calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Veelgestelde vragen

Voorbereid op de praktijk
Image
Brandweer gebruikt drone voor detectie

Het Rathenau Instituut verkende de verschillende manieren waarop aanpassingen kunnen worden gedaan aan de opzet en organisatie van onderzoeks- en ontwikkelprogramma’s (O&O-programma’s). Dit om al in de onderzoeks- en ontwikkelingsfase rekening te kunnen houden met de manier waarop producten van innovatie ingebed kunnen raken in de samenleving. Zulke mogelijkheden tot aanpassing noemen we ‘arrangementen voor maatschappelijke inbedding’ (AvMI).

Deze verkenning levert een bijdrage aan een omgevingsanalyse die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) uitvoert in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Het ministerie van IenW wil sterker inzetten op het voorkómen van risico's, door veiligheid als ontwerpfactor te versterken in onderzoek en innovatie van materialen, producten en processen. Dit wordt safe-by-design of ‘veiligheid aan de voorkant’ genoemd. Arrangementen voor maatschappelijke inbedding zijn een manier om die veiligheid binnen O&O-programma’s te stimuleren. 

De inzet van arrangementen voor maatschappelijke inbedding kan echter meer opleveren dan alleen het stimuleren van safe-by-design. Het anticiperen op de maatschappelijke inbedding van een innovatie is vaak ook belangrijk om de (economische) kansen zoveel mogelijk te benutten en maatschappelijke risico’s te voorkomen. Binnen de maatschappij, politiek, wetenschap en het bedrijfsleven wordt steeds meer het belang en nut ingezien van het vroegtijdig anticiperen op de maatschappelijke waarden en aspecten die met innovatie samenhangen.

Kennis over hoe je dit moet aanpakken is vaak versplinterd en goede voorbeelden blijven buiten beeld. Het Rathenau Instituut hoopt met de huidige verkenning handvatten te bieden om beter - en al in een eerdere fase – te kunnen voorbereiden op het maatschappelijk inbedden van een innovatie. Zodat dit zorgvuldig, tijdig en zo optimaal mogelijk gebeurt voor alle betrokken partijen. 
 

We analyseerden voor dit rapport negen casussen uit de praktijk. Hierin komen verschillende voorbeelden van arrangementen voor maatschappelijke inbedding aan de orde.

Binnen het O&O-programma NanoNextNL werden bijvoorbeeld de mogelijke risico’s van nanodeeltjes op de leefomgeving en de gezondheid van mensen in kaart gebracht. Dit risk analysis-programma was gericht op het ondersteunen van nieuwe regelgeving, bijvoorbeeld rondom REACH: Registration, Evaluation, Authorization and restriction of CHemicals, een systeem voor registratie, evaluatie en toelating voor chemische stoffen binnen de Europese Unie.

In het programma Kennis voor Klimaat werden met behulp van onder meer cofinanciering en vraaggestuurd werken verschillende lokale stakeholders bij elkaar gebracht om klimaatkennis bruikbaar te maken voor lokaal beleid en lokale investeringen. Het programma zette nieuwe beleidsvraagstukken op de kaart, zoals de klimaatbestendige stad. Ook werden maatschappelijke vraagstukken doorvertaald naar belangen van private partijen, onder meer door bloot te leggen welke investeringsrisico’s en kansen zich voordoen als gevolg van klimaatverandering.
 

Het eerste resultaat van onze verkenning is een uitwerking van het begrip ‘arrangementen voor maatschappelijke inbedding’ tot een praktisch raamwerk. Het raamwerk kan worden gebruikt om O&O-programma’s te beschrijven, in te delen, te vergelijken, te evalueren, en tot mogelijke aanpassingen in programma's te komen.

Het tweede resultaat is een overzicht van de mogelijke ontwerpopties om al in de opzet en organisatie van O&O-programma’s aan te sturen op maatschappelijke inbedding van een innovatie. Dit overzicht is als input te gebruiken bij het vinden van de beste aanpassingen voor een specifiek O&O-programma.

Ook leverde de analyse een aantal belangrijke aandachtspunten en overwegingen op voor het (gaan) toepassen van arrangementen voor maatschappelijke inbedding in O&O-programma’s.

Op basis van beschrijvingen van negen casussen uit de praktijk hebben we ten slotte in kaart gebracht welke voorwaarden, mogelijkheden en beperkingen er zijn voor de toepassing van bepaalde arrangementen voor maatschappelijke inbedding. De analyse van het verloop van eerdere O&O-programma’s (NWO-MVI, Kennis voor Klimaat, Transforum, NanoNextNL, NanoNed, CSG Next, living labs, smart cities en de maatschappelijke incubator) maakt belangrijke aandachtspunten rondom het anticiperen op maatschappelijke inbedding zichtbaar. 

De resultaten uit de verkenning zijn relevant voor alle partijen die het anticiperen op maatschappelijke inbedding van innovatie binnen onderzoeks- en ontwikkelprogramma’s willen stimuleren. Het rapport kan kennisinstellingen, overheden, maatschappelijke partijen en bedrijven helpen om al vroegtijdig effectievere keuzes te maken (in de opzet en organisatie van O&O-programma’s) of betere suggesties en adviezen op maat te leveren.