Bouwen aan krachtige onderzoeksgroepen
Eerste ervaringen met het SPRONG-programma van Regieorgaan SIA
Downloads
-
Rapport
bestand type pdf - bestand formaat 853.79 kB
Download Bouwen aan krachtige onderzoeksgroepen

Het praktijkgericht onderzoek aan hogescholen versterken: dat probeert onderzoeksfinancier Regieorgaan SIA met het SPRONG-programma. Met succes, blijkt uit dit onderzoek van het Rathenau Instituut. Het programma draagt bij aan de versterking van lectoraten en stimuleert verdere samenwerking.
Aanleiding
Regieorgaan SIA, financier voor hogeschoolonderzoek, vroeg het Rathenau Instituut een verdiepende, kwalitatieve studie uit te voeren naar de ontwikkeling van onderzoeksgroepen op hogescholen. Dit gebeurde enige tijd na de start van SPRONG, een nieuwe financieringsregeling voor onderzoekscapaciteit op hogescholen. Met de resultaten van het onderzoek kan Regieorgaan SIA nu een afweging maken welke gerichte activiteiten nodig zijn om onderzoeksgroepen te ondersteunen in de verdere ontwikkeling van hun onderzoekscapaciteit en -kwaliteit.
Het doel van het SPRONG-programma (Stimuleren van PRaktijkgerichte ONderzoeksGroepen) is om focus en massa te creëren binnen het praktijkgericht onderzoek door onderzoeksgroepen te ondersteunen en de randvoorwaarden te versterken waarmee onderzoeksgroepen zich tot krachtige groep kunnen ontwikkelen. De onderzoeksgroepen ontvangen een SPRONG-subsidie tot twee miljoen euro, verspreid over acht jaar, om samenwerkingsverbanden (verder) te ontwikkelen, het onderzoeksprogramma uit te breiden, data te verzamelen en/of datamanagement verder te ontwikkelen, en nieuwe onderzoeksfinanciering te verwerven.
Onderzoeksvragen en aanpak
In dit rapport werd onderzocht hoe het SPRONG-programma kan bijdragen aan de ontwikkeling en behoeften van onderzoeksgroepen binnen hogescholen. Er worden zowel inzichten geboden voor de huidige SPRONG-ronde met reeds toegekende subsidies, als voor toekomstige subsidierondes.
De hoofdvraag is onderverdeeld in vier deelvragen:
- Met welk idee is het SPRONG-programma ontwikkeld en hoe moet het programma bijdragen aan de ontwikkeling van onderzoeksgroepen en het gehele hogeschoolonderzoek?
- Hoe heeft het SPRONG-programma de aanvragende groepen in beweging gebracht en welke effecten van het programma zijn zichtbaar?
- Hoe ervaren betrokkenen de eerste SPRONG-ronde?
- Welke factoren dragen bij aan de ontwikkeling van onderzoeksgroepen op hogescholen?
Er werden 25 interviews gehouden met 32 respondenten, waaronder de penvoerders van alle aanvragen voor een SPRONG-subsidie en de bestuurders van de penvoerende hogescholen. Ook organiseerde het Rathenau Instituut samen met Regieorgaan SIA een dialoogsessie, waar betrokkenen in gesprek gingen over de ontwikkeling van onderzoeksgroepen op hogescholen. In de analyse werden relevante beleidsdocumenten en literatuur meegenomen.
Bevindingen over de huidige SPRONG-rondes
Rekening houdend met het feit dat de onderzoeksgroepen nog in de startfase van hun subsidietermijn zitten, concluderen we dat het programma al enkele belangrijke effecten heeft gehad. Bij alle groepen die een aanvraag indienden, leidde de aanvraag tot het bundelen van capaciteit binnen een gericht onderzoeksprogramma. Ook indieners wiens aanvraag werd afgewezen, blijken door te gaan met hun plannen. Uit de interviews bleek dat de SPRONG-subsidie inspeelt op de behoefte aan randvoorwaarden en mogelijkheden tot bundeling van krachten; naast het kunnen opzetten van grotere, duurzame consortia.
