calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Veelgestelde vragen

Drijfveren van onderzoekers en docenten 2022
Image
Vier jonge mensen lopen naast elkaar

In totaal hebben 2.286 respondenten de vragenlijst volledig ingevuld. Zij werken als onderzoeker en/of docent aan een instelling voor hoger onderwijs of een publiek onderzoeksinstituut.

Het grootste aantal respondenten werkt aan een universiteit (1.223), umc (331) of hogeschool (538).

Alle veertien universiteiten en alle zeven umc’s zijn vertegenwoordigd in de respons. 30 van de 37 hogescholen zijn vertegenwoordigd.

De resultaten van de respondenten van universiteiten en umc's zijn gewogen naar geslacht en functiecategorie, om ervoor te zorgen dat ze een betere afspiegeling zijn van de mensen die er werken.

Het aandeel vrouwelijke respondenten is aan de universiteiten 41%, aan de umc's 58% en aan de hogescholen 55% (na weging).

Het aandeel respondenten met een migratieachtergrond is aan de universiteiten 31%, aan de umc's 21% en aan de hogescholen 18% (na weging).

Onderzoekers en docenten aan bijna alle typen instellingen geven aan dat zij het grootste deel van hun tijd besteden aan het doen van onderzoek. Alleen aan hogescholen besteden respondenten gemiddeld genomen net zo veel tijd aan onderzoek als aan het geven van onderwijs. Ook aan de universiteiten is onderwijs belangrijk. Respondenten geven aan hier gemiddeld 26% van hun tijd aan te besteden. Aan kennisoverdracht voor maatschappelijke impact besteden onderzoekers en docenten gemiddeld genomen 3% (umc’s) tot 11% (PKO’s) van hun tijd. Ruim 10% van de tijd wordt besteed aan management- en organisatietaken.

De tijdsbesteding is afhankelijk van de functie. Aan de universiteiten en umc’s geldt dat hoe hoger de functie is, hoe minder tijd wetenschappers aangeven te spenderen aan onderzoek. Aan de hogescholen zien we dat lectoren het meest aangeven hun tijd over verschillende taken te verdelen.

Uit ons onderzoek blijkt dat de combinatie van taken op het gebied van onderzoek, onderwijs, kennisoverdracht voor maatschappelijke impact en management een zware wissel trekt op onderzoekers en docenten, met name aan de universiteiten. Daar zien we dat veel tijd die bedoeld was voor onderzoek opgaat aan onderwijs- en managementtaken. 57% van het universitair wetenschappelijk personeel geeft aan minder tijd aan onderzoek te besteden dan afgesproken. 50% zegt meer tijd dan afgesproken te besteden aan het geven van onderwijs, 46% aan het begeleiden van studenten. Voor respondenten aan hogescholen en umc’s lijkt de onderzoekstijd minder onder druk te staan. Voor de instituten van NWO en de KNAW en de PKO’s kunnen we deze analyse niet maken.

Wanneer we op functieniveau kijken, zien we dat de UD’s de grootste verschuiving ervaren van onderzoek naar onderwijs- en managementtaken. 53% van hen ervaart een gebrek aan ruimte voor bepaalde taken dan ook als belemmerend voor diens ambities.

Docenten en promovendi geven minder vaak aan dat hun tijdsbesteding afwijkt van de gemaakte afspraken dan de andere functiecategorieën bij universiteiten en umc’s. Zij zijn ook overwegend tevreden over hun tijdsbesteding en ervaren een gebrek aan ruimte voor taken minder vaak als belemmering.

De coronapandemie heeft een forse impact gehad op de tijdsbesteding van onderzoekers en docenten. Als gevolg hiervan is ruim 40% van de onderzoekers en docenten aan alle typen instellingen meer gaan werken. Een op de vijf onderzoekers en docenten aan universiteiten en umc’s is juist minder gaan werken. Bij de hogescholen en PKO’s is iets meer dan 10% minder gaan werken.

