calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Vertrouwen van Nederlanders in wetenschap (enquête 2021)

Rapport
08 juli 2021
Vertrouwen in de wetenschap corona

Viroloog Marion Koopmans en intensivist Diederik Gommers (foto: Robin Utrecht/ANP)

Image
Viroloog Marion Koopmans en intensivist Diederik Gommers
Het Rathenau Instituut meet iedere drie jaar hoe het in Nederland staat met het vertrouwen in de wetenschap. In de vragenlijst is een deel van de vragen iedere keer hetzelfde, zodat we door de tijd vergelijkingen kunnen maken. Daarnaast is een deel van de vragenlijst nieuw, zodat we een andere focus kunnen kiezen die aansluit bij de actualiteit. In de meting die in het voorjaar van 2021 gedaan is, hebben we gefocust op de coronapandemie en gekeken naar de invloed daarvan op het publieke vertrouwen in de wetenschap.

Downloads

Downloads

Samenvatting

Het Rathenau Instituut meet iedere drie jaar hoe het in Nederland staat met het vertrouwen in de wetenschap. In de vragenlijst is een deel van de vragen iedere keer hetzelfde, zodat we door de tijd vergelijkingen kunnen maken. Daarnaast is een deel van de vragenlijst nieuw, zodat we een andere focus kunnen kiezen die aansluit bij de actualiteit. In de meting die in het voorjaar van 2021 gedaan is, hebben we gefocust op de coronapandemie en gekeken naar de invloed daarvan op het publieke vertrouwen in de wetenschap. Tijdens de coronacrisis hebben mensen een kijkje kunnen krijgen in de keuken van de wetenschap. Daarin zagen ze dat wetenschappers het niet altijd eens zijn en dat er bijvoorbeeld discussie was over de effectiviteit van mondkapjes en over de rol van aerosolen. Maar ze zagen ook dat de wetenschap al snel vaccins ontwikkelde tegen het coronavirus en dat de behandeling van patiënten met het coronavirus steeds beter werd.

Op basis van dit onderzoek trekken we de volgende hoofdconclusies.

1. Het vertrouwen van Nederlanders in de wetenschap is gestegen.

Het gemiddelde vertrouwen in de wetenschap is gestegen van een 7,07 in 2018 naar een 7,42 in 2021. Niet alleen het vertrouwen in de wetenschap steeg, ook het vertrouwen in de andere instituties in ons onderzoek ging omhoog. Waarschijnlijk heeft die vertrouwensstijging te maken met de coronacrisis. 40% van de Nederlanders denkt ook zelf dat hun vertrouwen in de wetenschap veranderd is door het coronavirus. Bijna een kwart (24%) zegt dat het vertrouwen is toegenomen. Belangrijkste reden die ze hiervoor noemen, is de snelle ontwikkeling van de coronavaccins. Daar tegenover staat dat 16% van de deelnemers zegt dat zijn of haar vertrouwen juist is afgenomen. Ook deze groep verwijst als reden hiervoor veelal naar de snelheid waarmee de vaccins zijn ontwikkeld Zij maken zich zorgen over de betrouwbaarheid ervan en worstelen met tegenstrijdige informatie of onduidelijkheid. Meer dan de helft van de Nederlanders (56%) geeft aan dat hun vertrouwen gelijk gebleven is, met als voornaamste redenen dat ze al vertrouwen hadden en dat wetenschappers ‘gewoon’ hun werk doen.

2. Partijvoorkeur hangt samen met vertrouwen in de wetenschap en andere instituties.

Bij een aantal partijen zien we dat stemmers significant meer of minder vertrouwen hebben in de wetenschap. GroenLinks-stemmers bijvoorbeeld geven hun vertrouwen in de wetenschap gemiddeld een 8,4 en hebben significant meer vertrouwen in de wetenschap dan niet-GroenLinks-stemmers. PVV-stemmers geven hun vertrouwen gemiddeld een 6,5, en hebben significant minder vertrouwen in de wetenschap dan kiezers van andere partijen. Dit zegt echter niet alleen iets over hun vertrouwen in de wetenschap. Een lage score op vertrouwen in de wetenschap heeft te maken met het algemene vertrouwen van mensen in instituties. Zo zien we in ons onderzoek dat GroenLinks-stemmers ook meer vertrouwen hebben in de rechtspraak en de regering. Respondenten die op de Partij voor de Vrijheid stemmen, hebben daar juist weer minder vertrouwen in.

