Deze rapportage bevat gecorrigeerde cijfers ten opzichte van de TWIN-publicatie van april 2023 (offline), naar aanleiding van een melding eind september 2023 over een fout in de aangeleverde cijfers voor de Subsidieregeling Nationaal Groeifonds.
Downloads
Downloads
Samenvatting
In de Totale investeringen in wetenschap en innovatie (TWIN) 2021-2027 beschrijven we de ontwikkeling van de overheidsuitgaven voor R&D en innovatie over de jaren 2021 tot en met 2027, op basis van de Rijksbegroting 2023. Deze rapportage bevat gecorrigeerde cijfers ten opzichte van de TWIN-publicatie van april 2023 (offline), naar aanleiding van een melding eind september 2023 over een fout in de aangeleverde cijfers voor de Subsidieregeling Nationaal Groeifonds.
In 2021 gaf de Nederlandse overheid 6,8 miljard euro uit aan onderzoek en ontwikkeling (research en development, R&D). Dat is ongeveer 35% van de totale R&D-uitgaven in Nederland. Ook stelt de overheid middelen beschikbaar voor innovatie. Via belastingvoordelen stimuleert de overheid daarnaast private investeringen in R&D en innovatie, voor bedrijven die hierin investeren.
In deze publicatie kijken we naar de rijksoverheidsuitgaven en naar de totale uitgaven aan R&D (van bedrijven, overheid en andere organisaties). Ook kijken we naar de provinciale uitgaven en uitgaven van de Europese Unie (EU) aan kennis en innovatie. We vergelijken de Nederlandse overheidsuitgaven aan R&D met die van andere landen. We kijken naar de gerealiseerde en begrote Nederlandse overheidsuitgaven. De uiteindelijke uitgaven kunnen afwijken van de begroting en meerjarenramingen.
Onze analyse leidt tot de volgende hoofdconclusies:
- De rijksoverheidsuitgaven voor R&D stijgen met meer dan een miljard euro.
De nominale rijksoverheidsuitgaven voor R&D stijgen tussen 2022 en 2023 met 1,1 miljard euro (+14%), van 7,8 miljard naar 8,9 miljard euro. In 2024 loopt dit nog verder op naar 9,0 miljard euro (+1%). De toename is grotendeels toe te schrijven aan de middelen uit het Nationaal Groeifonds en aan de stijging in de onderzoekfinanciering van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze investeringen via het Nationaal Groeifonds, het fonds voor onderzoek en wetenschap en structurele investeringen in wetenschap waren aangekondigd in het Regeerakkoord 2021-2025. Van de stijging in de onderzoekfinanciering bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat het grootste deel naar een toename in de financiering van de universiteiten. Het Nationaal Groeifonds is bedoeld om bij te dragen aan economische groei op langere termijn. In totaal is er 20 miljard euro vanuit het fonds beschikbaar voor een periode van vijf jaar. Daarvan is een deel beschikbaar voor R&D. Dat is in de jaren 2023-2027 naar verwachting gemiddeld een kleine miljard euro per jaar.
- Extra overheidsinvesteringen in R&D in Nederland dragen bij aan nieuwe ambitie om 3,0% van het bbp uit te geven aan R&D.
In Europees verband is afgesproken dat landen 3,0% van het bbp besteden aan R&D om zo de vitaliteit van de kennissamenleving te waarborgen en economische groei te stimuleren. De Nederlandse regering ambieert sinds eind 2022 ook deze ambitie van 3,0%, zonder daling van het private aandeel. In de periode 2013-2019 besteedden overheid, bedrijfsleven en overige financiers samen tussen de 2,14% en 2,18% van het bbp aan R&D. In 2021 steeg dit percentage dankzij extra investeringen en een gelijktijdige daling in het bbp als gevolg van COVID-19 naar 2,31%. In 2021 was dit percentage 2,26% op basis van voorlopige cijfers. Om in 2023 op 3,0% uit te komen, is met de meest recente bbp-prognoses 11,0 miljard euro extra nodig ten opzichte van de 19,5 miljard euro voor R&D in 2021. Als we ervan uitgaan dat overheid, bedrijfsleven en overige bronnen verhoudingsgewijs evenveel blijven investeren in R&D binnen Nederland (1,0: 1,9: 0,4), zou de overheid ten opzichte van 2021 3,3 miljard euro meer moeten investeren in R&D uitgevoerd binnen Nederland. In dit meest recente TWIN-rapport zien we dat de overheid in 2023 3,0 miljard euro meer begroot heeft ten opzichte van 2021 (CBS, voorlopige cijfers). De overheid zou dus nog 0,3 miljard euro extra moeten investeren om te voldoen aan haar bijdrage voor het bereiken van 3,0% van het bbp in 2023. Fiscale steun blijft bij deze berekeningen buiten beschouwing. Vanuit het bedrijfsleven, buitenlandse en overige partijen gezamenlijk is in 2023 dan nog een extra investering nodig van 7,7 miljard euro ten opzichte van 2021 om 3,0% van het bbp in 2023 te bereiken.
