calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Veelgestelde vragen

Vertrouwde wetenschap
Image
Mensen met mondkapjes op in het park

Corona is het gespreksonderwerp van het jaar. Helpen mondkapjes tegen de verspreiding van het virus? Zijn de vaccins goed getest? Hebben die geen bijwerkingen op de lange termijn?

Dit rapport gaat over het vertrouwen van burgers in de wetenschap. Niet alleen over het vertrouwen in het onderzoek naar corona, maar over de wetenschap in het algemeen. En in het bijzonder over het vertrouwen van burgers in wetenschappelijk onderzoek dat in opdracht van de overheid wordt gedaan.

Sinds 2012 meet het Rathenau Instituut elke drie jaar het vertrouwen van burgers in de wetenschap. Uit dat onderzoek weten we dat Nederlanders veel vertrouwen hebben in de wetenschap. Maar dit vertrouwen neemt af als onderzoekers opdrachten doen voor de overheid.

De overheid gebruikt wetenschappelijk kennis als basis voor beleid. En de wetenschap kan een bijdrage leveren aan de oplossing van maatschappelijke uitdagingen, maar daarvoor is het wel van belang dat burgers de wetenschap vertrouwen. Daarom is het belangrijk te begrijpen waarom het vertrouwen in wetenschap daalt en wat gedaan kan worden om dat vertrouwen te behouden of te versterken.

De belangrijkste vragen van dit onderzoek waren daarom:

  • waar hangt het vertrouwen van burgers in wetenschap vanaf?
  • en aan welke voorwaarden moet worden voldaan, zodat burgers vertrouwen houden als onderzoekers opdrachten doen voor de overheid?

Om deze vragen te beantwoorden hebben we acht groepsgesprekken – focusgroepen – gehouden met burgers met een representatief profiel: met verschillende leeftijden, opleidingsniveaus en hoeveelheid vertrouwen in de wetenschap. Een gespreksleider bracht de deelnemers met elkaar in gesprek en kon hen doorvragen naar hun opvattingen. Een extra gespreksgroep bestond uit kritische burgers. Zij hebben geprotesteerd tegen beslissingen van de overheid, bijvoorbeeld rondom de Oostvaardersplassen of over 5G-straling. Het gesprek in deze groep ging niet direct over deze onderwerpen, maar over hoe de overheid onderzoek (heeft) gebruikt en hoe dat anders zou kunnen.

Wij hebben 6 conclusies getrokken in ons onderzoek. 

  1. Transparantie is heel belangrijk. Burgers verwachten dat hun vertrouwen stijgt, als ze zien wat er in de wetenschap gebeurt. Maar soms leidt meer informatie vooral tot meer verwarring. Voor vertrouwen is daarom meer nodig dan alleen openheid van zaken. Wetenschappers moeten in begrijpelijke taal spreken, eerlijk zijn over de onzekerheden en beperkingen van een onderzoek, en uitleg geven over de keuzes die ze hebben gemaakt.
     
  2. Mensen vertrouwen ook op hun gevoel om te bepalen of een onderzoek betrouwbaar is of niet. Resultaten die ingaan tegen dat gevoel, worden niet gelijk geloofd. Informatie over hoe vaak het onderzoek is herhaald is dan extra belangrijk. En als een onderzoeksresultaat overeenkomt met wat iemand al had verwacht, wordt dat resultaat sneller geloofd.
     
  3. Onbekend maakt onbemind. Mensen met weinig vertrouwen in de wetenschap weten vooral weinig over wat wetenschappers doen.
     
  4. Een negatieve ervaring met een onderzoek(er) beschadigt het algemene vertrouwen in de wetenschap voor lange tijd.
     
  5. Bij onderzoek in opdracht van de overheid vinden burgers onafhankelijkheid heel belangrijk. Van de meeste burgers mag de overheid meedenken over het onderzoek, maar absoluut geen druk zetten op de onderzoeker om de resultaten of conclusies aan te passen.
     
