calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Vele handen maken meer dan licht werk

Rapport
28 november 2024
Hoe financiers en kennisinstellingen betekenis kunnen geven aan burgerwetenschap
Burgerparticipatie open science publieke betrokkenheid Cocreatie

Festivalgangers ontdekken hoe de waterkwaliteit van Lake Lowlands van invloed is op de biodiversiteit en hoe zij zelf een handje kunnen helpen. Foto: Jiska Vaarwerk/NIOO-KNAW

Image
Festivalgangers ondekken hoe waterkwaliteit van Lake Lowlands van inleod is op de biodiversiteit
Deze publicatie richt zich op de vraag wat onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen kunnen doen om betekenisvolle burgerwetenschap in opgavegerichte onderzoeksprogramma’s te stimuleren, faciliteren en evalueren.

Samenwerken met burgers in onderzoek wordt de laatste jaren steeds populairder. Vooral als gaat om het begrijpen en oplossen van maatschappelijke problemen zijn de ervaringen, kennis en expertise van burgers van belang. Daarom richten wij ons in dit rapport op burgerwetenschap in opgavegerichte onderzoeksprogramma’s, waarin niet de nieuwsgierigheid van onderzoekers of economische groei centraal staat maar juist een maatschappelijke opgave zoals klimaatverandering of sociale ongelijkheid.

In het rapport laten we zien dat het betrekken van burgers bij wetenschap met de nodige aanpassingen meer waarde voor burgers én wetenschappers kan krijgen. Onderzoeksfinanciers kunnen bijvoorbeeld de financiële en juridische kaders herzien waardoor burgers en wetenschappers gemakkelijker mee kunnen doen. En kennisinstellingen kunnen burgers en wetenschappers meer tijd en ruimte geven.

Downloads

Downloads

Samenvatting

Deze publicatie richt zich op de vraag wat onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen kunnen doen om betekenisvolle burgerwetenschap in opgavegerichte onderzoeksprogramma’s te stimuleren, faciliteren en evalueren. Samenwerken met burgers in onderzoek wordt de laatste jaren steeds populairder. Vooral als gaat om het begrijpen en oplossen van maatschappelijke problemen zijn de ervaringen, kennis en expertise van burgers van belang. Daarom richten wij ons in dit rapport op burgerwetenschap in opgavegerichte onderzoeksprogramma’s, waarin niet de nieuwsgierigheid van onderzoekers of economische groei centraal staat maar juist een maatschappelijke opgave zoals klimaatverandering of sociale ongelijkheid.

Uit eerder onderzoek van het Rathenau Instituut blijkt dat de benodigde structuren en prikkels om burgerwetenschap op een betekenisvolle manier uit te voeren nog ontbreken. Een bekend voorbeeld van betekenisarme participatie is eenrichtingsverkeer: de wetenschappers bepalen voor een burger(organisatie) hoe en wanneer zij worden betrokken, en informeren ze niet over waartoe hun inbrengt heeft geleid.

Burgerwetenschap is volgens dit rapport betekenisvol als zij bijdraagt aan de democratisering van wetenschap. Dat houdt in dat het publiek meer invloed krijgt op de wetenschap en dat die invloed eerlijker verdeeld wordt onder burgers.

We focussen in dit rapport op onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen omdat zij veel invloed hebben op de voorwaarden en daarmee ook op de uitvoering, resultaten en impact van onderzoek. Maar dit rapport laat ook zien dat voor betekenisvolle burgerwetenschap een breder gesprek nodig is over de rollen, taken en verantwoordelijkheden van financiers, kennisinstellingen, onderzoekers en burgers.

We brachten de huidige manier waarop burgerwetenschap wordt gestimuleerd, gefaciliteerd en geëvalueerd in kaart aan de hand van literatuurstudie, interviews en drie domeinspecifieke workshops met beleidsmakers en -uitvoerders. De mensen die we spraken, vertelden over de verschillende activiteiten binnen een onderzoeksprogramma of bij een kennisinstelling en reflecteerden hierop. We gebruikten een conceptueel model van onderzoeker Flurina Schneider om de interventies te structureren binnen drie fases van onderzoek (definitie van problemen en doelen; coproductie van kennis; bijdrage aan maatschappelijke verandering), en drie lagen van ondersteuning (programmamanagement; projectondersteuning; projecten).
 