Voor de vier groepen die nu gebruik maken van de subsidie geldt dat ze:
- zich sneller en onder betere randvoorwaarden kunnen ontwikkelen;
- kunnen rekenen op meer betrokkenheid van deelnemende partners en meer continuïteit;
- aan het verwerven van een subsidie uit het SPRONG-programma een zekere faam ontlenen die geassocieerd wordt met kwaliteit.
Wel is er bij de groepen behoefte aan meer facilitering in hun ontwikkeling. Daarbij is het van belang dat de programmacommissie in het verdere proces (binnen de huidige SPRONG-ronde) meer oog heeft voor de diversiteit aan groepen die geselecteerd zijn.
Handelingsopties voor toekomstige SPRONG-rondes
Regieorgaan SIA zou, in toekomstige SPRONG-rondes, de volgende drie handelingsopties kunnen overwegen:
- Het SPRONG-programma kan naast ondersteuning ook meer sturing geven aan de ontwikkeling van onderzoeksgroepen. Zo kan het programma eisen stellen aan de manier waarop onderzoeksgroepen hun werk organiseren, hun groep inrichten en samenwerken met andere lectoraten.
- Verder kan het SPRONG-programma nauwer aansluiten bij de randvoorwaarden voor een succesvolle ontwikkeling van onderzoeksgroepen, bijvoorbeeld door rekening te houden met de mate waarin de benodigde ervaring met het aanvragen en beoordelen van subsidies bij een groep aanwezig is. SPRONG kan daarnaast sturen op samenwerking in consortia van meerdere lectoraten.
- Het scheppen van duidelijkheid over de bedoeling van het programma, om in een volgende ronde aanvragen van hogere kwaliteit te ontvangen. Bijvoorbeeld door meer contactmomenten met potentiele aanvragers te organiseren en de aanvraagprocedure aan te passen.
Een punt van aandacht is dat Regieorgaan SIA duidelijker kan formuleren wat zij verstaan onder krachtige onderzoeksgroepen en hoe deze zich in de toekomst zouden moeten ontwikkelen. Het SPRONG-programma leent zich als instrument goed voor meer sturing op die gebieden en kan daarmee bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het praktijkgerichte onderzoek op hogescholen.
Regieorgaan SIA zou, in toekomstige SPRONG-rondes, de volgende drie handelingsopties kunnen overwegen:
- Het SPRONG-programma leent zich ervoor om naast ondersteuning meer sturing te geven aan de ontwikkeling van onderzoeksgroepen. Het programma kan eisen stellen aan de manier waarop onderzoeksgroepen hun werk organiseren, hun groep inrichten en samenwerken met andere lectoraten. De groepen met een toegekende SPRONG-subsidie kunnen vervolgens dienst doen als voorbeeld waar andere groepen van kunnen leren.
- Verder kan het SPRONG-programma nauwer aansluiten bij randvoorwaarden voor een succesvolle ontwikkeling van onderzoeksgroepen. Het programma kan er meer rekening mee houden dat niet elke groep de benodigde ervaring heeft met het aanvragen van subsidies en met commissiewerk voor het beoordelen van aanvragen. Er moeten daarom meer inspanningen komen om de verwachtingen van Regieorgaan SIA, de SPRONG-programmacommissie en potentiële aanvragers bij elkaar te brengen. Daarnaast is het wenselijk dat niet alle capaciteitsopbouw binnen lectoraten plaatsvindt, maar binnen consortia van meerdere lectoraten. SPRONG kan sturen op deze vorm van samenwerking en leiderschapsvaardigheden voor het leiden van dergelijke consortia promoten.
