calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Internationalisering in perspectief: aantallen studenten, studiekeuzes en arbeidsmarkt

factsheet
29 januari 2024

De groeiende studentenaantallen vormden de afgelopen jaren een belangrijk punt van discussie (foto: Oxana V. - Unsplash)

Image
Foto: Oxana V. - Unsplash
Nederland telt steeds meer studenten in het hoger onderwijs. Zo veel, dat zij onderwerp van discussie zijn geworden: kunnen instellingen de groeiende studentenaantallen nog wel aan? Passen de keuzes van studenten bij de Nederlandse arbeidsmarktbehoefte? In deze factsheet kijken we waar de grootste groei in studentenaantallen zit en welke studierichtingen studenten kiezen. We hebben hierbij speciale aandacht voor internationale studenten. We vergelijken de toename en keuzes van studenten in Nederland met die van studenten in andere landen. Ook kijken we naar de studiekeuzes vanuit arbeidsmarktperspectief.

In het kort

  • Het aandeel internationale studenten in Nederland is hoger dan in de meeste andere landen: 14% in 2021.
  • Studenten in Nederland kozen in 2021 gemiddeld vaker voor een studie sociale wetenschappen (55%) dan studenten in andere landen (44%).
  • Een groeiend deel van de Nederlandse en internationale studenten kiest voor techniek en IT (15% in 2023), wat aansluit bij de gunstige huidige arbeidsmarktperspectieven voor deze sectoren.

Inleiding

De groeiende studentenaantallen vormden de afgelopen jaren een belangrijk punt van discussie. Aan de ene kant komt er druk op personeel in het hoger onderwijs. Uit eerder onderzoek bleek dat met name aan de universiteiten het onderwijs vaak meer tijd kost dan gepland (Jongsma, Sanders & Weeda, 2020; Rathenau Instituut, 2022). De toename van internationale studenten speelt in discussies hierover vaak een rol. Aan de andere kant biedt de toestroom van internationale studenten kansen om talent voor de arbeidsmarkt aan te trekken (Ministerie van Financiën, 2019). Daarnaast kan internationale mobiliteit de vaardigheden versterken van zowel internationale studenten als studenten van eigen bodem (Europese Commissie, 2019). De Nederlandse universiteiten geven aan dat het internationale karakter van het hoger onderwijs van groot belang is voor de hele samenleving: “Het draagt bij aan een stimulerend studieklimaat, een goede aansluiting op internationale wetenschappelijke ontwikkelingen en aan het opleiden van (voldoende) talent voor de arbeidsmarkt”. Zij zien graag dat instellingen en overheid de knelpunten gezamenlijk aanpakken (UNL, 2023). Om de voordelen van internationalisering in het hoger onderwijs beter te benutten en meer grip te krijgen op de nadelen, is de overheid van plan een nieuwe wet te introduceren: de Wet internationalisering in balans. Deze wet is nog in de ontwerpfase en ook onderwerp van discussie (UNL, 2023).

In deze factsheet kijken we waar de grootste groei in studentenaantallen zit en welke studierichtingen studenten kiezen. We betrekken hierbij de internationale studenten en vergelijken de studiekeuzes van studenten in Nederland met die van studenten in andere landen. Tot slot kijken we naar de studiekeuzes vanuit arbeidsmarktperspectief. Deze factsheet biedt daarmee een basis om de ontwikkelingen op het gebied van internationale mobiliteit van studenten in het hoger onderwijs te monitoren.

1. Aantal studenten in het hoger onderwijs neemt toe

In 2023 volgen ruim 821.000 studenten een opleiding aan een Nederlandse publiek gefinancierde hogeschool of universiteit. Bijna 682.000 van hen volgen een bacheloropleiding en 139.500 een masteropleiding. Van de bachelorstudenten studeert 68% aan een hogeschool en 32% aan een universiteit. Van de masterstudenten studeert 11% aan een hogeschool en 89% aan een universiteit.

Sinds 2011 is het aantal studenten aan publiek gefinancierde universiteiten en hogescholen in Nederland sterk toegenomen: van ruim 656.000 in 2011 naar ruim 821.000 in 2023. Dit is een toename van 23%. De groei is het sterkst aan de universiteiten. Het aantal universitaire bachelorstudenten groeide met 35% (56.510 studenten). Het aantal universitaire masterstudenten nam met 57% toe (45.350 studenten). Aan de hogescholen was de groei kleiner. Hier nam het aantal bachelorstudenten over dezelfde periode toe met 15% (59.050 studenten) en het aantal masterstudenten met 9% (1.190 studenten). Als gevolg hiervan studeert in 2023 een groter deel van de studenten in het Nederlandse hoger onderwijs aan een universiteit dan voorheen: 42% tegenover 37% in 2011. Volgens de prognose 2023 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal het totale aantal studenten aan universiteiten de komende jaren  verder toenemen, terwijl het totale aantal studenten aan hogescholen gestaag zal afnemen (Hamming et al., 2023).

