Experts hopen dat de verbetering van aardappelrassen door 'hybride aardappelveredeling' in de toekomst veel sneller gaat. De verwachtingen zijn hoog; sommigen spreken zelfs van een aardappelrevolutie. Of zijn er ook twijfels? Onderzoekers brachten de meningen over de impact van deze innovatie in kaart.
Door Koen Beumer (Universiteit Utrecht en Rijksuniversiteit Groningen) en Rosanne Edelenbosch (Rathenau Instituut). Dit artikel staat ook in Aardappelwereld Magazine.
Wat is hybride veredeling?
Hybride veredeling is het kruisen van ‘zuivere’ inteeltlijnen. Zo kan worden gegarandeerd dat een ras specifieke eigenschappen bezit. De hoop is dat de verbetering van aardappelrassen zo in de toekomst veel sneller gaat. Hiermee kunnen bijvoorbeeld genen sneller ingekruist worden die de aardappel resistent maken tegen de beruchte 'aardappelziekte'. Bovendien zouden de nieuw ontwikkelde rassen in de vorm van zaad beschikbaar kunnen komen, in plaats van als knollen.
Hybride veredeling kwam voor het eerst prominent in beeld in 2009, toen de start-up Solynta stelde dat het mogelijk was om hybride aardappelen te veredelen op basis van diploïde uitgangsmateriaal, dat genetisch niet zo complex is als reguliere aardappelplanten. Toen werd deze claim nog argwanend bekeken. Inmiddels lijkt er geen weg meer terug.
Allerlei organisaties houden de ontwikkelingen in de gaten, van ontwikkelingorganisaties en handelshuizen tot beleidsmakers en wetenschappers. Toch is de mogelijke impact nog onzeker. Zo zijn er technische vragen, zoals:
- Zal het echt mogelijk zijn om aardappelen direct uit zaad te groeien?
- Hebben de nieuwe inteeltlijnen wel voldoende groeikracht?
En er zijn maatschappelijke en ethische vragen, zoals:
- Wat betekent hybride veredeling voor de positie van pootgoedtelers en handelshuizen?
- Wie wordt eigenaar van deze innovatie?
- En wat zijn de gevolgen voor economische vitaliteit en maatschappelijke opgaven zoals duurzaamheid en voedselzekerheid?
De antwoorden op deze vragen staan allesbehalve vast. Ze zijn mede afhankelijk van keuzes die worden gemaakt door individuele partijen, en de sector als geheel.
Duidelijkheid nodig over verwachtingen
Omdat beslissingen over deze vorm van veredeling mogelijk ingrijpende gevolgen hebben voor de sector en ver daarbuiten, is een goed gesprek nodig tussen verschillende partijen. Dat gesprek wordt mede op gang gebracht door onderzoekers van het Rathenau Instituut, Wageningen University & Research en de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werken samen in het project Potarei, en interviewden partijen binnen en buiten de aardappelsector.
Om zo’n gesprek te kunnen voeren, is eerst meer duidelijkheid nodig over de verwachtingen van verschillende partijen. Welke mogelijkheden biedt hybride aardappelveredeling volgens hen? En wat zijn de belangrijkste ambities en zorgen?
Met wie spraken we?
Om hier achter te komen, spraken we tijdens het onderzoek met 17 verschillende partijen binnen en buiten de aardappelsector:
- handelshuizen;
- veredelaars;
- wetenschappers;
- een milieuorganisatie;
- pootgoedboeren;
- een branchevereniging;
- een ontwikkelingsorganisatie; en
- beleidsmakers.
Uiteenlopende toekomsten
Sinds het laatste interview in begin 2017 hebben de ontwikkelingen rondom hybride aardappelveredeling niet stilgestaan. Toch bieden de resultaten aanknopingspunten voor de toekomst. Hoe denken deze verschillende partijen over de mogelijke impact van deze innovaties op de sector en op de samenleving?
In grote lijnen vielen er drie groepen te onderscheiden:
Groep 1: Lage verwachtingen
Een vijftalpartijen verwacht niet dat hybride veredeling ook maar enige gevolgen zal hebben voor de aardappelsector of de samenleving, omdat de techniek in de praktijk niet zal werken.
Deze partijen, waaronder een handelshuis, een ontwikkelingsorganisatie en een hobbykweker, zien tal van beren op de weg en volgens Sjefke Allefs van Agrico “is één beer genoeg om de hele boel te blokkeren”.
Zo denken zij dat het verzamelen van zaadjes met de hand financieel onhaalbaar is, dat de conservatieve Noord-Afrikaanse markt voor Nederlands pootgoed niet geïnteresseerd is in nieuwe rassen, en dat het boeren en verwerkers veel tijd en moeite kost om zich aan te passen aan nieuwe rassen, waardoor een hogere omloopsnelheid van nieuwe rassen niet mogelijk is.