- Tot slot zijn er mogelijkheden om het SPRONG-programma beter te organiseren, met als primair doel om in een volgende ronde aanvragen van een hogere kwaliteit te ontvangen. Dat kan door meer duidelijkheid te scheppen over de bedoeling van het programma. Dit zou kunnen door bijvoorbeeld meer interactiemomenten tussen Regieorgaan SIA, de programmacommissie en potentiële aanvragers te organiseren. Meer tijd voor het opstellen van de aanvraag of een getrapte aanvraagprocedure kan helpen om tot betere aanvragen te komen. De programmacommissie moet zich verder ervan verzekeren, dat het duidelijk is met welke ideeën over kwaliteit, methodologie en de bedoeling van het programma zij naar de aanvragen kijken.
Discussie: meer sturing en regie
In het SPRONG-programma laat Regieorgaan SIA het relatief vrij hoe de subsidie moet bijdragen aan de hoge ambities en doelen van het programma (‘krachtige’ onderzoeksgroepen, focus en massa). Tijdens ons onderzoek is de behoefte naar voren gekomen aan een breed gedeeld beeld van hoe lectoraten zich in de toekomst zouden moeten ontwikkelen. Dit vraagt van Regieorgaan SIA om meer houvast te bieden ten aanzien van wat het verstaat onder krachtige onderzoeksgroepen en hoe het verwacht dat groepen zich ontwikkelen, niet zozeer qua inhoud, als wel qua structuur, organisatie, management en financiering. Meer sturing op deze gebieden kan bijdragen aan het proces van volwassenwording van het praktijkgerichte onderzoek op hogescholen. Het SPRONG-programma leent zich als instrument hiervoor.
Veelgestelde vragen
De term ‘krachtige onderzoeksgroep’ is opgeworpen door Regieorgaan SIA, de financier voor onderzoek op hogescholen. Regieorgaan SIA wil onderzoeksgroepen helpen om te groeien in kwaliteit (goed onderzoek) en capaciteit (voldoende massa). Een groep kan een enkel lectoraat betreffen, maar ook meerdere samenwerkende lectoraten binnen een hogeschool of van meerdere hogescholen.
In periodieke evaluaties kijkt een commissie naar vijf standaarden van een goede (krachtige) onderzoeksgroep- of eenheid: (1) er is een relevant, ambitieus en uitdagend onderzoeksprofiel en -programma; (2) er zijn middelen om het onderzoeksprogramma uit te voeren; (3) het onderzoek voldoet aan disciplinaire standaarden; (4) er is voldoende doorwerking in onderwijs, beroepspraktijk en kennisontwikkeling; en (5) er vindt een systematische evaluatie plaats.
In het rapport onderscheiden we enkele aanvullende factoren die bijdragen aan de gewenste ontwikkeling tot krachtige onderzoeksgroepen, zoals het werken aan een robuust en duurzaam netwerk met organisaties buiten de hogeschool, waaronder andere kennisinstellingen. En ook ervaring opbouwen met grootschalige en programmatische subsidieaanvragen helpt groepen om zich verder te ontwikkelen. Het hr-beleid van hogescholen, met aandacht voor de onderzoekstaak van de hogeschool, is tot slot een belangrijke factor om groepen te ondersteunen in het uitbreiden en ontwikkelen van hun onderzoek.
SPRONG is een relatief nieuw financieringsprogramma van Regieorgaan SIA, de financier voor onderzoek op hogescholen. SPRONG staat voor Stimuleren van PRaktijkgerichte ONderzoeksGroepen. Het doel van het SPRONG-programma is om focus en massa binnen het praktijkgericht onderzoek te realiseren door krachtige onderzoeksgroepen te ondersteunen. Consortia van onderzoekers kunnen tot twee miljoen euro aanvragen voor een periode van acht jaar.
De eerste SPRONG-ronde vond plaats in het domein gezondheid & vitaliteit. Een programmacommissie heeft aan een viertal groepen de subsidie toegekend en blijft betrokken in de rest van de periode. Na vier jaar volgt een evaluatie van de voortgang.
Het SPRONG-programma is gericht op de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de onderzoeksgroepen en dus niet op onderzoeksprojecten zelf. Bij randvoorwaarden kun je denken aan het (verder) ontwikkelen van samenwerkingsverbanden, data verzamelen dan wel datamanagement verder ontwikkelen, en hulp met verwerven van nieuwe onderzoeksfinanciering.
