calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie (TWIN) 2016-2022

Rapport
23 april 2018
Feiten en Cijfers
Image
Cijfers over de directe financiële en indirecte fiscale steun van de rijksoverheid op het gebied van research & development (R&D) en innovatie over de periode 2016-2022. Ook is er aandacht voor R&D en innovatie-investeringen vanuit regionale en Europese bronnen.

Downloads

Downloads

Samenvatting

De publicatie Totale investeringen in Wetenschap en INnovatie 2016-2022 (TWIN) is een overzicht van de financiële en fiscale steun voor R&D en innovatie van de overheid. Het doel is om een vooruitblik te geven op basis van de begrote overheidssteun voor R&D en innovatie. De cijfers in deze TWIN-publicatie zijn gebaseerd op de begrotingen voor 2018 van de departementen, conform de Frascati Handleiding van de OESO. De cijfers zijn daarmee exclusief de investeringen en bezuinigingen uit het Regeerakkoord 2017-2021. Deze effecten van het Regeerakkoord komen apart aan bod, in paragraaf 5.

Het overzicht is grotendeels gebaseerd op de departementale begrotingen 2018 en beslaat de periode 2016-2022. De cijfers voor 2016 zijn realisatiecijfers en die voor 2017 voorlopige realisatiecijfers, zoals bekend op het moment van het uitbrengen van de begroting 2018 (Prinsjesdag 2017). De cijfers voor 2018 betreffen de ontwerpbegroting en de cijfers voor 2019-2022 zijn meerjarenramingen.

Het gaat hierbij om drie categorieën uitgaven:

  • Directe uitgaven voor R&D, gericht op het vergroten van kennis en het ontwikkelen van nieuwe toepassingen;
  • Directe uitgaven voor innovatie, niet zijnde R&D, gericht op het bevorderen van innovatie, zonder R&D-component;
  • Indirecte steun voor R&D en innovatie, waarbij het gaat om fiscale instrumenten. Daarnaast besteden we aandacht aan internationale en regionale financiering voor kennis en innovatie.

De belangrijkste bevindingen uit dit overzicht zijn:

  1. De totale steun van de rijksoverheid voor R&D en innovatie is de komende jaren ongeveer € 6,5 miljard per jaar. Ruim driekwart hiervan bestaat uit directe uitgaven voor R&D, vanaf 2018 circa € 5,1 miljard. Fiscale steun voor R&D vormt met € 1,2 miljard, 18 procent van de totale steun voor R&D en innovatie in 2018.
  2. De directe R&D-uitgaven nemen op basis van de begroting 2018 tussen 2016 en 2022 toe met 2,6 procent, vooral dankzij stijgingen in de R&D-uitgaven van OCW, EZ en SZW. Bij VWS, I&M en V&J is sprake van een daling. De verdeling van (voornamelijk institutionele) overheidsfinanciering voor R&D naar ontvanger laat een toename zien voor instellingen die overwegend gericht zijn op fundamenteel onderzoek. De TO2-instellingen voor toegepast onderzoek hebben te maken met een afname.
  3. De Nederlandse inkomsten uit het Europese kaderprogramma Horizon 2020 zijn tot 2016 jaarlijks gemiddeld bijna € 650 miljoen en nemen mogelijk verder toe. Regionale EU- financiering uit EFRO voor kennis en innovatie in Nederland komt op ongeveer € 100 miljoen per jaar. De provinciale middelen voor kennis en innovatie bedroegen € 190 miljoen in 2016 en blijven over de periode 2017-2020 naar verwachting vergelijkbaar in omvang.
  4. Financiering voor R&D komt van overheden, maar ook van bedrijven, andere nationale bronnen en het buitenland. Afgezet tegen de omvang van de economie is de totale financiering voor R&D in Nederland tussen 2011 en 2016 licht gestegen, van 1,9 procent van het bruto binnenlands product (bbp) naar 2,03 procent. Deze stijging is vooral te danken aan toegenomen R&D-financiering uit het buitenland.
  5. De directe overheidssteun voor R&D zal als percentage bbp dalen vanaf 2018, op basis van de Rijksbegroting 2018 en de investering uit het Regeerakkoord 2017.Om bij de huidige economische groeiprognoses tot de internationaal afgesproken R&D-intensiteit van 2,5 procent bbp in 2020 te komen, is een totale extra investering benodigd van € 5,8 miljard ten opzichte van 2016. Dit zal een aanvulling vergen die grotendeels van de kant van de bedrijven moet komen, maar deels ook van de overheid. Bij een gelijkblijvende verhouding tussen publieke en private R&D-investeringen (1:1,5) zal vanuit de overheid een hogere extra investering nodig zijn dan wanneer deze verhouding verschuift naar de internationale gemiddelde verhouding van 1:2. De benodigde investeringen hangen daarnaast af van de groei van R&D-financiering uit overige nationale bronnen en het buitenland.

 

Bij voorkeur citeren als:
Vennekens, A. en J. de Jonge (2018). Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie (TWIN) 2016-2022. Den Haag: Rathenau Instituut.

Onderliggende data

De onderliggende data zijn verzameld in dit excel-bestand