Ook internationaal vergeleken groeit het aantal studenten in Nederland snel

In 2021 volgde 43% van de 20 tot 24-jarigen in Nederland een opleiding in het hoger onderwijs. In onderstaande grafiek is te zien dat Nederland daarmee in de top-3 staat van de referentielanden.

Zoals onderstaande figuren laten zien, is de groei van het aantal bachelor- en masterstudenten in Nederland ook in internationaal opzicht hoog. Van de referentielanden waarvoor data beschikbaar zijn, steeg het aantal bachelorstudenten tussen 2013 en 2021 alleen harder in Ierland en Frankrijk. Het aantal masterstudenten groeide alleen harder in Noorwegen. Het aantal bachelor- en masterstudenten is in Nederland dan ook sterker toegenomen dan het EU27-gemiddelde.

2. Internationale studenten spelen belangrijke rol in groeiende studentenaantallen hoger onderwijs

In 2023 heeft 13% van de bachelor- en 27% van de masterstudenten in Nederland zowel een buitenlandse nationaliteit als een buitenlandse vooropleiding. Aan de universiteiten ligt het aandeel internationale studenten hoger dan aan de hogescholen, met name bij de bachelorstudenten. 24% van de universitaire bachelorstudenten is internationale student, tegenover 7% van de hbo-bachelorstudenten. Bij de masters is het verschil kleiner: 27% aan de universiteiten en 24% aan de hogescholen. 

Zoals in onderstaande figuren te zien is, spelen de internationale studenten een belangrijke rol in de toenemende studentenaantallen in Nederland. Het aantal internationale bachelorstudenten groeide sinds 2011 met 131% (48.370) en het aantal internationale masterstudenten nam zelfs met 173% toe (23.470). Het aantal Nederlandse studenten groeide bij de bachelors met 13% (67.200) en bij de masters met 29% (23.050). De internationale data zijn niet uit te splitsen naar universiteiten en hogescholen.

Daarmee verklaart de toename van internationale studenten 42% van de groei bij de bachelorstudenten en 50% van de groei bij de masterstudenten. Onder de hbo-masterstudenten neemt het aantal Nederlandse studenten licht af, terwijl het aantal internationale studenten groeit. Bij de universiteiten verklaart de toename van internationale studenten 72% van de groei in bachelorstudenten en 54% van de groei in masterstudenten. In 2023 was er voor het eerst een lager aantal nieuwe inschrijvingen van internationale studenten aan de universiteiten ten opzichte van het voorgaande jaar. Bij de hogescholen nam het aantal nieuwe inschrijvingen van internationale studenten nog wel verder toe (Nuffic, 2023).

De meeste internationale studenten komen uit Europese landen (77% van het totaal), gevolgd door studenten uit Azië (17% van het totaal). De top-5 landen waar de meeste internationale studenten vandaan komen zijn: Duitsland, Italië, Roemenië, China en België (Nuffic, 2023).

Aantal internationale studenten neemt in vrijwel alle landen toe

Ook in internationaal verband laat studeren in het buitenland een opwaartse ontwikkeling zien. In alle 15 referentielanden met het hoogste aandeel internationale studenten stijgt het aantal internationale studenten in het hoger onderwijs sinds 2013, behalve in Italië (-12%). De landen met de sterkste procentuele stijging in dezelfde periode zijn: Nederland (+99%), Zuid-Korea (+97%) en Ierland (+91%). Binnen de gehele Europese Unie (EU-27) groeide het aantal internationale studenten met 51%. In absolute aantallen heeft het Verenigd Koninkrijk het grootste aantal internationale studenten: meer dan 530.000. Nederland staat op de zesde plaats van de referentielanden met de meeste internationale studenten. In een Europese vergelijking heeft Nederland de vierde positie. 