Gert van der Bijl van ontwikkelingsorganisatie Solidaridad zegt hierover: “Dus uiteindelijk, en dat geldt denk ik in alle sectoren, kan een techniek op zichzelf een bijdrage leveren, maar bijna altijd heeft het introduceren van een techniek alleen maar het beoogde effect als je een héleboel andere dingen eromheen organiseert. En dat is het ingewikkelde.”
Bovendien verwacht deze groep dat er allerlei technische belemmeringen zijn die het onmogelijk maken om hybride veredeling tot een succes te maken. Aardappelen uit zaad zullen te klein zijn, zaadjes zijn niet robuust genoeg voor weersomstandigheden aan het begin van het groeiseizoen, en het diploïde materiaal zal minder groeikrachtig zijn dan tetraploïde aardappelen. Aangezien het deze groep vrijwel onmogelijk lijkt deze barrières te overwinnen, verwacht zij van hybride veredeling geen maatschappelijke impact.
Groep 2: Gematigde verwachtingen
De tweede groep heeft ook lage verwachtingen van de maatschappelijke impact van hybride veredeling. Zij verwacht wel meer impact op de sector. De groep bevat onder meer de geïnterviewde wetenschappers, pootgoedboeren, een verwerkingsbedrijf en een ander handelshuis.
Ook zij verwachten dat technische barrières het onmogelijk maken om aardappelen direct uit zaad te telen. Zaadjes zijn bijvoorbeeld kwetsbaarder dan pootgoed waardoor er meer kunstmest, mechanisatie en irrigatie nodig is, en diploïde uitgangsmateriaal zal niet volledig homozygoot zijn.
De groep verwacht wél dat hybride veredeling een impact zal hebben op de sector. Hoewel er altijd met knollen vermeerderd zal worden, verwacht deze groep dat het aantal benodigde vermeerderingsstappen zal afnemen. Ook wordt het mogelijk om sneller nieuwe rassen te ontwikkelen, zodat er vrijwel ieder jaar goede nieuwe rassen op de markt komen. Dit heeft gevolgen voor de sector: de vermeerderingssector wordt kleiner en competitiever, net zoals we bij de introductie van hybride veredeling in de tuinbouw hebben gezien.
Toch verwacht deze groep ook weer geen enorme veranderingen. De bestaande structuur van de sector maakt volgens deze partijen een hogere omloopsnelheid van nieuwe rassen simpelweg onmogelijk. Pootgoedtelers Hilko Bos vertelde ons:
“Het lastigste punt bij een hoge omloopsnelheid is misschien wel de rassenplanning en opbouw. En elk ras betekent als je gaat poten, sorteren en rooien: machines schoonmaken, alles leegmaken, alles checken. Als teler zitten wij niet altijd te wachten op veel rassen. Al dat werk moet wel wat opleveren”
Kenmerkend aan deze groep is dat ze de huidige praktijk als uitgangspunt nemen. Ook ervaringen uit het verleden spelen hierin een rol. Een aantal partijen wijst erop dat het immers niet de eerste keer is dat geprobeerd wordt diploïde aardappelen te kweken, aardappelen direct uit zaad te groeien of hybride te veredelen. Het feit dat deze innovaties in het verleden nooit tot grote doorbraken heeft geleid, sterkt deze partijen in hun gematigde verwachtingen.
Groep 3: Hoge verwachtingen
Tenslotte is er een groep met hoge verwachtingen. Onder meer Solynta, het Ministerie van Economische Zaken, en een milieuorganisatie verwachten dat hybride veredeling een grote impact zal hebben op zowel de aardappelsector als de samenleving.
Hoge verwachtingen beginnen vaak met de observatie dat de aardappel veel potentie heeft om bij te dragen aan wereldvoedselzekerheid. Het gewas heeft een hoge opbrengst, heeft relatief weinig water nodig en is een rijke bron van vitaminen en mineralen. Deze groep verwacht dat hybride veredeling de huidige aardappelsector op twee manieren zal verbeteren. Ten eerste kunnen robuuste rassen sneller ontwikkeld worden, bijvoorbeeld om ze aan te passen aan lokale omstandigheden. Ten tweede is het zaad dat hybride veredeling oplevert ziektevrij en makkelijker te exporteren. Maar een overgang van knollen naar zaad zal ook vragen om een omschakeling van de Nederlandse pootgoedboeren.
Volgens Herman van Bekkem van Greenpeace is de toekomst van hybride veredeling afhankelijk van wie de technologie zal ontwikkelen en toepassen. Als dat grootmachten binnen de chemische industrie zijn, zal de technologie vooral bijdragen aan meer landbouw gebaseerd op hoge chemische inputs en monoculturen. Wanneer de technologie voor veel partijen beschikbaar is, kan ze op een andere manier worden ingezet.
