Hierover publiceerden Wout Scholten, onderzoeker van het Rathenau Instituut, oud-collega Laurens Hessels en CWTS-onderzoekers Thomas Franssen en Sarah de Rijcke (Universiteit Leiden) een artikel in tijdschrift Minerva.
Onderzoekers hebben steeds minder een structureel budget voor nieuw onderzoek. In plaats daarvan concurreren zij met andere onderzoekers om schaarse subsidies voor onderzoek die bijvoorbeeld NWO en de Europese Unie vergeven. Deze subsidies zijn te verdelen in twee groepen: subsidies die worden toegekend op basis van een vooropgesteld onderzoeksplan (projectfinanciering) en ‘vrij’ te besteden subsidies die gelden als eerbetoon voor eerdere verdiensten (prijzen).
Wat vertelt de analyse?
In het artikel beschrijven de auteurs drie manieren waarop de uitwerking van de bestudeerde prijzen afwijkt van de bestudeerde projectfinanciering:
- Prijzen geven onderzoekers meer flexibiliteit (in vorm en tijd) om het geld uit te geven dan projectbeurzen;
- Prijswinnaars investeren meer in de organisatie, met een langdurige meerwaarde voor het onderzoek;
- Een prijs stelt een onderzoeker in staat om onderzoek te doen dat zich niet leent voor de meest gangbare aanvraagprocedures, zoals zeer risicovolle plannen of onorthodoxe manieren om de subsidie te besteden.
Hoe nu verder?
De auteurs pleiten niet voor meer prijzen ten koste van projecten. Ze laten zien dat de verschillende manieren van financiering een andere uitwerking en functie hebben. Daarmee kunnen ze elkaar aanvullen, maar wordt het ook duidelijk wat er verloren gaat als projectfinanciering verder toeneemt ten koste van andere, vrijere vormen van financiering.
Lees het complete artikel via Open Access: Franssen, T., W. Scholten, L. Hessels & S. de Rijcke, The Drawbacks of Project Funding for Epistemic Innovation: Comparing Institutional Affordances and Constraints of Different Types of Research Funding, in: Minerva, Volume 56, Issue 1, pp 11–33.