Door de kenmerken van het SPRONG-programma – tot twee miljoen euro voor acht jaar – is het instrument sterk gericht op programmatische samenwerking binnen en tussen hogescholen en continuïteit van deze samenwerking.
De groepen met een SPRONG-subsidie, voor zover we dat nu kunnen zien, kunnen zich sneller ontwikkelen dan de groepen die geen subsidie hebben gekregen. De subsidie zorgt ook voor continuïteit en commitment van allerlei samenwerkingspartners aan een gedeeld onderzoeksprogramma. Tot slot geeft de SPRONG-subsidie een zekere status en reputatie die groepen helpt in hun verdere ontwikkeling, bijvoorbeeld bij samenwerking met universiteiten of het aanvragen van financiering.
Het Rathenau Instituut pleit voor een brede blik op het Nederlandse kennisecosysteem. Ook hogescholen maken daar een steeds belangrijker deel van uit met hun sinds 2001 gestaag ontwikkelende onderzoekstaak. Het Rathenau Instituut verzamelde eerder al diverse feiten en cijfers over het onderzoek op hogescholen: lees bijvoorbeeld het rapport Praktijkgericht onderzoek bij lectoraten van hogescholen en de factsheet Inkomsten en uitgaven van universiteiten en hogescholen: praktijkgericht onderzoek.
Regieorgaan SIA heeft het Rathenau Instituut verzocht om, naast de feiten en cijfers die al bekend waren, een kwalitatieve studie te doen naar de ontwikkeling van onderzoeksgroepen op hogescholen. De studie staat in het teken van het relatief nieuwe financieringsprogramma SPRONG, dat erop gericht is onderzoeksgroepen te ondersteunden in hun ontwikkeling.
De resultaten uit dit rapport zijn in eerste instantie bruikbaar voor Regieorgaan SIA en de programmacommissie van het SPRONG-programma. Regieorgaan SIA kan met de resultaten van dit onderzoek een gerichte keuze maken welke activiteiten nodig zijn om onderzoeksgroepen te ondersteunen op weg naar de verdere ontwikkeling van hun onderzoekscapaciteit en onderzoekskwaliteit. De programmacommissie kan met de resultaten kijken hoe zij de door hen geselecteerde groepen zo goed mogelijk kunnen begeleiden.
Niet alleen Regieorgaan SIA is bezig met het bouwen aan krachtige onderzoeksgroepen, dat doen ook hogeschoolbestuurders, beleidsmedewerkers, lectoren, onderzoekers, opleidingsmanagers, studenten en vertegenwoordigers van de beroepspraktijk. Ook voor hen is het rapport relevant.
Het onderzoek op hogescholen vindt plaats in lectoraten. In 2001 ondertekenden de minister van OCW en de Vereniging Hogescholen (toen: HBO-raad) het Convenant lectoren en kenniskringen in het hoger beroepsonderwijs. Daarin maakten zij afspraken over de oprichting van lectoraten en over de financiering daarvoor. Er zijn inmiddels circa zevenhonderd lectoren en de totale inkomsten van lectoraten bedragen meer dan 200 miljoen euro. Het gemiddelde aantal bij lectoraten betrokken fte, is in de periode 2009-2016 gegroeid van 2,74 tot 3,58 fte (van 8 naar 10 medewerkers, het zijn dus vooral deeltijdaanstellingen).
Het onderzoek dat plaatsvindt op hogescholen wordt vaak aangeduid als praktijkgericht onderzoek, omdat het onderzoek veelal is gericht op vraagstukken uit de praktijk die ook in die praktijk worden onderzocht. Praktijkgericht onderzoek is daarmee onderscheidend ten opzichte van meer fundamenteel onderzoek. Dat heeft vaak ook gevolgen voor het onderzoeksdesign, de methodologie en wat doorgaat als kwalitatief hoogstaand onderzoek.