  6. De meeste burgers hebben redelijk veel vertrouwen in de Nederlandse overheid, en ze vinden dat de overheid wetenschappelijke kennis moet gebruiken voor het nemen van beslissingen. Maar deze kennis bepaalt niet alles. De regering moet ook kunnen uitleggen welke politieke keuzes ze maakt in het beleid.

Uit de gesprekken blijkt dat burgers vertrouwen hebben als meerdere onderzoeken hetzelfde resultaat laten zien, en als samenwerkende onderzoekers elkaar kritisch ondervragen. Burgers hebben duidelijke ideeën over wat goede manieren zijn om onderzoek te doen, zoals laboratoriumonderzoek.

Burgers vinden wetenschappers over het algemeen eerlijk. Zij moeten helder praten en schrijven over hun onderzoek, en ze mogen geen informatie achterhouden. Transparantie is heel belangrijk, over wat onderzoekers gedaan hebben, de resultaten van het onderzoek en wie het betaalt. Onderzoekers moeten hun verhaal ook onderbouwen met feiten.

Tegenstrijdige berichten in de media kunnen schadelijk zijn voor het vertrouwen in een onderzoek. Ook hebben mensen het idee ‘als het werkt, is het waar’. Als bijvoorbeeld een techniek goed werkt, dan zal het onderzoek ook wel in orde zijn. Mensen gaan ook op hun gevoel af of ze een onderzoek vertrouwen of niet. En ten slotte nemen ze eerdere ervaringen met wetenschappers mee in hun vertrouwen van de wetenschap in het algemeen.

Als onderzoekers het onderzoek doen in opdracht van de overheid, hebben burgers verschillende voorwaarden voordat ze het vertrouwen. De meeste burgers gaan ervan uit dat de Nederlandse overheid het beste met ons voorheeft, maar kritische burgers vertrouwen de overheid niet (meer) zomaar.

De meeste burgers hebben redelijk veel vertrouwen in de Nederlandse overheid, en ze vinden dat de overheid wetenschappelijke kennis moet gebruiken voor het nemen van beslissingen. Maar deze kennis bepaalt niet alles. De regering moet ook kunnen uitleggen welke politieke keuzes ze maakt in het beleid.

Veel deelnemers aan de groepsgesprekken denken dat wetenschappers van zichzelf wel eerlijk zijn, maar ze zijn bang dat wetenschappers misschien onder druk staan als ze door anderen betaald worden. Een aantal kritische burgers vindt daarom dat universiteiten meer eigen geld moeten krijgen voor onderzoek, zodat ze onafhankelijker zijn van de overheid.

Transparantie is extra belangrijk wanneer het onderzoek in opdracht van de overheid is uitgevoerd. Vooral over de resultaten moeten onderzoekers transparant zijn. Zodra mensen het gevoel krijgen dat onderzoekers informatie achterhouden, verzwijgen of verdraaien, neemt hun vertrouwen af. Tegelijkertijd vinden burgers het soms lastig alle informatie over een onderzoek te verwerken. Soms leidt meer informatie eerder tot meer verwarring, dan tot meer vertrouwen.

Jongeren stellen voor dat iedereen in Nederland onderwijs over wetenschap moet krijgen. Dan raken mensen meer betrokken bij de wetenschap, en dat is goed voor hun begrip en het vertrouwen.

We doen een aantal observaties. Inhoudelijk verschillen de argumenten die hoog- en laagopgeleiden gebruiken om aan te geven of ze wel of geen vertrouwen hebben in de wetenschap nauwelijks. Alle groepen hadden redelijk wat vertrouwen in de wetenschap. De groep die geselecteerd was vanwege een laag vertrouwen in de wetenschap, bleek vooral onbekend te zijn met de wetenschap. Deze groep had een sterke behoefte aan openheid en transparantie. De groep kritische burgers had vroeger weliswaar vertrouwen in de wetenschap, maar was het vertrouwen in de overheid verloren door een persoonlijke ervaring met wetenschappelijk onderzoek in opdracht van de overheid. Opvallend aan de groep jongeren was dat zij sterk pleitten voor wetenschappelijke geletterdheid.