Van alle studenten in het Nederlandse hoger onderwijs was 14% internationale student in 2021, vergeleken met 6% in de OESO-landen en 8% in Europa (bron: OESO). Als we kijken naar het aandeel van internationale studenten in de bachelor studentenpopulatie in de referentielanden, staat Nederland in 2021 met 12% op de vijfde positie. Oostenrijk (19%), het Verenigd Koninkrijk (16%), Canada (14%) en Australië (13%) hadden een groter aandeel internationale bachelorstudenten. Nederland zit met het aandeel internationale bachelorstudenten boven de gemiddelden voor de OESO-landen (7%) en de EU-landen (8%). In het merendeel van de OESO-landen nam het aandeel internationale bachelor studenten tussen 2013 en 2021 toe. In Nederland steeg dit aandeel van 8% naar 12%, vergelijkbaar met de groei in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Deze groei is iets sterker dan in de OESO-landen gemiddeld, waar het aandeel internationale bachelors met 1 procentpunt toenam.

Het aandeel internationale masterstudenten ligt in 2021 in Nederland met 20% lager dan in vijf van de OESO-landen, maar boven het gemiddelde van alle OESO-landen (16%). In het Verenigd Koninkrijk (39%), Australië (38%), Zwitserland (30%) en Oostenrijk (25%) ligt dit aandeel hoger. Het aandeel internationale masterstudenten in Nederland is vergelijkbaar met landen als Denemarken (20%), Canada (18%), België en Duitsland (beide 17%). Tussen 2013 en 2021 groeide het aandeel internationale masterstudenten in vrijwel alle OESO-landen, met gemiddeld 4 procentpunten. In Nederland was de groei iets lager, met 3 procentpunten.

Hierbij moet opgemerkt worden dat deze data afwijken van de CBS-data voor Nederland: in de internationale vergelijking worden ook studenten aan privaat gefinancierde instellingen meegeteld. Daarbij gaat het voor Nederland om 10% van alle bachelor- en 36% van alle masterstudenten.

3. Ook Nederlandse studenten studeren steeds vaker in het buitenland

Een studie volgen in het buitenland blijkt ook in trek bij studenten uit Nederland. Ook zij kiezen steeds vaker voor een studieperiode aan buitenlandse hoger onderwijsinstellingen (zie figuur 7). Bestond deze groep in 2010 uit ruim 12.000 studenten, anno 2020 was dit aantal gegroeid naar bijna 20.000 Nederlandse studenten, verdeeld over 97 landen. Hiermee groeide hun aantal tussen 2010 en 2020 met 52%. In 2020 waren België, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, de Verenigde Staten en Turkije de meest populaire bestemmingen voor studenten met een Nederlandse vooropleiding.

Het aantal uitgaande Nederlandse studenten is veel kleiner dan het aantal inkomende buitenlandse studenten. Zo waren er in 2020 ruim vijf keer zoveel inkomende studenten als uitgaande studenten.

4. Sociale wetenschappen zijn populair in Nederland

Onder de bachelorstudenten in het Nederlandse hoger onderwijs zijn de sociale wetenschappen populair. Van alle bachelorstudenten kiest 27% voor een opleiding recht en bestuur en 12% voor een opleiding gedrag en maatschappij. 17% kiest voor een opleiding in de gezondheid (inclusief geneeskunde). Dit zijn de drie meest gekozen studierichtingen. 9% van de bachelorstudenten kiest een technische opleiding en 11% een opleiding in de natuurwetenschappen (natuurwetenschappen, wiskunde, informatica en landbouw).

Internationale bachelorstudenten in Nederland kiezen, met name aan de universiteit, veel vaker voor de richting gedrag en maatschappij. Van alle internationale bachelorstudenten kiest 28% deze studierichting, tegenover 10% van de Nederlandse studenten. Aan de universiteit gaat het om 43% tegenover 20% van de Nederlandse studenten. De studierichtingen onderwijs en gezondheid worden door internationale studenten juist veel minder gekozen.

In de studiekeuzes van bachelorstudenten is sinds 2013 een lichte verschuiving te zien (niet in figuur). Het aandeel dat kiest voor een IT-opleiding groeide met 2 procentpunt en natuurwetenschappen met 1 procentpunt. Het aandeel bachelorstudenten dat kiest voor een opleiding in de sociale wetenschappen (gedrag en maatschappij, recht en bestuur en dienstverlening), daalde met 2 procentpunt en onderwijs met 1 procentpunt. Het aandeel van de internationale bachelorstudenten dat voor een opleiding in IT kiest, steeg tussen 2013 en 2023 met 5 procentpunt. Het aandeel van deze groep dat kiest voor techniek steeg met 2 procentpunt. Het aandeel internationale bachelorstudenten dat koos voor een medische opleiding daalde met 10 procentpunt en voor sociale wetenschappen met 2 procentpunt.