“Als je hybridisering inzet om robuuste aardappelrassen te maken, die dus niet alleen schimmelbestendig zijn, maar ook efficiënt met grondstoffen omgaan en bijvoorbeeld droogte-resistent zijn, dan steek je een breed duurzaamheidsperspectief in de aardappelontwikkeling.”
Het benutten van de kansen van hybride veredeling gaat ook volgens andere partijen in deze groep niet vanzelf. Dit proces vraagt om goede kennisoverdracht en coördinatie van de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van publieke en private partners.
Deze groep heeft een ander vertrekpunt dan de groep met gematigde verwachtingen. Ze stellen niet de huidige structuur van de aardappelsector centraal maar zijn van mening dat de technologie de sector kan transformeren. De groep laat zich niet weerhouden door barrières in de organisatie van de sector, maar bedenkt hoe de huidige sector moet veranderen om deze nieuwe oplossingen mogelijk te maken.
Een robuuste aardappel is niet alleen schimmelbestendig, maar ook efficiënt met grondstoffen en droogte-resistent
Onterechte aannames…
De verwachtingen over de mogelijke impact van hybride veredeling lopen dus zeer uiteen. Dat ligt aan de verschillende voorspellingen over technische barrières, de mate waarin de huidige sector zich kan aanpassen aan veranderingen, en in hoeverre we bereid zijn tot verandering om wenselijke doelen na te streven.
Het valt op dat partijen onderling aannames maken over de verwachtingen van de ander, die vaak niet overeenkomen met de werkelijkheid. Zo zien we dat de groep met lage verwachtingen vooral twijfelt of aardappelen direct uit zaad kunnen worden geteeld. Terwijl partijen met hoge verwachtingen dit helemaal niet zo belangrijk vinden: ook zonder aardappelen uit zaad verwachten zij dat hybride veredeling grote impact zal hebben op sector en samenleving.
Partijen met hoge verwachtingen, zoals de overheid en de start-up, proberen op hun beurt vooral zorgen weg te nemen bij anderen over de technische mogelijkheden hybride veredeling. Terwijl die partijen zich juist zorgen maken of de huidige structuur van de aardappelsector beperkingen oplevert voor de omloopsnelheid van nieuwe rassen.
Ook zagen we dat verschillende partijen verwachten dat milieuorganisaties per definitie tegen hybride veredeling zullen zijn. Uit onze interviews blijkt dat dat niet zo hoeft te zijn.
Een beter begrip van elkaars verwachtingen, angsten en ambities kan helpen bij het formuleren van een gedeelde wenselijke toekomst.
…maar dezelfde vragen
Een andere belangrijke conclusie is dat alle partijen vaak heel soortgelijke thema’s aandroegen. Of ze nu hoge of lage verwachtingen ervan hebben. Zo vragen verschillende partijen zich af of hybride veredeling kan bijdragen aan voedselzekerheid in ontwikkelingslanden. Ook werd herhaaldelijk de vraag gesteld in hoeverre de aardappelsector door hybride veredeling meer op de groenteteelt gaat lijken.
De vraag die het prominentst naar voren kwam, is aan wat voor landbouwsysteem hybride veredeling bijdraagt. Eigenen grote multinationals zich de techniek toe om nieuwe gewassen beter te beschermen, of is hij voor iedereen bruikbaar? Wordt hybride veredeling ingezet voor grote monoculturen of wordt ze juist gebruikt om bij te dragen aan kleinschalige landbouw?
Scenario’s voor de toekomst
De vragen over het landbouwsysteem beantwoordde elke partij heel anders. Om het gesprek hierover verder te voeren, hebben we deze onzekerheden verwerkt in verschillende scenario’s. Deze kunnen als basis dienen voor verdere discussie over maatschappelijk verantwoorde innovatie van hybride veredeling én de toekomst van de Nederlandse aardappelsector.
Het Rathenau Instituut publiceert de scenario’s dit najaar.
Maatschappelijk verantwoord innoveren
Het project Potarei is een samenwerking van het Rathenau Instituut, Wageningen University & Research en de Rijksuniversiteit Groningen. Het is deel van het onderzoeksprogramma Maatschappelijk Verantwoord Innoveren (MVI) van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Uitgangspunt van MVI is dat de maatschappelijke impact zo vroeg mogelijk moet worden meegenomen. Ook al zijn de gevolgen nog onzeker, er is ruimte om beslissingen te nemen die ontwikkelingen kunnen sturen. Hiervoor leveren verschillende disciplines input, van de agronomie tot sociale wetenschappen. Ook worden belanghebbenden uit de aardappelsector en de samenleving bij het onderzoek betrokken.