calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

De impact van grootschalige onderzoeksinfrastructuren

Rapport
26 april 2019
Een nieuwe meetmethode voor de opbrengst van internationale onderzoeksfaciliteiten
maatschappelijke impact onderzoeksfaciliteiten Bedrijfsleven Wetenschapsbeleid
Image
Onderzoek met ruimtetelescoop
In 2018 heeft het Rathenau Instituut een methode ontwikkeld om de return-on-investment te berekenen van Nederlandse deelname in internationale onderzoeksinfrastructuren. We bedoelen daarmee in hoeverre publieke investeringen worden ‘terugbetaald’ in de vorm van opdrachten voor de industrie, voor de ontwikkeling, bouw en modernisering van geavanceerde instrumenten. We hebben dit gedaan op verzoek van het ILO-net van NWO-I, de industrial liaison officers van de NWO-instituten die contacten onderhouden met infrastructuren en bedrijven.

Het Rathenau Instituut heeft in dit kader ook een workshop georganiseerd. Doel was om meer zicht te krijgen op knelpunten die Nederlandse bedrijven ondervinden bij het verwerven van opdrachten van deze grootschalige infrastructuren. We deden dit op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, dat wil weten of er wijzigingen in het beleid of nieuwe beleidsmaatregelen nodig zijn.

Downloads

Downloads

Samenvatting

Nederland neemt deel in verschillende grootschalige onderzoeksinfrastructuren om kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken. Dit vergt grote en langdurige publieke investeringen. Deze investeringen leveren niet alleen goede en belangrijke wetenschap op, maar hebben ook economische en maatschappelijke meerwaarde. Het wordt steeds belangrijker om die economische en maatschappelijke impact goed in beeld te brengen, om daarmee de grote investeringen te kunnen rechtvaardigen.

Het Rathenau Instituut werkt en werkte in diverse projecten aan manieren om de veelzijdige impact van onderzoeksinfrastructuren zichtbaar en meetbaar te maken. In dit rapport presenteren we een door het Rathenau Instituut ontwikkelde methode waarmee een specifiek onderdeel van die bredere impact wordt gemeten, namelijk de directe economische return on investment. In welke mate vloeien de contributies van Nederland via opdrachten weer terug naar het Nederlandse bedrijfsleven? Specifiek gaat het om het aandeel van de opdrachten voor het Nederlandse bedrijfsleven die voortkomen uit de onderzoeksinfrastructuren, afgezet tegen het aandeel dat Nederland levert in de contributies. Daarbij richten we ons met name op opdrachten voor het ontwikkelen, bouwen en/of onderhouden van technologische onderdelen en instrumenten.

Het Rathenau Instituut ontwikkelde deze methode op verzoek van ILO-net van NWO-I2. We hebben de berekeningsmethode ontwikkeld en gevalideerd in een pilot met vier grootschalige onderzoeksinfrastructuren waar Nederland in deelneemt:

  • CERN: Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire, het Europese laboratorium voor deeltjesfysica in Zwitserland;
  • ESRF: de European Synchrotron Radiation Facilityin Frankrijk: een versneller als krachtige lichtbron voor ‘supermicroscopen’;
  • ITER: de grootste experimentele magnetische fusie-installatie ter wereld, de International Thermonuclear Experimental Reactorin Frankrijk;
  • LOFAR: een netwerk van 38 stations voor radioastronomie in verschillende Europese landen, de Low Frequency Array-telescoop.

Voor elk van deze vier onderzoeksinfrastructuren is de directe economische return on investment berekend. In essentie bestaat de gebruikte methode uit het bepalen van het aandeel dat Nederland verkrijgt uit de aanbestedingen, afgezet tegen het aandeel dat Nederland bijdraagt aan de financiering van de betreffende onderzoeksinfrastructuur.

Omdat de vier onderzoeksinfrastructuren allemaal anders georganiseerd zijn en een eigen aanpak en regels hebben voor de financiering en aanbesteding, is maatwerk noodzakelijk. Daarom is bij alle berekeningen vermeld welke gegevens er zijn gebruikt over publieke investeringen en verleende opdrachten, en hoe die gegevens in de berekening zijn verwerkt.

De uitkomsten kunnen ook gebruikt worden als nulmeting voor een toekomstige evaluatie van eventuele beleidsmaatregelen die de Nederlandse overheid zou kunnen nemen om de deelname van Nederlandse bedrijven in dit soort aanbestedingen te bevorderen.