Ook bij de masterstudenten zien we dat veel studenten kiezen voor een sociaalwetenschappelijke opleiding, zoals recht en bestuur (23%) of gedrag en maatschappij (15%). Daarna zijn gezondheid en techniek (beiden 13%) en natuurwetenschappen (12%) de meest populaire studierichtingen. Masterstudenten kiezen dus relatief vaker dan bachelorstudenten voor een opleiding in de richting bèta en techniek: 33% van de masterstudenten tegenover 20% van de bachelorstudenten.

Zoals in bovenstaand figuur te zien is, kiezen internationale masterstudenten net als de bachelorstudenten relatief vaak een opleiding in de richting gedrag en maatschappij (20%, tegenover 13% van de Nederlandse studenten). Ook kiezen zij iets vaker dan Nederlandse studenten voor de techniek (17% tegenover 12%), natuurwetenschappen (13% tegenover 12%) en taal en cultuur (11% tegenover 7%).

Onder de masterstudenten is sinds 2013 een nog iets sterkere verschuiving in de studiekeuze dan bij de bachelorstudenten (niet in figuur). Het aandeel masters dat kiest voor een opleiding in de natuurwetenschappen nam toe met 4 procentpunt, IT met 3 procentpunt en techniek met 2 procentpunt. Het aandeel masters dat kiest voor een opleiding in onderwijs daalde met 5 procentpunt en het aandeel dat een opleiding kiest binnen de sociale wetenschappen (gedrag en maatschappij, recht en bestuur en dienstverlening) met 3 procentpunt. Met name de Nederlandse masterstudenten maakten anno 2023 vaker de keuze voor een bèta-technische opleiding dan in 2013.  De internationale masterstudenten kiezen anno 2023 vooral vaker voor IT (+4 procentpunt) en minder vaak dan in 2013 voor de sociale opleidingen (-4 procentpunt) en geesteswetenschappen (-1 procentpunt). Van alle studenten in het hoger onderwijs kiest 15% in 2021 voor techniek of IT.

Deze ontwikkelingen moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat veranderingen in de clustering van de opleidingen hebben plaatsgevonden die op de verdeling van invloed kunnen zijn. Vanaf 2017 gebruikt het CBS een andere indeling, om beter aan te sluiten bij de internationale standaarden. Een belangrijke wijziging is dat waar voorheen alle studies van een technische universiteit onder techniek vielen, nu wordt gekeken naar de discipline om de studierichting te bepalen. Deze nieuwe indeling sluit nauwkeuriger aan bij de inhoud van de opleidingen e  n verbetert de internationale vergelijkbaarheid van de gegevens. De nieuwe clustering heeft tot gevolg dat de bovengenoemde wijzigingen minder groot zijn dan ze met de oorspronkelijke indeling zouden zijn geweest.

In onderstaande figuren is te zien wat de studiekeuzes betekenen voor het aandeel internationale studenten per studierichting.

5. Sociale wetenschappen populairder in Nederland dan in meeste andere landen

Studenten in Nederland kiezen gemiddeld vaker voor een opleiding in de sociale wetenschappen (55%, inclusief onderwijs) dan studenten in andere landen (44% in 2021).  Het aandeel bèta- en techniekstudenten ligt vooral in de bachelorfase relatief laag in Nederland. In de masterfase is het aandeel studenten dat voor een bèta- of techniekstudie kiest internationaal gezien wel bovengemiddeld. Dit blijkt uit de datapublicatie over HO-studenten naar wetenschapsgebied, waarin we inzichten presenteren over de studiekeuzes van alle studenten in Nederland en andere landen.

Hier richten we ons op de keuzes van internationale studenten en hoe die aansluiten bij de behoeften van de Nederlandse arbeidsmarkt. Maken internationale studenten die naar Nederland komen vergelijkbare keuzes met studenten die naar andere landen gaan?

Studenten die in 2021 voor hun bacheloropleiding naar Nederland kwamen, kozen in 65% van de gevallen voor een sociaalwetenschappelijke opleiding (gamma). Dit is het hoogste van alle vergelijkingslanden. Zij kozen relatief weinig voor een opleiding in de bèta en techniek (17%). Alleen in België, Noorwegen, Spanje en Zuid-Korea koos eenzelfde of kleiner deel van de internationale studenten voor een bèta- en techniekopleiding. Eerder in deze factsheet zagen we al dat het aantal studenten dat voor een bèta- en techniekopleiding kiest wel sterk gegroeid is sinds 2013.

