calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Zo werken provincie, twee universiteiten, een ziekenhuis en chemiebedrijf samen

case
17 oktober 2018
DSM Limburg universiteit maastricht universiteit eindhoven
Image
Twee universiteiten, het Maastricht Universitair Medisch Centrum+, de provincie Limburg en chemiebedrijf DSM vormen samen het Chemelot Institute for Science and Technology (InSciTe). Zij werken aan onderzoek en innovaties in twee thema's: biomedische materialen en biobased materialen. Hoe ervaren ze dat tot nu toe?

Voor het rapport Bedrijf zoekt universiteit onderzochten we drie strategische partnerships tussen universiteiten en bedrijven in Nederland. De ervaringen van InSciTe beschrijven we kort hieronder. Lees meer in het rapport.

De partners

Het Chemelot Institute for Science and Technology (InSciTe) is in 2014 opgericht door de provincie Limburg, DSM, de TU Eindhoven (TU/e), de Universiteit Maastricht (UM) en het Maastricht Universitair Medisch Centrum+ (MUMC+). 

Opvallend

Deze case laat zien dat er bij een meerjarig partnership een spanning is tussen commitment (nodig voor de opbouw van vertrouwen en nauwe samenwerking) en flexibiliteit (nodig voor het reageren op veranderende (markt)omstandigheden). En dat het niet vanzelfsprekend is om de exclusiviteit of selectiviteit van een strategisch partnership te combineren met een wens om ook met andere partners samen te werken.

Zo werken ze samen aan biomedische materialen

Op het gebied van biomedische materialen bouwen de onderzoekers en de bedrijfsmedewerkers voort op eerdere samenwerkingsprojecten. [1] Ze kennen elkaar grotendeels al en weten hoe ze met elkaar kunnen werken. Hierdoor is onderling vertrouwen en organiserend vermogen opgebouwd. Volgens de betrokkenen is dat een belangrijke reden dat nieuwe projecten snel van de grond komen. Dat heeft inmiddels geleid tot een startup en de ontwikkeling van enkele concrete producten. Het helpt daarbij dat biomedische materialen voor DSM een belangrijke groeimarkt zijn.

DSM-onderzoekers en -medewerkers doen door InSciTe goede contacten met artsen en onderzoekers op. Ze vergroten zo hun kennis van deze markt, en kunnen direct testen wat wel en niet werkt. Andersom profiteren de arts-onderzoekers van het MUMC+ van de inzet en ervaring van DSM, bijvoorbeeld bij de aanvraag van patenten, waardoor het intellectuele eigendom sneller en beter beschermd wordt. Ook de InSciTe-afspraken over de verdeling van het intellectuele eigendom dragen daaraan bij omdat ze vooraf helderheid scheppen, wat discussies op projectniveau scheelt.

Biomedische materialen zijn voor DSM een belangrijke groeimarkt.

Door InSciTe leren onderzoekers wat van belang is voor (latere) commercialisering. Zo zijn voor medische toepassingen nauwkeurig uitgevoerde testen op basis van algemeen geaccepteerde en gecertificeerde methodes noodzakelijk. Voor academici zijn juist de nieuwste methodes in wetenschappelijk opzicht het meest interessant. Dat levert soms spanningen op tussen academische nieuwsgierigheid en de noodzaak om voor toekomstige certificering de gebruikelijke testmethodes te doorstaan. Projectteams besluiten bijvoorbeeld om eerst een algemeen geaccepteerde methode toe te passen, en pas daarna een nieuwere methode. Daarnaast leren de onderzoekers hoe DSM een nieuw product in de markt zet en probeert op marktbehoeften in te spelen.

Door InSciTe leren onderzoekers wat van belang is voor (latere) commercialisering.

Zo werken ze aan biobased materialen

Bij biobased materialen moeten de partners elkaar nog leren kennen, en leren begrijpen hoe ze elkaars competenties en interesses kunnen aanvullen. Kort na de start van InSciTe stort bovendien de markt voor biobased materialen in als gevolg van dalende olieprijzen.Voor DSM wordt dit thema daardoor veel minder interessant.

Kort na de start van InSciTe stort bovendien de markt voor biobased materialen in als gevolg van dalende olieprijzen.

 In de discussie die volgt, blijkt dat er bij de andere partners beperkt ruimte is voor een heroriëntatie, dus zetten ze het thema toch voort. Sindsdien ligt de focus meer op duurzame procestechnologie.