Om de overheid beter inzicht te geven in de vraag of er aanleiding is voor dit soort beleidsmaatregelen, heeft het Rathenau Instituut parallel aan dit project in november 2018 een workshop met stakeholders georganiseerd voor het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Het doel was om in beeld te brengen welke knelpunten en issues Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen ervaren in het verwerven van opdrachten van grootschalige onderzoeks-infrastructuren. De workshop leverde input voor het ministerie bij de overweging of nieuw of aangepast beleid nodig is om de return on investment te verbeteren. De uitkomsten van de workshop worden beschreven in een afzonderlijk verslag.

Resultaten en conclusies

In dit rapport bespreken we een nieuw ontwikkelde methode voor het bepalen van de directe economische return on investment van de Nederlandse bijdrage aan grootschalige onderzoeksinfrastructuren. De nieuwe meetmethode is toegepast op vier internationale onderzoeksinfrastructuren waar Nederland aan bijdraagt:

  • CERN, het Europese laboratorium voor deeltjesfysica in Zwitserland;
  • ESRF, een versneller als krachtige lichtbron voor ‘supermicroscopen’ in Frankrijk;
  • ITER, de grootste experimentele magnetische fusie-installatie ter wereld in Frankrijk;
  • LOFAR, een netwerk van 38 stations voor radioastronomie in verschillende Europese landen. 

De ontwikkelde methode bestaat uit drie stappen:

  1. Het bepalen van het aandeel dat Nederland bijdraagt aan de financiering van de betreffende onderzoeksinfrastructuur. Hiervoor hanteerden we twee vragen: Wat is het totaal aan contributies (of bijdragen) dat de onderzoeksinfrastructuur ontvangt van deelnemende landen (a)? Wat is de Nederlandse contributie (b)?
  2. Het bepalen van het aandeel dat Nederland verkrijgt uit de aanbestedingen (F=e/d %). Dit deden we aan de hand van twee vragen: Wat is het totaal aan contracten of uitgaven van de onderzoeksinfrastructuur (d)? Welk deel hiervan komt bij Nederlandse bedrijven of kennisinstellingen terecht (e)?
  3. Het bepalen van de returncoëfficiënt (R=C/F). Dit gebeurt aan de hand van het aandeel dat Nederland verkrijgt uit de aanbestedingen (C), afgezet tegen het aandeel dat Nederland bijdraagt aan de financiering van de betreffende onderzoeksinfrastructuur (F).

Deze meetmethode is in essentie eenvoudig. Tegelijkertijd vraagt de toepassing ervan om maatwerk, omdat onderzoeksinfrastructuren allemaal anders georganiseerd zijn en een eigen aanpak en regels hebben voor financiering en aanbesteding. Daarom is bij alle berekeningen in het rapport vermeld welke gegevens er zijn gebruikt over publieke investeringen en verleende opdrachten, en hoe die gegevens in de berekening zijn verwerkt.

We concluderen dat de ontwikkelde methode goed werkt om een kwantitatief inzicht te geven in de directe economische return on investment voor Nederland, bij vier sterk uiteenlopende grootschalige onderzoeksinfrastructuren.

De uitkomsten kunnen ook fungeren als een nulmeting voor een toekomstige evaluatie van eventuele beleidsmaatregelen die de Nederlandse overheid zou kunnen nemen om de deelname van Nederlandse bedrijven in dit soort aanbestedingen te bevorderen.

Workshop Big Science en bedrijfsleven

Om de overheid een beter inzicht te geven in de vraag of er aanleiding is voor dit soort beleidsmaatregelen, heeft het Rathenau Instituut parallel aan dit project in november 2018 een workshop met stakeholders georganiseerd voor het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het doel was om in beeld te brengen welke knelpunten en issues Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen ervaren in het verwerven van opdrachten van grootschalige onderzoeksinfrastructuren. De workshop leverde voor het ministerie input bij de overweging of nieuw/aangepast beleid nodig is om de return on investment te verbeteren. De uitkomsten van de workshop worden beschreven in een afzonderlijk verslag.

Onderzoek naar impact door het Rathenau Instituut

De methode die in dit rapport centraal staat, is een specifiek onderdeel van de bredere economische en maatschappelijke impact van grootschalige onderzoeksinfrastructuren. Het zichtbaar maken van deze bredere impact wordt steeds belangrijker om de flinke investeringen in die infrastructuren te kunnen rechtvaardigen. Het Rathenau Instituut werkt en werkte in diverse projecten aan manieren om de veelzijdige impact van onderzoeksinfrastructuren zichtbaar en meetbaar te maken. Meer over de eerdere onderzoeksprojecten naar die impact leest u hieronder. 

Het Rathenau Instituut informeerde de Tweede Kamer over de bevindingen van de workshop tijdens een technische briefing. Lees meer: nieuwsbericht over de technische briefing in de Tweede Kamer van 10 oktober 2019.