Net als in Nederland kiezen internationale bachelorstudenten in vrijwel alle vergelijkingslandenlanden minder vaak voor een opleiding in de medische wetenschappen dan hun niet-mobiele medestudenten. De enige uitzonderingen hierop zijn België, Spanje en Australië.

Bij de masteropleidingen zien we een ander patroon. Het aandeel internationale masterstudenten dat een opleiding in de bèta of techniek kiest, is met 37% net onder het gemiddelde vergeleken met de referentielanden (38%). Dit varieert van 15% (Zuid-Korea) tot 62% (Japan). Nederland neemt tussen de referentielanden, samen met Australië, een gedeelde achtste plek in. Het aandeel dat voor een medische opleiding kiest (5%) ligt onder het gemiddelde van de referentielanden (11%). Nederland heeft hier een gedeelde vijftiende plek. Het aandeel dat voor een opleiding in de sociale wetenschappen kiest ligt met 46% iets boven het gemiddelde van de referentielanden (40%). Negen landen hebben een hoger aandeel internationale masterstudenten dat voor de sociale wetenschappen kiest. In Zuid-Korea en het Verenigd Koninkrijk ligt dat aandeel zelfs rond de 60%.

In de meeste vergelijkingslanden kiezen internationale masterstudenten vaker voor een opleiding in de bèta en techniek dan hun niet-mobiele medestudenten. Uitzonderingen hierop zijn Spanje en Zuid-Korea. In deze twee landen kiezen zij juist vaker dan hun medestudenten voor een opleiding in de sociale wetenschappen. In vrijwel alle landen kiezen internationale masterstudenten juist minder vaak voor een medische opleiding.

6. Behouden van talent uit het hoger onderwijs voor de arbeidsmarkt

Een aantal onderzoeksrapporten geeft aan dat studenten en hoger onderwijsinstellingen kunnen profiteren van internationalisering binnen het hoger onderwijs. Zo gaf een ruime meerderheid van internationale studenten die deelnamen aan het Erasmus+ programma in een enquête aan, dat het een gunstig effect had op hun vaardigheden, competenties en loopbaan. Ook verhoogde het hun kansen op de arbeidsmarkt ten opzichte van niet-mobiele studenten (Europese Commissie 2015 en 2019).

Belangrijkste factoren voor internationale mobiliteit bij de hoger onderwijsinstellingen wereldwijd, zijn de vraag vanuit industrie en bedrijfsleven, de vraag vanuit buitenlandse hoger onderwijsinstellingen en overheidsbeleid (IAU, 2019). Voor de meeste West-Europese hogeronderwijsinstellingen zijn de belangrijkste doelen van internationalisering dan ook: het voorbereiden van studenten op een internationale wereld en hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt verbeteren (90%); en het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs (68%) (EAIE, 2018).

Ook hoger onderwijsinstellingen wereldwijd verwachten dat internationalisering leidt tot betere internationale samenwerking en capaciteitsontwikkeling, evenals hogere kwaliteit van onderwijs en leerprestaties. Als risico’s van internationale studentenmobiliteit noemen de instellingen: toegang tot internationale mobiliteit is beperkt tot studenten met voldoende financiële middelen, moeite met het beoordelen van de kwaliteit van het onderwijsaanbod bij instellingen in het buitenland en sterke concurrentie met andere hoger onderwijsinstellingen (IAU, 2019). Instellingen wereldwijd zien commercialisering van onderwijsprogramma’s en een brain drain daarnaast als voornaamste maatschappelijke risico’s (IAU, 2019).

Ook het CPB noemt een flink aantal mogelijke effecten van internationalisering van het hoger onderwijs. Met aan de ene kant kwaliteitsverbetering van het onderwijs door meer concurrentie, alsmede meer keuzemogelijkheden voor studenten. Aan de andere kant kan internationalisering leiden tot een numerus fixus op bepaalde studies door snelle stijging van het aantal internationale inschrijvingen en hogere huurprijzen door druk op de woningmarkt. Bij studenten kan internationalisering interculturele competenties bevorderen en daarmee bijdragen aan de productiviteit, internationale netwerken en handelsbetrekkingen. Het kan de leerresultaten van studenten positief, maar ook negatief beïnvloeden (CPB, 2019). Tenslotte kan internationalisering leiden tot een hogere werkdruk voor docenten en consequenties hebben voor de personeelssamenstelling en werkgelegenheid. Concrete data over de omvang van deze effecten van internationalisering zijn niet beschikbaar.

