calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Buitenlandse overnames en de gevolgen voor het Nederlandse R&D-landschap

artikel
02 maart 2017
Blog R&D Topsectoren

Verschillende partijen in ons parlement denken hardop na over actief industriebeleid waarmee buitenlandse overnames kunnen worden tegengehouden. In die discussie is het volgens het raadzaam ook het strategisch belang van de researchcentra voor de Nederlandse kenniseconomie mee te wegen.

Door Jasper Deuten en Jos van den Broek

De poging van Kraft Heinz om Unilever over te nemen, heeft opnieuw de discussie losgemaakt over de vraag of de regering moet kunnen ingrijpen bij grootschalige overnames. Sommigen stellen dat nationale iconen als Unilever van strategisch belang zijn voor de Nederlandse economie. Anderen vinden enig nationaal protectionisme gerechtvaardigd. Een aspect dat in deze discussie maar weinig aandacht krijgt, is de rol die ‘onze’ multinationals spelen in onderzoek en innovatie.

Nederland is de thuisbasis voor relatief veel multinationale ondernemingen. Grote bedrijven die van oudsher hier ook (een deel van) hun strategische onderzoekscentra hebben. Deze bedrijfslabs spelen een relatief grote rol in het Nederlandse R&D-landschap en in de ‘topsectoren’. Ze werken vaak nauw samen met publieke kennisorganisaties en andere innovatieve bedrijven en zijn centrale spelers in hechte ‘innovatie-ecosystemen’. Volgens TNO levert elke euro private investering in R&D minimaal 2,3 euro extra BNP op. Het belang van dit soort onderzoekslaboratoria overstijgt daarmee de directe werkgelegenheid. Unilever heeft nog steeds een belangrijk researchlab in Vlaardingen, dat straks wordt verplaatst naar de campus van Wageningen waar dan 550 mensen komen te werken.

Honkvast

Uit onze studie naar de mondialisering van R&D (‘R&D goes global’) bleek dat de researchlabs van grote bedrijven opvallend honkvast zijn, mede dankzij hun toegenomen verwevenheid met lokale kennisecosystemen. De internationale verplaatsbaarheid van een lab is überhaupt gering, alleen al omdat onderzoekers vaak niet mee willen verhuizen en omdat het jaren duurt voordat een onderzoekscentrum optimaal functioneert. De historische worteling van researchlabs in Nederlands biedt echter weinig garanties voor de toekomst. Locatiekeuzes zullen telkens opnieuw gemaakt worden, bijvoorbeeld als een bedrijf wil investeren in nieuwe technologieën waar het nog geen kennisbasis voor heeft opgebouwd. Maar ook overnames door buitenlandse bedrijven leiden tot een heroverweging van locaties van labs. Daarbij zal de nieuwe moeder de locatievoordelen van verschillende locaties tegen elkaar afwegen.

Daar waar het Nederlandse researchcentrum een waardevolle aanvulling is op de reeds aanwezige R&D-centra van het nieuwe moederbedrijf, zijn er volop kansen voor de Nederlandse vestiging. Voorbeelden hiervan zijn er genoeg. De overnames van Océ door het Japanse Canon en van DAF Trucks door het Amerikaanse PACCAR hebben goed uitgepakt voor Nederland omdat deze labs duidelijke meerwaarde hadden voor de nieuwe eigenaar. Ook NXP verwacht juist steviger in R&D in Nederland te kunnen investeren na de overname door Qualcom. In andere gevallen was de onderscheidende meerwaarde minder duidelijk en trok de R&D-vestiging in Nederland aan het kortste eind in de consolidatieslag. De overname van Organon door Schering-Plough leidde bijvoorbeeld tot de sluiting van het researchcentrum in Oss.

Publiek belang

Private onderzoekscentra zijn belangrijk voor de kracht en vitaliteit van het Nederlandse kennisecosysteem. Er is daarom een publiek belang om deze centrale spelers te binden aan Nederland en te zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat specifiek voor onderzoek en innovatie. Dat betekent dat Nederland blijvend moet beschikken over uitstekende onderzoeksgroepen die bereid zijn samen te werken met bedrijven. Over state-of-the-art onderzoeksfaciliteiten die gedeeld kunnen worden met het bedrijfsleven. En over voldoende goed opgeleide mensen en florerende innovatie-ecosystemen met ruimte voor nieuwkomers. Hoe meer researchcentra zijn verweven met de hun omringende innovatie-ecosystemen, hoe groter de kans dat Nederlandse centra de consolidatieslag na een buitenlandse overname zullen overleven. Met de verplaatsing van het lab naar Wageningen kiest Unilever ervoor zich in een dergelijke aantrekkelijke omgeving te vestigen.

Het is voor de Nederlandse politiek dan de vraag of je als overheid vertrouwt op de aantrekkelijkheid van Nederland voor industrieel onderzoek, en daarmee op afwegingen die elders worden gemaakt. Verschillende partijen in ons parlement denken hardop na over actief industriebeleid waarmee buitenlandse overnames kunnen worden tegengehouden. In die discussie is het raadzaam ook het strategisch belang van de researchcentra voor de Nederlandse kenniseconomie mee te wegen.

Meer lezen: