskanselier, en hebben de Verenigde Staten een aparte overheidsorganisatie die het wetenschaps- en technologiebeleid overheidsbreed coördineert en veel aandacht geeft aan digitalisering (het White House Office of Science and Technology).

Het Verenigd Koninkrijk heeft een Ministerie van Digitalisering, Cultuur, Media en Sport dat digitalisering expliciet in haar naam en takenpakket heeft. Denemarken heeft een Agency voor Digitalisation als onderdeel van het Ministerie van Financiën dat de leiding heeft over de digitale transitie. Noorwegen heeft een Norwegian Digitalisation Agency met dezelfde taakstelling en een minister voor Digitalisering, die ook regionale ontwikkeling in de portefeuille heeft. Het inhoudelijk gewicht dat in de praktijk aan deze institutionalisering hangt, verschilt wel per land. 

Binnen de parlementen van de vijf door ons onderzochte landen is digitalisering niet altijd expliciet geïnstitutionaliseerd. In de Duitse Bondsdag en het Britse parlement zeker wel. De Bondsdag heeft een vaste Kamercommissie voor digitalisering en een aantal onderzoekscommissies in het leven geroepen. Het Britse parlement heeft ook onderzoekscommissies voor digitalisering benoemd. Via inquiries worden digitaliseringsvraagstukken regelmatig op de agenda gezet door verschillende vaste commissies.

In het Amerikaanse Congres is er recent veel aandacht voor de uitbreiding van de ambtelijke ondersteuning voor digitalisering met twee nieuwe organisaties binnen het General Accountability Office (GAO). Mogelijk komt er nog een derde organisatie bij via de heroprichting van het Office of Technology Assessment (OTA), dat voor veel zusterorganisaties van het Rathenau Instituut een voorbeeldfunctie heeft gehad. Het Noorse parlement houdt het meer bescheiden en heeft met de bijeenkomsten van de Teknogruppe een laagdrempelige manier gevonden waarop geïnteresseerde parlementsleden uit verschillende commissies zich kunnen verdiepen in digitaliseringsvraagstukken. We weten dat er in het Deense parlement een stevige discussie is gevoerd over de vraag of er een aparte commissie voor Digitalisering moest komen naar analogie van hun parlementaire werkgroep over de Sustainable Development Goals (SDG’s). De voorlopige conclusie was dat dit in de praktijk lastig zou zijn omdat er niet zo’n duidelijk beoordelingskader ligt als bij de SDG’s. Ook is er in het Deense parlement een minder prominente cultuur rondom digitalisering dan rondom de SDG’s.

Het is duidelijk dat alle bestudeerde parlementen continue op zoek zijn naar meer grip op het onderwerp digitalisering en in het bijzonder naar een integrale, domeinoverstijgende aanpak van dit dossier. Dit laatste geldt overigens minder voor het Britse parlement, dat met zijn inquiry-cultuur genoeg mogelijkheden denkt te hebben om de domeinoverstijgende vragen rondom digitalisering te adresseren.