Dit sluit aan bij eerder onderzoek van het CBS dat laat zien dat de partijkeuze samenhangt met (institutioneel) vertrouwen in het algemeen. Nederlanders met weinig vertrouwen in instituties stemmen eerder Partij voor de Vrijheid (PVV), kiezers met veel vertrouwen vaker op GroenLinks.

3. Er is veel vertrouwen in de corona-informatie van medici, wetenschappers en het RIVM.

Nederlanders hebben het meeste vertrouwen in informatie over corona als die afkomstig is van artsen die werken in het ziekenhuis. 89% van de deelnemers geeft aan hierin tamelijk veel of heel veel vertrouwen te hebben. Daarna volgen met 82% de wetenschappers die werken op de universiteit. Deze resultaten komen overeen met enquêtes gehouden in andere landen: mensen hebben over het algemeen het meeste vertrouwen in informatie over corona van medici, op de voet gevolgd door wetenschappers. 70% van de Nederlanders heeft ook veel vertrouwen in corona-informatie van het RIVM. We zien dat het merendeel van de respondenten (65%) het RIVM tot de wetenschap rekent, wat mogelijk bijdraagt aan dit vertrouwen.

4. Nederlanders willen alle informatie over corona, maar vinden tegenstrijdige informatie verwarrend.

De meeste mensen vinden dat alle informatie over corona in de media gedeeld moet worden, ook als deze informatie tegenstrijdig is. Tegelijkertijd vinden de meeste mensen het verwarrend als wetenschappers het oneens zijn over het coronavirus. Het merendeel van de laag- en middelbaaropgeleiden vindt ook dat alle informatie over corona gedeeld moet worden, ook als deze tegenstrijdig is. Maar zij vinden ook dat wetenschappers het eerst met elkaar eens moeten zijn, voordat zij in de media iets zeggen over het coronavirus. We zien dus een sterke behoefte aan transparantie enerzijds, maar anderzijds dat de informatie niet altijd makkelijk te duiden is, zeker als deze tegenstrijdig is. Het is belangrijk dat wetenschappers duidelijk communiceren, ook over onzekerheden en beperkingen van het onderzoek. Voor (wetenschaps)journalisten is het van belang om bij tegenstrijdige informatie duiding te zoeken en te geven.

5. Meeste vertrouwen in medisch onderzoek.

Van de verschillende typen onderzoek hebben Nederlanders het meeste vertrouwen in het medisch onderzoek, zoals bijvoorbeeld het onderzoek naar de behandeling van kanker. Dan volgen verschillende typen natuur- en technisch onderzoek, zoals naar hoe we energiezuinige huizen moeten bouwen. Het vertrouwen is het laagst in de verschillende typen sociaal onderzoek, zoals naar het verbeteren van onderwijsprogramma's Nederlandse taal. Dit hogere vertrouwen in het medisch onderzoek zien we ook terug bij verschillende vormen van coronaonderzoek. Er is veel vertrouwen in onderzoek naar vaccins en de behandeling van corona. Het vertrouwen in onderzoek naar de economische en sociale gevolgen van corona, is een stuk lager. Wat hierbij mogelijk meespeelt, is dat mensen meer vertrouwen hebben als ze zien dat onderzoek waarneembare resultaten oplevert, zoals bijvoorbeeld een dalend aantal besmettingen als gevolg van de coronavaccins. Wat verder opvalt, is dat het onderzoek naar de effectiviteit van mondkapjes het minste vertrouwen geniet. Mogelijk heeft dit te maken met tegenstrijdige berichtgeving over de effectiviteit van mondkapjes. Ook kan het te maken hebben met de waarden en normen van burgers, die soms niet overeenkomen met de getroffen maatregelen. Als dat het geval is, zullen burgers eerder geneigd zijn om het onderliggende onderzoek niet te vertrouwen, zoals bleek uit het onderzoek met focusgroepen waarover we eerder dit jaar publiceerden.

6. De snelle ontwikkeling van de coronavaccins en de grote belangen die daarbij spelen, zijn redenen voor zowel veel als weinig vertrouwen in het vaccinonderzoek.

Driekwart van de Nederlanders heeft ‘heel veel’ of ‘tamelijk veel’ vertrouwen in onderzoek naar coronavaccins. Als ze kunnen kiezen uit een lijst met mogelijke redenen waarom ze wel of geen vertrouwen hebben in dat onderzoek, geven de meeste respondenten die wel vertrouwen hebben aan dat ze de betrokken onderzoekers en het Europees Geneesmiddelenagentschap vertrouwen. De meeste respondenten met ‘niet zo veel’ of ‘helemaal geen’ vertrouwen in onderzoek naar coronavaccins geven als reden dat de vaccins te snel ontwikkeld zijn. Zij maken zich zorgen over de bijwerkingen op lange termijn en geven aan veel tegenstrijdige of te weinig informatie te krijgen.