Voorbeelden van InSciTe-projecten
InScite biedt plaats aan projecten in twee thema’s: biomedische materialen en biobased materialen. Deze passen bij strategische technologiegebieden van DSM.

Biomedische materialen
Projecten zijn onder andere materialen voor nieuwe bloedvaten, materialen waarmee kraakbeen zichzelf herstelt en aangroeit in het lichaam, en de ontwikkeling van slimme medicijncontainertjes voor in het oog. Een projectteam van TU/e, UM en MUMC+, DSM en Xilloc Medical werkt aan een behandelingsmethode voor ernstige scoliosis (PoSTuRe: Patient Specific Scoliosis Treatment). Patiënten die hieraan lijden hebben een verkromde wervelkolom. Bij ernstige gevallen wordt hun wervelkolom operatief vastgezet met metalen draden en staven om verdere verkromming tegen te gaan. Bij kinderen moet de operatie enkele keren herhaald worden vanwege de groei. Bij ouderen leidt de procedure soms tot botbreuk waardoor opnieuw opereren nodig is. Het projectteam ontwikkelt een nieuwe procedure die bestaat uit brede kunststofkabels die over stangen schuiven. Er zijn geen schroeven meer nodig, want de kabels worden om het bot gewikkeld, wat botbreuken voorkomt. Het project bestaat uit klinische testen. De verwachting is dat de nieuwe procedure het aantal operaties drastisch vermindert.

Biobased materialen
Dit is gericht op duurzame processen en materialen die passen in de circulaire economie. Men ontwikkelt nieuwe chemische bouwstenen van biomassa die fossiele grondstoffen kunnen vervangen in de productie van materialen en de chemische industrie. De bouwstenen zijn gemaakt uit tweede-generatie biomassa die niet met de voedselketen concurreert. De huidige processen kosten nog veel energie en de opbrengsten zijn niet altijd al interessant voor vermarkting.

In één van de biobased-projecten werken TU/e-onderzoekers aan de opschaling van een chemisch biobased proces om lignine (houtstof) binnenkort op commerciële schaal tot een olieachtig product te verwerken. Lignine is een bijproduct van tweede-generatie bio-ethanol. De geproduceerde olie is duurzamer en milieuvriendelijker dan de huidige scheepsbrandstof. De onderzoekers werken onder andere samen met een rederij en een bedrijf dat scheepsmotoren ontwerpt. Inmiddels wordt een multifunctionele proeffabriek opgezet met een capaciteit van circa 160 liter per dag, zodat partners tests kunnen uitvoeren met de brandstofmonsters. In 2017 is de TU/e spin-off Vertoro opgericht voor verdere commercialisering van het proces.

Zo ervaren ze de samenwerking

In de praktijk wegen de initiatiefnemers steeds gezamenlijk de verschillende (academische, commerciële en publieke) belangen af. Bijvoorbeeld bij verdeling van de projectgelden, als één initiatiefnemer grotere projecten blijkt in te brengen dan de andere. Ondanks de afspraak om alle financiële bijdragen in één pot onder te brengen, blijken initiatiefnemers ook rekening te houden met het feit of de investering voldoende ten goede komt aan de eigen organisatie. Daarnaast moeten ze blijven nagaan hoe de faciliteiten van InSciTe passen bij die van de initiatiefnemers. MUMC+ heeft bijvoorbeeld goede faciliteiten voor preklinische studies en evaluaties in Maastricht. Deze studies en evaluaties worden dus daar gedaan, en niet op de Chemelot-campus. Voor biobased materialen daarentegen biedt een pilot plant op de campus veel meer mogelijkheden dan die van de TU/e.

DSM ondervindt dat een meerjarig partnership voordelen, maar ook nadelen heeft. In het thema biomedische materialen levert de nauwe samenwerking snel resultaat op. Maar in het thema biobased materialen blijkt dat langdurig commitment het lastig maakt om snel te reageren op veranderende marktomstandigheden. DSM ziet als mogelijke oplossing om als één van de deelnemende bedrijven betrokken te zijn in plaats van als initiatiefnemer. Het bedrijf zal dan de flexibiliteit hebben die het nu soms mist.

Voor wetenschappelijke publicaties in toptijdschriften is dit soort onderzoek minder geschikt.