Twee derde van de onderzoekers en docenten aan universiteiten, umc’s en hogescholen geeft aan dat hun tijdsindeling als gevolg van de coronapandemie is veranderd. Zowel aan de universiteiten als aan de hogescholen is voornamelijk sprake van een verschuiving van tijd voor onderzoek naar tijd voor onderwijs en managementtaken. Aan de umc’s is er vooral sprake van een verschuiving van tijd voor onderzoek naar tijd voor management- en organisatietaken en overige taken, maar die is minder groot. Ook aan kennisoverdracht voor maatschappelijke impact is men minder tijd gaan besteden, met name aan de universiteiten en hogescholen, .

We hebben onderzoekers en docenten gevraagd naar het aantal uur dat zij per week werken en de omvang van hun aanstelling (in fte). Op basis daarvan konden we bepalen of ze meer werken dan de uren waarvoor ze zijn aangesteld.

Aan universiteiten werkt 66% van de respondenten over, de grootste groep met gemiddeld tien uur per week.

Aan UMC’s werkt 81% van de respondenten over, de grootste groep met gemiddeld vier uur per week.

Aan publieke kennisorganisaties werkt 59% van de respondenten over, de grootste groep met gemiddeld vier uur per week.

Aan de NWO- en KNAW-instituten werkt 64% van de respondenten over, de grootste groep met gemiddeld acht uur per week..

Aan hogescholen werkt 67% van de respondenten over, de grootste groep met gemiddeld vier uur per week.

Aan universiteiten en umc's neemt de mate van overwerk toe naarmate de functie hoger wordt.

De meeste onderzoekers en docenten willen zich ontwikkelen op het gebied van onderzoek. Dat geldt voor 60% van de respondenten aan hogescholen tot 76% van de respondenten aan universiteiten. Daarna willen aan de universiteiten en umc’s de meeste respondenten zich ontwikkelen op het gebied van onderzoekbegeleiding (ruim 40%) en het geven van onderwijs (ruim 35%). Aan hogescholen en PKO’s is dit kennisoverdracht (39% aan hogescholen en 59% aan PKO’s) en onderzoekbegeleiding (30% aan hogescholen en 38% aan PKO’s).

Opvallend is dat ook docenten aan universiteiten, umc’s en hogescholen zich relatief vaak willen ontwikkelen op het gebied van onderzoek. Daarnaast willen relatief veel onderzoekers en docenten zich ontwikkelen op het gebied van kennisoverdracht voor maatschappelijke impact: van 37% aan de umc’s tot 59% bij de hogescholen.

De uitsplitsing van resultaten naar geslacht en migratieachtergrond kan inzichten geven die belangrijk zijn voor het Nationaal actieplan diversiteit en sociale inclusie. Vanuit dit actieplan is er aandacht voor het realiseren van een toegankelijke en veilige werkomgeving voor talenten met verschillende achtergronden. Een van de doelen hiervan is het beter in kaart brengen van de diversiteit van studenten en medewerkers, hun in-, door- en uitstroom en waar mogelijk hun ervaringen op het gebied van diversiteit en inclusie. Het drijfverenonderzoek laat zien op welke punten de ervaringen verschillen van mannen en vrouwen, en van wetenschappers met en zonder een migratieachtergrond. Ook hebben we gekeken welke obstakels zij ervaren bij het realiseren van hun ambities.

Respondenten konden zelf aangeven tot welke groep zij behoren. Bij geslacht konden zij kiezen uit de antwoordopties man, vrouw, anders of wens ik niet in te vullen. Om de migratieachtergrond te bepalen, is aan respondenten gevraagd of zij buiten Nederland zijn geboren, of dat een van hun ouders dat is. Ze konden kiezen uit de antwoordopties ja, nee of wens ik niet in te vullen.

Naar aanleiding van de bevindingen uit dit onderzoek zien we interessante mogelijkheden voor verdere verdieping, die we de komende periode in overleg met stakeholders zullen verkennen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • de ervaren spanning tussen de tijdsbesteding en de gemaakte afspraken hierover, met name bij de combinatie van onderwijs- en onderzoekstaken;
  • de barrières die ruim een derde van de wetenschappers aan universiteiten en umc’s ervaren om zich te ontwikkelen op het gebied van kennisoverdracht voor maatschappelijke impact; en
  • de bevinding dat onderzoekers en docenten in vrijwel alle functies voornamelijk verdere ontwikkeling ambiëren op onderzoeksgebied.