Vooral veel aandacht in eerste fase van onderzoeksprogrammering

Uit onze analyse viel op dat er veel aandacht gaat naar activiteiten en interventies in de eerste fase in de onderzoeksprogrammering. Financiers besteden bijvoorbeeld veel zorg aan het opstellen van callteksten, het organiseren van matchmakingbijeenkomsten en het samenstellen van beoordelingscommissies om betekenisvolle burgerwetenschap te stimuleren. Maar er wordt daarna weinig stilgestaan bij hoe de samenwerking met burgers verloopt, wat er verbeterd kan worden en welke lessen men kan trekken voor toekomstige projecten. Verder blijft het vaak impliciet wat alle betrokkenen, ook binnen dezelfde organisatie, precies bedoelen met goede of betekenisvolle burgerwetenschap.

Denk aan definitie, regels en rollen 

We vonden drie aandachtspunten die kunnen zorgen voor betere en betekenisvollere burgerwetenschap. Dat zijn: het voorkomen van spraakverwarring, het eigentijdser maken van de financiële en juridische kaders, en het verhelderen van de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokkenen.

Ten eerste bestaat er rondom burgerwetenschap veel spraakverwarring en zijn er amper expliciete definities of richtlijnen voor wanneer het betekenisvol is. Er gaan veel verschillende termen rond zoals publieke betrokkenheid, citizen science, participatie, wetenschapscommunicatie en transdisciplinariteit.

De nadruk op het duidelijk maken van de definitie is meer dan een woordenspel. Achter elke term en associatie gaan namelijk verschillende opvattingen schuil over wat betekenisvolle betrokkenheid van burgers bij onderzoek eigenlijk is, of zou moeten zijn. Wanneer goede of betekenisvolle burgerwetenschap niet expliciet wordt gedefinieerd, bijvoorbeeld in financieringsvoorwaarden, ontstaat het risico van willekeur.

Het tweede aandachtspunt uit onze analyse betreft de financiële en juridische kaders waar onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen aan zijn gebonden. Deze bepalen bijvoorbeeld wie en wat gefinancierd mag worden, en de mate van betrokkenheid of juist afstand die een financier moet hebben ten opzichte van aanvragers. Vooral de financieringsvoorwaarden hebben een grote impact op de (ondervonden) gelijkwaardigheid tussen onderzoekers en burgers of andere maatschappelijke partijen. We merken verder dat veel financiers bezig zijn met het herzien van de kaders en richtlijnen, maar dat ze worden beperkt door hun wettelijke taken en doelen.

Hiermee komen we op het derde aandachtspunt, namelijk het onderliggende vraagstuk over hoe onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen zich verhouden tot hetgeen ze financieren en ondersteunen. Hoeveel mogen en willen ze bijsturen in de projecten die ze goedkeuren en financieren? Hierover zijn de meningen verdeeld, zowel binnen organisaties als ertussen. Deze verdeeldheid komt tot uiting in alle fases van de programmacyclus. Wie is er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het samenbrengen van de relevante partijen? Wie voor het trainen van onderzoekers? En wie voor het waarmaken van de maatschappelijke impact nadat de onderzoeksresultaten zijn behaald?

We zien dat de financiers in een spreekwoordelijke spagaat zitten. Aan de ene kant willen en mogen zij niet te actief bemiddelen. Ze wijzen bijvoorbeeld op de academische vrijheid en verantwoordelijkheid van onderzoekers om zelf keuzes te maken. Aan de andere kant geven financiers juist aan dat ze een actievere houding aan willen nemen om ervoor te zorgen dat wat ze financieren, goed verloopt en maximale (maatschappelijke) impact bereikt. 

Vier handelingsopties

Op basis van onze bevindingen en reflecties presenteren we vier handelingsopties om het stimuleren, faciliteren en evalueren van burgerwetenschap in opgavegerichte onderzoeksprogramma’s te verbeteren. Bij elke optie concretiseren wij de handelingsopties voor verschillende doelgroepen van dit rapport. Die doelgroepen zijn onderzoeksfinanciers, kennisinstellingen en onderzoekers die burgerwetenschapsprojecten leiden, en ministeries, politici en beleidsambtenaren die als opdrachtgever van onderzoeksfinanciers fungeren.
 