Voor universitaire onderzoekers biedt InSciTe voornamelijk nieuwe valorisatiemogelijkheden, oftewel manieren om kennis te gebruiken voor economische en/of maatschappelijke impact. Het gevolg is dat ze tijdens de InSciTe-projecten veel tijd steken in onderzoek dat resulteert in nieuwe kennis, waardoor producten sneller ontwikkeld kunnen worden. Voor wetenschappelijke publicaties in toptijdschriften is dit soort onderzoek minder geschikt.

Op facultair- en bestuursniveau erkent het MUMC+ het belang van de activiteiten in InSciTe, en test het mede daarom een nieuwe beoordelingswijze van wetenschappers die meer omvat dan het aantal publicaties en de impactscores. Tegelijkertijd signaleert het MUMC+ dat niet iedereen met bedrijven kan werken, en dat dat ook niet nodig is. Het MUMC+ ziet het als uitdaging om maatwerk te bieden in de beoordeling van onderzoekers, en op die manier zowel prestaties in toepassingsgericht als fundamenteel onderzoek op passende wijze te stimuleren.

De provincie Limburg heeft belang bij een regionale economie die kennisintensieve werkgelegenheid biedt en creëert. De provincie ziet de Chemelot-campus (samen met de andere Brightlands campussen) als ‘een economische en ruimtelijke motor’ voor Zuid-Limburg, maar het is voor haar nog te vroeg om te beoordelen of InSciTe het gewenste effect zal hebben.

De provincie ziet de Chemelot-campus als ‘een economische en ruimtelijke motor’ voor Zuid-Limburg

Open voor nieuwe partijen?

Hoewel DSM inmiddels één van de vele bedrijven op de campus is, heeft het bedrijf een beeldbepalende rol en beïnvloedt het ook welke nieuwe bedrijven InSciTe aan kan trekken.

Formeel staat InSciTe open voor samenwerking met iedereen, ook voor concurrenten en branchegenoten van DSM, mits één van de initiatiefnemers het project sponsort. In de praktijk blijkt het echter lastig om nieuwe partijen aan te trekken, omdat het wordt gezien als een partnership van DSM met kennisinstellingen en de provincie. Vandaar dat InSciTe voor de volgende fase overweegt om DSM één van de deelnemende bedrijven te laten zijn, in plaats van initiatiefnemer die onderdeel uitmaakt van het bestuur dat besluit over projecten.

Tegelijkertijd erkennen alle partners en betrokkenen dat DSM als initiatiefnemer een belangrijke factor voor succes is geweest. Zonder DSM was het moeilijk, zo niet onmogelijk geweest om InSciTe van de grond te krijgen, omdat het bedrijf commerciële ervaring meebracht en bekend was met opschaling. 

InSciTe in cijfers

In InSciTe zijn ongeveer 80 fte actief. Het budget bedraagt € 60 miljoen voor een termijn van zes jaar. De provincie Limburg draagt via dochteronderneming Chemelot Scientific Participations € 30 miljoen bij, de overige oprichtingspartners ieder € 10 miljoen.  Daarnaast heeft de provincie Limburg via een andere dochteronderneming, Chemelot Research Facilities, € 20 miljoen beschikbaar gesteld voor faciliteiten op de campus waar InSciTe gevestigd is. InSciTe maakt ook gebruik van de PPS-toeslagregeling van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.  
 

InSciTe bevindt zich op de Brightlands Chemelot Campus, een voormalige DSM-locatie in Sittard-Geleen. Naast de eigen faciliteiten maakt InSciTe gebruik van andere laboratorium- en cleanroomfaciliteiten op de Chemelot-campus en ook van faciliteiten van de partners.  De Chemelot-faciliteiten worden beheerd door de campusorganisatie en zijn ook beschikbaar voor projecten van bedrijven en kennisinstellingen buiten InSciTe.

[1]      Het Technologisch Topinstituut Biomedical Materials (TTI BMM) is opgericht in 2007. In 2010 gaat het samen met het Center for Translational Molecular Medicine (CTMM) en in 2014 fuseert CTMM met Topinstituut Pharma, wat inmiddels Lygature heet (van der Zee et al., 2016). De oorspronkelijke vestigingslocatie van TTI BMM was de Chemelot-campus. CTMM bevindt zich in Leiden en verhuist na de fusie naar Utrecht .