calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Totale investeringen in Wetenschap en Innovatie (TWIN) 2017-2023

Rapport
15 april 2019

Marker Wadden: aangelegde eilanden van zand, slib en klein uit het Markermeer bij Lelystad. Foto: Robbert Frank Hagens | Hollandse Hoogte

Image
De Marker Wadden
Uit deze publicatie blijkt dat de directe overheidsuitgaven voor onderzoek & ontwikkeling (R&D) stijgen, maar achterblijven bij de verwachte economische groei. Daardoor raakt Nederland verder achterop bij de ambitie om 2,5 procent van het bruto binnenlands product te besteden aan R&D.

Verder stijgt voor het eerst sinds 2010 de programma-financiering van de organisaties voor toegepast onderzoek (TO2-instellingen). Ook de overige onderzoekuitgaven nemen toe.

Tot slot blijkt uit deze TWIN-publicatie dat het Europese kader-programma Horizon 2020 succesvol uitpakt voor Nederlandse onderzoekers. Met het nieuwe kaderprogramma zal waarschijnlijk de Europese financiering van R&D en innovatie verder toenemen.

Downloads

Downloads

Samenvatting

In Nederland is in 2017 € 14,7 miljard uitgegeven aan onderzoek en ontwikkeling (R&D). Bijna een derde van deze R&D-uitgaven bestaat uit directe financiering van de overheid. Daarnaast doet de overheid uitgaven aan innovatie zonder R&D-component en stimuleert de overheid R&D en innovatie via fiscale maatregelen.

Deze publicatie gaat nader in op de ontwikkeling van de overheidssteun voor R&D en innovatie over de periode 2017-2023, gebaseerd op de Rijksbegroting voor 2019. De komende jaren bedragen de directe rijksuitgaven voor R&D € 5,5 miljard en voor innovatie zonder R&D-component € 0,35 miljard (in 2019). De fiscale maatregelen bedragen € 1,34 miljard. De totale rijksoverheidssteun voor R&D en innovatie komt hiermee uit op € 7,2 miljard.

Ook gaan we in op de provinciale en EU-uitgaven voor kennis en innovatie: in totaal jaarlijks ongeveer € 0,9 miljard. Lees in het tabblad hiernaast de hoofdconclusies.

 

Bij voorkeur citeren als:

Vennekens, A., L. Koens en J. de Jonge (2019). Totale Investeringen in Wetenschap en Innovatie 2017-2023. Den Haag, Rathenau Instituut.

 

Conclusies

We trekken 5 conclusies:

  1. De directe R&D-uitgaven van de overheid stijgen, maar blijven achter bij de verwachte stijging van het bruto binnenlands product.

    De directe R&D-uitgaven van de rijksoverheid stijgen van € 5,0 miljard in 2017 tot € 5,5 miljard in 2018* en stabiliseren vervolgens rond dit hogere niveau. Het gaat tussen 2017 en 2023 om een stijging van 11 procent, waar in de vorige TWIN-publicatie nog sprake was van een stijging van 2,6 procent. Deze toename komt hoofdzakelijk door de extra investeringen in R&D uit het Regeerakkoord 2017, die in deze TWIN-publicatie voor het eerst meegenomen zijn.

    Ondanks deze stijging verwachten we na 2018 een daling van de directe overheidsuitgaven aan R&D als percentage van het bruto binnenlands product (bbp): van 0,67 procent in 2017 naar 0,65 procent in 2023. Dit komt doordat de economie in de prognoses van het Centraal Planbureau (CPB) sterker groeit dan de begrote overheidsuitgaven voor R&D.

    * Voorlopige realisatie op het moment van Rijksbegroting 2019.

     
  2. Om de ambitie te realiseren dat 2,5 procent van het bbp in 2020 wordt uitgegeven aan R&D, zijn extra investeringen noodzakelijk.

    In de periode 2014-2017 besteedden overheid, bedrijfsleven en overige financiers samen 2,0 procent van het bbp aan R&D. Daarmee liggen de totale Nederlandse R&D-uitgaven onder de gemiddelden van de landengroepen OESO, EU-15 en EU-28. De directe overheidsuitgaven aan R&D zijn gelijk aan het gemiddelde van de EU-28 (de gehele EU), maar lager dan een aantal landen waarmee Nederland zich wil meten, zoals Duitsland, Zwitserland en de Scandinavische landen.

    Om de ambitie van 2,5 procent van het bbp voor R&D in 2020 te kunnen realiseren, moeten zowel overheden als bedrijfsleven meer investeren. Bij een gelijkblijvende verhouding tussen publieke en private R&D-uitgaven zou de overheid, bovenop de al begrote € 500 miljoen per jaar extra, aanvullend nog € 1,3 miljard per jaar moeten investeren.
     
  3. Voor het eerst sinds 2010 stijgt de programmafinanciering voor onderzoek bij de organisaties voor toegepast onderzoek (TO2-instellingen), dankzij de investeringen uit het Regeerakkoord.

    Na jarenlange dalingen is er dankzij de investeringen uit het Regeerakkoord een stijging in de programmafinanciering van de TO2-instellingen, de organisaties voor toegepast onderzoek: +16 procent tussen 2017 en 2023. De programmafinanciering van TNO stijgt het sterkst.

    Ook de overige beleidsgerichte onderzoekuitgaven stijgen, voornamelijk door extra investeringen vanuit het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Deze uitgaven (€ 875 miljoen in 2019) komen daarmee echter nog niet in de buurt van de € 1,1 miljard die in 2010 hieraan werd besteed.
     
  4. Het aandeel fiscale steun voor R&D is in Nederland relatief groot.

    Vergeleken met andere OESO-landen is het aandeel fiscale overheidssteun voor R&D in Nederland hoog (0,17 procent van het bbp). Alleen België, Frankrijk en Ierland hebben een hoger percentage van het bbp aan fiscale steun voor R&D.

    In 2019 bedraagt de fiscale overheidssteun voor R&D en innovatie € 1,4 miljard. De Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) om R&D te stimuleren beslaat hiervan het grootste deel. Het fiscale voordeel uit de WBSO stijgt na een kleine dip in 2018 van € 1,2 miljard naar € 1,3 miljard in 2023. De overige € 139 miljoen is gekoppeld aan innovatieregelingen zonder R&D-component: de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen (VAMIL).
     
  5. Europa gaat naar verwachting een nog grotere rol spelen in de financiering van R&D en innovatie.

    Naast de rijksoverheid speelt de Europese Unie een belangrijke rol in de financiering van R&D en innovatie. Onderzoekers verbonden aan Nederlandse instellingen haalden tot nu toe ruim € 3 miljard aan financiering binnen uit het Europese kaderprogramma Horizon 2020; tussen € 600 en 700 miljoen per jaar. Het belang van de Europese financiering is gegroeid van 9 procent van de totale publieke R&D-financiering tijdens het vorige, 7e kaderprogramma (KP7, 2007-2013) naar 11 procent voor H2020 (prognose).

    Voor het volgende kaderprogramma (2021-2027) heeft de Europese Commissie een totaalbudget voorgesteld dat ruim 20 procent hoger ligt dan voor H2020. Wanneer Nederland zo succesvol blijft, kunnen de inkomsten uit het komende kaderprogramma toenemen naar € 800 miljoen per jaar.