  1. Expliciteer wat betekenisvolle burgerwetenschap is
    Een eerste stap op weg naar betekenisvolle burgerwetenschap is om binnen elke organisatie, elk programma, of elk project gezamenlijk te reflecteren op de verschillende termen en vervolgens samen vast te leggen wat iedereen verstaat onder betekenisvolle burgerwetenschap.

    Voor onderzoeksfinanciers betekent dit dat zij in de selectiecriteria van een call expliciteren wat goede of betekenisvolle burgerwetenschap betekent. Dit maakt het mogelijk voorstellen op deze criteria te beoordelen en te selecteren, en vervolgens de voortgang van projecten hierop te monitoren en evalueren.

    Kennisinstellingen en onderzoekers kunnen de verwarring rondom betekenisvolle burgerwetenschap verminderen door op instellingsniveau gezamenlijk te reflecteren op normativiteit, bias en machtsverhoudingen binnen samenwerkingen.

    Ministeries, politici en beleidsambtenaren kunnen betekenisvolle burgerwetenschap legitimeren door goede voorbeelden publiekelijk uit te lichten.
     
  2. Creëer ruimte en aandacht voor het leerproces over burgerwetenschap
    Samenwerken met burgers is voor veel onderzoekers nog geen kerncompetentie. Het kost tijd, ruimte en flexibiliteit om hierin te groeien. Kennisinstellingen en onderzoeksfinanciers zouden een continu leerproces over burgerwetenschap kunnen stimuleren, en zo betekenisvolle participatie kunnen faciliteren.

    Onderzoeksfinanciers kunnen bijvoorbeeld gerichte trainingen of workshops organiseren en (formatief) monitoren op basis van hun expertise.

    Kennisinstellingen en onderzoekers kunnen op hun beurt het leerproces over burgerwetenschap versterken door aandacht te besteden aan de noodzakelijke competenties en complexiteit van burgerwetenschap in het reguliere hogere onderwijs en binnen communities of practice en academische werkplaatsen.
     
  3. Zorg voor passende financieringsvoorwaarden bij burgerwetenschap
    Strikte (algemene) subsidievoorwaarden, waarin nauw wordt bepaald wie subsidie mag aanvragen en welke activiteiten mogen worden bekostigd, knellen in de praktijk met het creëren van een gelijkwaardige samenwerking tussen burgers of maatschappelijke organisaties en onderzoekers.

    Onderzoeksfinanciers kunnen binnen de huidige juridische kaders ruimte zoeken en voor zover mogelijk meer flexibiliteit toestaan in onderzoeksprojecten.

    Ministeries kunnen het gesprek aangaan met onderzoeksfinanciers over het permanenter aanpassen van deze kaders.
     
  4. Verhelder rollen en verantwoordelijkheden tussen onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen 
    Er bestaat op dit moment onduidelijkheid over welke rol onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen moeten, kunnen en willen oppakken om betekenisvolle burgerwetenschap te stimuleren, faciliteren en evalueren. Deze onduidelijkheid, die soms zelfs binnen organisaties bestaat, zorgt ervoor dat partijen elkaar soms onbedoeld in de weg lopen en dat projecten niet de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.

    Op initiatief van het ministerie van OCW zouden onderzoeksfinanciers en kennisinstellingen met elkaar in gesprek moeten gaan over het kennisstelsel rond opgavegericht onderzoek.
     

Vragen die aan de orde kunnen komen, zijn dan:

  • Wat is de invloed van kennisinstellingen op het stimuleren en faciliteren van burgerwetenschap, en hoe kunnen zij deze invloed het beste aanwenden?
  • In hoeverre past het stimuleren, faciliteren en evalueren van burgerwetenschap in opgavegericht onderzoek bij de werkwijze en wettelijke verplichtingen en mogelijkheden van een academische onderzoeksfinancier?
  • Welke partij is de juiste is om betekenisvolle burgerwetenschap te stimuleren, faciliteren en evalueren?
  • Bij wie past deze rol goed, bij wie minder, en hoe kunnen we zorgen voor synergie?