Wel heeft het CPB (2019) berekend dat de komst van internationale studenten een economisch voordeel oplevert voor Nederland. Uit deze kosten-baten analyse blijkt dat internationale studenten de overheid aanvankelijk geld kosten, maar gemiddeld netto meer opleveren doordat een deel van hen na afstuderen in Nederland blijft werken. Het terugverdienen gaat sneller voor studenten die van buiten de grenzen van de Europese Unie afkomstig zijn. Buitenlandse studenten uit EU-landen hebben volgens Europese wetgeving recht op studiefinanciering wanneer zij in Nederland studeren en de onderwijsinstellingen ontvangen een rijksbijdrage voor deze studenten. Hierdoor neemt de Nederlandse overheid een deel van de studiekosten van Europese studenten over, wanneer die studeren aan Nederlandse hogeronderwijsinstellingen. Voor internationale studenten van buiten de grenzen van de Europese Unie geldt dit niet (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2023). Maar ook de internationale studenten uit EU-landen leveren de Nederlandse staat economisch gemiddeld meer op dan zij kosten (CPB, 2019). De omvang van dit positieve economische effect hangt samen met het aantal internationale studenten dat na hun afstuderen in Nederland blijft werken.

Daarom kijken we hieronder naar de aansluiting op de arbeidsmarkt van de verschillende studierichtingen, voor Nederlandse en internationale studenten.

Gediplomeerden uit het hoger onderwijs doen het doorgaans goed op de Nederlandse arbeidsmarkt. Anno 2020 was in totaal ruim 93% van alle bachelor- en mastergediplomeerden in de leeftijdscategorie 20 tot 34 jaar die in Nederland wonen, aan het werk. Van de bachelors en masters afkomstig uit Nederland was 94% werkzaam en van de internationale bachelors en masters ruim 86% (Eurostat, 2023). In de onderstaande figuur kijken we naar de arbeidsmarktpositie van internationale en Nederlandse hogeronderwijsstudenten één jaar na afstuderen.

Van de internationale afgestudeerden vertrekt een groot deel binnen een jaar na afstuderen uit Nederland. In figuur 11.1 zien we dat 64% van de internationale studenten die in 2019/2020 afstudeerden, uit Nederland vertrok. Een kwart van de internationale afgestudeerden had één jaar na afstuderen een baan in Nederland. Het resterende deel bestond uit doorstudeerders (4%) en afgestudeerden zonder werk en zonder  uitkering (7%). Van de Nederlandse hogeronderwijsstudenten vertrekt 3% binnen één jaar na afstuderen. Daarnaast gaat een klein deel doorstuderen (6%) en is een deel niet werkend (4%), waarvan een kwart een uitkering heeft. Ongeveer 86% van de Nederlandser afgestudeerden uit het hoger onderwijs heeft één jaar na afstuderen werk.

De studierichtingen met de hoogste kans op werk één jaar na afstuderen verschillen iets tussen internationale en niet-mobiele gediplomeerden. De top-3 studierichtingen met de hoogste kans op werk in Nederland een jaar na afstuderen, bestaat voor de internationale gediplomeerden uit: onderwijs (50%), techniek (43%) en natuur (39%) (zie figuur 11.2). Bij de Nederlandse gediplomeerden zijn dit onderwijs (90%), recht (88%) en techniek (87%) (zie figuur 11.3). De kansen op werk in Nederland een jaar na afstuderen zijn het kleinst voor de internationale gediplomeerden in sectoroverstijgende opleidingen (10%), recht (17%) en gedrag en maatschappij (17%). Voor Nederlandse gediplomeerden zijn na een jaar afstuderen de kansen op werk in Nederland ook relatief laag in de sectoroverstijgende opleidingen (46%).

Hoogste blijfkans na vijf jaar voor internationale afgestudeerden onderwijs, techniek, natuur en landbouw

Voor de ontwikkelingen in de arbeidsmarktpositie vijf jaar na afstuderen, kijken we naar de lichting die in 2015/2016 is afgestudeerd aan Nederlandse hogeronderwijsinstellingen (zie figuur 12.1). De arbeidsmarktpositie betreft het jaar 2021. Van de Nederlandse afgestudeerden had 80% na vijf jaar werk in Nederland. Verder deed 12% een vervolgopleiding en 5% was vijf jaar na afstuderen vertrokken uit Nederland. 4% had geen werk, waarvan de helft een uitkering had. Voor de internationale afgestudeerden liggen de verhoudingen anders. Het merendeel (80%) was na vijf jaar vertrokken uit Nederland. 17% van de internationale afgestudeerden had na vijf jaar nog werk in Nederland. Ongeveer 4% deed een vervolgopleiding en 2% had geen werk.