Als we kijken naar de redenen die de respondenten uit zichzelf geven waarom ze wel of geen vertrouwen hebben in het onderzoek naar coronavaccins, valt op dat ze in sommige gevallen hetzelfde waarnemen, maar dat verschillend interpreteren. Zo zien veel respondenten dat er bij het vaccinonderzoek grote belangen spelen. Mensen met veel vertrouwen in het onderzoek beoordelen dit positief. Zij menen dat de hele wereld bij het onderzoek meekijkt, dat wetenschappers samenwerken en farmaceutische bedrijven er (financieel) belang bij hebben om het onderzoek goed te laten verlopen. Veel mensen die het onderzoek naar de vaccins niet vertrouwen, beoordelen die grote (financiële) belangen juist negatief en noemen dat het vooral om geld gaat en niet om gezondheid. Daarnaast zien veel respondenten dat de coronavaccins snel ontwikkeld zijn. Mensen met veel vertrouwen in het vaccinonderzoek zien dat die vaccins werken, of hopen dat ze werken, en beschouwen dit als een snelle mogelijkheid om uit de crisis te komen. De mensen met weinig of geen vertrouwen in het vaccinonderzoek vinden juist dat de vaccins te snel ontwikkeld zijn en zijn bang voor bijwerkingen (op de lange termijn).

Slotbeschouwing

Dit rapport kan het beeld oproepen van een soort tweedeling in de maatschappij. Met aan de ene kant een meerderheid met zowel veel vertrouwen in de wetenschap, als in het onderzoek naar coronavaccins. Aan de andere kant zou dan een groep staan die in beide weinig vertrouwen heeft. Deze tweedeling is echter niet zo scherp.

Als we kijken naar de groep met ‘niet zo veel’ of ‘helemaal geen’ vertrouwen in het onderzoek naar coronavaccins, zien we dat het merendeel hiervan wel vertrouwen heeft in de wetenschap in het algemeen. 68% van deze groep waardeert dat vertrouwen met een zes of hoger. Ook van de groep met ‘helemaal geen’ vertrouwen in het vaccinonderzoek, heeft nog altijd een meerderheid wel vertrouwen in de wetenschap. 53% van deze groep geeft hiervoor een zes of hoger.

Deze resultaten zijn ook logisch. Er zijn meerdere redenen waarom mensen wel of geen vertrouwen kunnen hebben in de wetenschap en in het onderzoek naar coronavaccins. Mensen kunnen bijvoorbeeld over het algemeen veel vertrouwen hebben in de wetenschap, maar van mening zijn dat het onderzoek naar coronavaccins te snel is gegaan. Of wel vertrouwen hebben in de wetenschap, maar niet in het vaccinonderzoek, omdat ze hele andere associaties hebben bij beide begrippen.

Als we van de andere kant inzoomen op de groep met het minste vertrouwen in de wetenschap (die een vier of lager geeft), dan zien we dat het merendeel daarvan ook geen vertrouwen heeft in het onderzoek naar coronavaccins. 60% geeft aan ‘niet zo veel’ of ‘helemaal geen’ vertrouwen te hebben in het vaccinonderzoek. Daarentegen geeft bijna een kwart (24%) aan er juist ‘tamelijk veel’ of ‘heel veel’ vertrouwen in te hebben. 16% weet het niet. Van deze groep die een vier of lager geeft voor het vertrouwen in de wetenschap, heeft een groot deel ook weinig vertrouwen in andere instituties en in andere onderzoeken. Toch heeft een meerderheid van hen (52%) wel ‘tamelijk veel’ of ‘heel veel’ vertrouwen in het onderzoek naar de behandeling van kanker. Ook hier zien we dus geen strikte tweedeling.

Er zijn ook mensen met veel vertrouwen in de wetenschap die in een specifiek geval twijfelen aan de resultaten van een onderzoek, bijvoorbeeld omdat die niet aansluiten bij hun intuïtie en verwachtingen. Contra-intuïtieve resultaten worden niet direct geloofd (Rathenau Instituut, 2021). Wanneer burgers het niet eens zijn met een beleidsmaatregel die gebaseerd is op wetenschappelijk argumenten, zullen ze op zoek gaan naar de wetenschappelijke onderbouwing ervan en komt het vertrouwen in de gebruikte wetenschap vaak ook onder druk te staan (Rathenau Instituut, 2021). Het vertrouwen in de wetenschap is dus complex. Veel factoren kunnen er invloed op hebben.