calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Veelgestelde vragen

Genome editing bij planten en gewassen
Image
Genome editing bij planten en gewassen

Bij veredeling worden planten met bepaalde eigenschappen geselecteerd die de veredelaar wenst. Zo blijven planten en gewassen over die bijvoorbeeld veel opleveren of goed tegen droogte kunnen.

Bij genome editing wordt het DNA van een organisme bewust en gericht aanpast in een laboratorium. DNA is het erfelijk materiaal van een organisme. In het DNA zitten genen. Dat zijn stukjes DNA die samen bepalen hoe een organisme eruitziet en werkt.

Dit rapport gaat over genome editing.

De nieuwe genome-editingtechnieken bieden verschillende mogelijkheden om DNA te veranderen. Zo kunnen ze:

  • meerdere genen aan DNA toevoegen of verwijderen;
  • een enkele bouwsteen ('letter') van een gen veranderen; en
  • genen aan- of uitzetten, waarbij de code van het DNA zelf niet verandert.

Het proces van genome editing bij planten en gewassen is een technologisch proces in een lab, waarbij DNA wordt aangepast. Toch kunnen de eindproducten lijken op veredelde planten of gewassen. Er hoeft geen vreemd DNA in eindproducten te zitten die tijdens het proces van genome editing zijn aangepast.

Een voorbeeld van genome-editingtechnologie is CRISPR-Cas9.

CRISPR-Cas9 is een soort schaar, waarmee eenvoudig in DNA kan worden geknipt. De cel zal dit uit zichzelf repareren. Tijdens dat proces kunnen in het laboratorium genen worden toegevoegd aan dit DNA. Dat kunnen genen zijn uit andere organismen, of genen uit dezelfde soort. In het proces kan zelfs één enkele bouwsteen van een gen worden gewijzigd - een van de vier 'letters' A,C,T, of G.

Met de ontdekking van deze ‘schaar’ is het modificeren van genen in het laboratorium sneller, gemakkelijker, goedkoper en nauwkeuriger geworden.

De CRISPR-Cas9-technologie heeft een revolutie veroorzaakt in laboratoria. Verwacht wordt dat de technologie een vooraanstaande rol zal gaan spelen in innovaties over de hele breedte van de biotechnologie:

  • bij industriële toepassingen;
  • bij planten en gewassen; en
  • bij dieren; en
  • bij mensen.

In dit onderzoek hebben we gekeken naar de invloed van de nieuwe genome-editingtechnologie op het maatschappelijke en politieke debat over genetische modificatie bij planten en gewassen.

In dit debat gaat het voornamelijk over de vraag of de nieuwe genome-editingtechnieken moeten worden gereguleerd zoals oude genetische modificatietechnieken. Sommige stakeholders beschrijven dat als ‘streng, duur en tijdrovend’.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in juli 2018 besloten dat alle door CRISPR-Cas9 veranderde gewassen gereguleerd blijven. Maar de discussie hierover is hierdoor nog niet afgelopen. De Europese Commissie zou namelijk de regelgeving kunnen veranderen.

In dit rapport bespreekt het Rathenau Instituut consequenties van de verschillende beleidsopties voor het reguleren van de nieuwe genome-editingtechnieken bij plantenveredeling. Het laat zien dat modernisering van het biotechnologiebeleid voor planten en gewassen baat heeft bij een gedifferentieerd risicobeleid dat tevens bredere maatschappelijke en ethische aspecten meeweegt.

Voorstanders van minder regels voor het gebruik van deze technieken wijzen op mogelijke oplossingen voor de voedselcrisis of op toepassingen voor de energietransitie. Ook de economische concurrentiekracht van de EU is een argument om te dereguleren.

Tegenstanders die willen dat wetgeving ongewijzigd blijft, maken zich zorgen om de (voedsel)veiligheid op lange termijn en denken dat commerciële belangen domineren.

Het is belangrijk dat het debat wordt gevoerd, omdat het kabinet onlangs heeft aangekondigd zich ervoor in te zetten dat nieuwe plantenveredelingstechnieken worden uitgezonderd van de ggo-richtlijn in Europa indien er geen vreemd DNA meer aanwezig is in het product. Hierdoor komt er ruimte voor innovatie.

Deze beleidsoptie heeft echter drie nadelen.

  1. Ten eerste is toezicht op en monitoring van de veiligheid van de toepassing van genome-editingtechnieken bij planten en gewassen op dit moment nog gewenst. Dit sluit aan bij de uitspraak van het HvJ-EU. De genome-editingtechnieken zijn in ontwikkeling, en mogelijke kansen en risico’s op de korte en lange termijn zijn nog grotendeels onbekend.
  2. Ten tweede is er binnen deze beleidsoptie geen ruimte voor een afweging op basis van bredere maatschappelijke aspecten. Dit ontkent het feit dat het besluitvormingsproces in Europa wat betreft de teelt van ggo’s moeizaam is geweest, juist omdat nationale punten van zorg, met andere woorden bredere maatschappelijke aspecten, lange tijd (tot 2015) niet mee mochten wegen in de besluitvorming over markttoelating.
  3. Ten derde zijn deze gewassen dan vrijgesteld van etikettering, waardoor er geen keuzevrijheid meer is voor producent en consument.

Het is daarom belangrijk na te denken over een beleid dat zowel innovatie ten goede komt, als ruimte biedt voor maatschappelijke aspecten.