Vijf jaar na afstuderen, was nog steeds bijna één op de vijf internationale studenten techniek, natuur en landbouw, die in 2015/2016 afstudeerden, werkzaam in Nederland (zie figuur 12.2). Bij onderwijs was dit zelfs 50%. De blijfkans en kans op werk (zonder uitkering) na vijf jaar was een stuk lager voor internationale studenten die zijn afgestudeerd in de sociale wetenschappen (economie 15%, gedrag & maatschappij 10%, en recht 9%), taal en cultuur (14%) en gezondheidszorg (11%). Ter vergelijking, voor de Nederlandse studenten waren de studierichtingen met het hoogste percentage werk in Nederland vijf jaar na afstuderen: techniek (83%), recht (80%), economie (80%) en onderwijs (79%).

Prognoses tot 2026 gunstigst voor techniek, ICT en onderwijs

Uit de prognoses tot 2026 van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA, 2019; 2021) lijkt de werkgelegenheid voor de sectoren natuur, techniek, ICT, gezondheid en onderwijs de komende jaren gunstig te blijven. Bij enkele gebieden zijn er verschillen per opleidingsfase. De werkgelegenheid voor gediplomeerden in de sociale wetenschappen (economie, recht en gedrag & maatschappij) en geesteswetenschappen (taal & cultuur) lijkt tot 2026 wat minder gunstig, met name voor de bachelors. Voor masters in taal en cultuur zijn de vooruitzichten voor de komende jaren ook gunstig (zie tabel 1).

De resultaten uit de prognose van ROA (2021) moeten wel met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. De vooruitzichten op de arbeidsmarkt kunnen in de tussentijd veranderen, zeker bij conjunctuurgevoelige sectoren. Daarnaast resulteert een afgeronde opleiding ook bij de kansrijkere opleidingen niet per se in baangarantie. De kans op een baan kan namelijk verschillen tussen specifieke opleidingen binnen studierichtingen (CBS, 2023). 

Tabel 1. Arbeidsmarktperspectieven voor bachelors en masters in Nederland periode 2021-2026, naar studierichting.
Bachelor Master
Economie en recht Matig Redelijk
Gedrag & maatschappij Matig Matig
Taal & cultuur Matig Goed
Landbouw, wiskunde en natuur Goed Redelijk
Techniek en ICT Goed Goed
Gezondheidszorg Redelijk Goed
Onderwijs Goed Goed

Uit de analyses over de studiekeuzes in paragraaf 4 blijkt dat een relatief groot deel van de Nederlandse en internationale studenten kiest voor een studierichting met een minder gunstige baankans in Nederland. In de grafieken hierboven is ook te zien dat de internationale afgestudeerden in de sociale wetenschappen één jaar na afstuderen gemiddeld minder vaak werkzaam zijn in Nederland en een groter deel vijf jaar na afstuderen uit Nederland is vertrokken. Internationale afgestudeerden in onderwijs, natuur en techniek/ICT vinden sneller een baan in Nederland en hebben een hogere blijfkans. Met name universitair afgestudeerden in deze studierichtingen hebben een hogere blijfkans.

Zoals aangegeven in paragraaf vier is er wel een verschuiving gaande in de studiekeuzes van internationale studenten, waarbij meer studenten voor een opleiding in ICT en techniek kiezen en minder voor de sociale wetenschappen. Vooral het aandeel internationale bachelorstudenten dat voor ICT en techniek kiest, steeg vanaf 2013 (+8 procentpunt). Ook het aandeel internationale masterstudenten dat voor ICT kiest, nam met 4 procentpunt toe. Anno 2023 kiezen internationale studenten in de bachelorfase net zo vaak voor ICT en techniek als Nederlandse studenten. In de masterfase kiezen zij dit zelfs vaker.

7. Tot slot

Het Nederlandse hoger onderwijs leidt meer studenten op dan ooit tevoren: in 2023 meer dan 800.000. Sinds 2011 is de omvang van de studentenpopulatie met bijna een kwart gegroeid. Die groei leidt tot veel discussie: kunnen onze instellingen voor hoger onderwijs deze groei nog wel opvangen binnen de huidige kaders? Met name de groei van het aantal internationale studenten leidde het afgelopen jaar tot veel discussie.