- Het aandeel projectfinanciering stijgt fors door het Nationaal Groeifonds.
Door de middelen van het Nationaal Groeifonds verschuift de verhouding tussen institutionele financiering en projectfinanciering in de R&D-uitgaven van de rijksoverheid verder in de richting van projectfinanciering. Het aandeel projectfinanciering nam de afgelopen jaren al gestaag toe, van 23% in 2005 naar 33% in 2021. Door het Nationaal Groeifonds neemt het percentage na 2021 naar verwachting verder toe, tot 42% in 2024. Hiermee zit Nederland rond het internationale gemiddelde.
- Universiteiten krijgen er naar verwachting 0,4 miljard euro bij.
De onderzoeksuitgaven van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stijgen volgens de rijksbegroting tussen 2021 en 2023 van 4,9 miljard euro naar 5,6 miljard euro (+15%). Dit komt vooral door een toename in de institutionele financiering van universiteiten besteed aan onderzoek. Deze stijgt van 3,4 miljard euro in 2021 naar 3,8 miljard euro in 2023 (+12%) en stijgt naar verwachting tot 3,9 miljard euro in 2027. In 2023 is 144 miljoen euro afkomstig uit het fonds voor onderzoek en wetenschap.
- Fiscale steun voor R&D is niet meer uitzonderlijk hoog.
Naast de R&D-uitgaven geeft de Nederlandse overheid ook fiscale steun om R&D-investeringen door bedrijven te stimuleren. De Nederlandse overheid gaf in 2020 0,15% van het bbp aan fiscale overheidssteun voor R&D. Dit is exclusief de Innovatiebox. In het verleden gaf Nederland in vergelijking met andere landen relatief veel fiscale overheidssteun. In 2010 gaven alleen Frankrijk, Canada en Korea relatief gezien meer uit. De fiscale steun als percentage van het bbp is in een aantal andere landen echter harder gestegen dan in Nederland. In 2020 gaven vijf landen relatief meer fiscale overheidssteun voor R&D als percentage van het bbp, namelijk het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Oostenrijk, België en Ierland. De fiscale steun van de Nederlandse overheid bleef wel nog steeds boven het EU-27-gemiddelde (0,10%) en het OESO-gemiddelde (0,12%).
- Innovatie-uitgaven stijgen ook flink door het Nationaal Groeifonds.
De uitgaven voor innovatie, niet zijnde R&D, stijgen tussen 2021 en 2025 naar verwachting zeer sterk: van 447 miljoen euro naar 1.698 miljoen euro. Dit is bijna een verviervoudiging over een periode van vier jaar. Ook deze stijging komt vooral door het Nationaal Groeifonds.
- Het belang van Europese onderzoekfinanciering neemt verder toe.
Middelen uit de Europese kaderprogramma’s zijn de afgelopen jaren een steeds groter deel gaan uitmaken van de publieke financiering voor Nederlandse onderzoekers. Van de Horizon 2020-middelen ging 7,9% naar onderzoekers die verbonden zijn aan Nederlandse kennis- en onderzoeksinstellingen en bedrijven. Slechts vijf landen hebben een groter bedrag aan toegekende financiering ontvangen dan Nederland. Het nieuwe Horizon Europe-programma is medio april 2021 van start gegaan en heeft met een totaalbudget van 95,5 miljard euro een nog ruimer budget.
- Provincies investeren extra in kennis en innovatie in 2020-2022.
De budgetten die provincies de afgelopen jaren besteedden kennis en innovatie lagen tot en met 2019 tussen 137 en 172 miljoen euro. In 2020, 2021 en 2022 liggen deze investeringen hoger, onder andere doordat er extra middelen zijn vrijgemaakt in verband met COVID-19, maar ook door nieuwe projecten en initiatieven. De provincies budgetteren in totaal 214 miljoen euro voor kennis en innovatie in 2023.