Deze factsheet laat zien dat het Nederlandse hoger onderwijs veel studenten aantrekt. Vergeleken met andere landen kiezen 20- tot 24-jarigen relatief vaak voor een opleiding in het hoger onderwijs en het aantal bachelor- en masterstudenten neemt sinds 2013 sneller toe dan in de meeste vergelijkingslanden. Ook trekt Nederland veel internationale studenten aan. Het aantal Nederlandse studenten dat in het buitenland studeert neemt ook toe, maar minder sterk en hun absolute aantal is veel kleiner dan het absolute aantal studenten dat naar Nederland komt. Het aandeel internationale studenten ligt zowel in de bachelor- als in de masterfase ruim boven het gemiddelde van de Europese en OESO-landen, maar is nog niet zo hoog als in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, Australië en Oostenrijk.

Internationale studenten zijn dan ook verantwoordelijk voor 42% van de groei bij alle bachelorstudenten en 50% van de groei bij alle masterstudenten in Nederland. Bij de universiteiten zijn zij zelfs verantwoordelijk voor 72% van de groei in bachelorstudenten. Om te zien in hoeverre de mobiliteit bij verschillende studierichtingen in Nederland vergelijkbaar is met die in andere landen, hebben we in deze factsheet ook gekeken naar de studiekeuzes van studenten.

Uit onze internationale vergelijking blijkt dat internationale bachelorstudenten in Nederland, net als Nederlandse studenten, vaker voor een sociaalwetenschappelijke studie kiezen dan internationale studenten in andere landen. Hoewel het aandeel internationale bachelorstudenten in Nederland dat een opleiding in de bèta en techniek kiest internationaal gezien laag is, is dit aandeel wel sterk toegenomen sinds 2013.

Internationale studenten die voor hun masteropleiding naar Nederland komen, kiezen veel vaker dan internationale bachelorstudenten voor een opleiding bèta en techniek. Met 37% is dit internationaal vergeleken ongeveer gemiddeld. Het aandeel dat een sociaalwetenschappelijke opleiding kiest (46%) ligt boven het internationale gemiddelde. Net als in veel andere landen kiezen internationale masterstudenten relatief vaker voor een opleiding in de bèta en techniek dan niet-mobiele masterstudenten: 38% tegenover 24% van de niet-mobiele studenten. De afgelopen jaren zien we bij de Nederlandse masters ook een verschuiving naar meer bèta en techniek.

Uit de kosten-baten analyse van het CPB blijkt dat internationale studenten de Nederlandse overheid gemiddeld meer opleveren dan de aanvankelijke kosten die de overheid voor deze studenten maakt. De opbrengsten volgen wanneer deze studenten na afstuderen in Nederland blijven werken. Daarom hebben we in deze factsheet ook gekeken in hoeverre de recente verschuiving in studiekeuzes aansluit bij ontwikkelingen op de arbeidsmarkt op dit moment en in de nabije toekomst. Daarvoor keken we ook naar de kansen op werk en de blijfkans van gediplomeerden.

Een jaar na afstuderen waren de internationale bèta- en techniek gediplomeerden, evenals de onderwijsgediplomeerden, vaker werkzaam in Nederland dan internationale afgestudeerden in de sociale wetenschappen (zie ook Nuffic, 2022 en CBS, 2023). Ook vijf jaar na het behalen van het diploma, was een groter deel van de internationale afgestudeerden in deze studierichtingen nog werkzaam in Nederland. Voor de Nederlandse afgestudeerden waren de percentages werkzaam in Nederland na vijf jaar het hoogst voor techniek, economie en recht.

In de nabije toekomst biedt een afgeronde studie in met name techniek & ICT, net als een afgeronde studie in zorg (master) of onderwijs, een gunstiger arbeidsmarktperspectief dan een diploma in de sociale wetenschappen (ROA, 2021). De recente verschuiving van internationale en Nederlandse studenten richting meer techniek en ICT verbetert daarmee dan ook de aansluiting bij de arbeidsmarktprognoses.

Effecten studentenmobiliteit vereisen nader onderzoek  

Blijvende aandacht is vereist voor zowel de baten als lasten rondom internationale studenten. Internationale mobiliteit van studenten kan immers nog andere, ook niet-economische effecten hebben op de studenten, instellingen en de maatschappij. Er zijn nog weinig data beschikbaar waarmee de omvang hiervan in kaart kan worden gebracht. Een afweging waarbij de zowel de niet-economische waarde als de mogelijke nadelige effecten van studentenmobiliteit worden meegenomen zou nuttig zijn. Zo’n afweging kan per instelling, opleiding en regio verschillende uitkomsten opleveren en begint bij betere gegevens over de ervaren voor- en nadelen van studentenmobiliteit vanuit meerdere perspectieven.