calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Balans van de wetenschap (3) ‘De regio moet altijd om aandacht roepen’

Artikel
20 april 2021
Lectoren Hogescholen Wetenschap in cijfers

Lector Mariska van der Giessen

Image
Lector Mariska van der Giessen

Hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat, laten we elke twee jaar zien in de Balans van de wetenschap. Hierin geven we inzicht in de mate waarin de wetenschap de ambities van de regering waarmaakt. De balans slaat uit naar de goede kant, maar er zijn aandachtspunten. Daarnaast verandert de behoefte aan kennis en de manier van wetenschap bedrijven, doordat de samenleving verandert. In deze serie laten we mensen aan het woord die dagelijks de Nederlandse wetenschap vormgeven. Hoe zien zij de door ons geschetste ontwikkelingen? Aflevering 3: lector Mariska van der Giessen. Zij vindt dat hogescholen meer armslag moeten krijgen voor onderzoek in, met en voor de regio.

In het kort:

  • Het Nederlandse wetenschapsbeleid kent drie ambities: wetenschap van wereldformaat, ruimte voor talent en bijdragen aan de samenleving.
  • Lectoren hebben veelal een kleine aanstelling waarbinnen ze veel verschillende taken moeten vervullen.
  • Volgens Mariska van der Giessen moet de overheid er beter voor zorgen dat opgebouwde kennis niet verdwijnt wanneer lectoraten na vier of zes jaar weer stoppen.

Mariska van der Giessen wil het aan het begin van het gesprek meteen gezegd hebben: onderzoek op de hogescholen is praktijkgericht. ‘Het is absoluut geen fundamenteel wetenschappelijk onderzoek’, zegt de lector Internationaal Ondernemen aan NHL Stenden Hogeschool en voorzitter van de Vereniging van Lectoren. ‘Wij doen het om de praktijk in kaart te brengen en te verbeteren, niet in de eerste plaats om wetenschappelijke artikelen te publiceren of een bijdrage te leveren aan theorievorming. Het gaat er echt om dat we processen en praktijken verbeteren en stroomlijnen op basis van onze onderzoeksresultaten. We testen, monitoren en veranderen ze. Ook brengen we belanghebbenden bij elkaar in gesprekken. Zo genereren we innovatie en adaptatie.’

Dat hogescholen meer empirisch werken en minder fundamentele wetenschap bedrijven, neemt allerminst weg dat veel thema’s die de revue passeren in de Balans van de wetenschap voor Van der Giessen een hoge herkenbaarheid hebben. Net als op de universiteiten is op de hogescholen de werkdruk hoog. Ook onderzoekers aan hogescholen kampen ermee dat ze steeds meer afhankelijk zijn van projectfinanciering. Net als Sjoukje Heimovaara vindt Van der Giessen dat het aandeel vrij inzetbaar, niet vanuit subsidies of het bedrijfsleven in de wacht gesleept geld omhoog moet.

‘Ik pleit absoluut voor een stevigere onderzoeksfinanciering’, zegt ze. ‘Maak hogescholen en onderzoekseenheden minder afhankelijk van externe geldstromen, zorg voor een goede basisfinanciering voor praktijkgericht onderzoek, zodat wij flexibel en neutraal onderzoek kunnen uitvoeren en niet gebonden zijn aan contractonderzoek. Zorg ook dat we minder afhankelijk zijn van externe subsidies. De subsidieratrace slurpt steeds meer energie. De druk op lectoren en onderzoekseenheden is toegenomen.’

Je moet een onderzoeksteam leiden, zelf onderzoek doen, de vragen ophalen in het werkveld, samenwerken met het onderwijs en publiceren’

Geldt voor hogescholen hetzelfde als op universiteiten?

‘Tot 2014 had ik een promotieaanstelling aan de universiteit. Ik had de luxe dat ik mee mocht varen in de luwte van mijn promotor. Maar ook daar moest ik voor iedere extra activiteit in mijn onderzoek externe grants werven. Ik heb wel ervaren dat universiteiten dat meer faciliteren, de subsidiemotor draait er beter. Wij hebben op de hogeschool twee subsidieadviseurs voor rond veertig lectoraten, die ook nog deels de onderwijsteams assisteren. Het zijn dus vooral de lectoren zelf die naar financiering moeten zoeken, bedenken bij welke consortia ze kunnen aanhaken en hoe ze de aanvraag moeten schrijven. Daar gaan veel uren in zitten, terwijl er bepaald geen garantie is dat er goedkeuring komt.’

Een van de uitkomsten van de Balans van de wetenschap is dat de werkdruk aan universiteiten hoog is en onderzoekers veel baanonzekerheid ervaren. Is dat herkenbaar?

‘Zeker voor lectoren is de werkdruk zeer hoog. Op hun profiel staan veel rollen en verplichtingen. Veel lectoren hebben maar een kleine aanstelling van 0,4 of 0,5 fte. Dat is echt te weinig. Je moet een onderzoeksteam leiden, zelf onderzoek doen, de vragen ophalen in het werkveld, samenwerken met het onderwijs en publiceren.’

Is het ‘part of the game’ dat je veel ballen hoog moet houden of is dat een systeemfout?

‘Dan kom je op hetzelfde punt: mijn aanbeveling is de financiering te versterken. Dat maakt het mogelijk om meer onderzoekscapaciteit aan te stellen. Ook zou het goed zijn als wij als lectoren kunnen screenen wat voor soort onderzoekers wij in ons team krijgen. Voldoen die aan een bepaald kwaliteitskeurmerk? We zijn nu als Vereniging van Lectoren aan het nadenken hoe we een kwaliteitsverbetering kunnen bewerkstellingen. Als docent moet je een certificaat hebben voordat je voor de klas mag staan. Maar hoe bewijs je dat je voldoet aan de eisen van een onderzoeker aan een hogeschool?’

U pleit voor meer vast geld en minder noodzaak om subsidies en projectfinanciering binnen te halen. Vormt dat laatste een bedreiging voor de onafhankelijkheid?

‘Absoluut. Als je meer en meer afhankelijk wordt van contractonderzoek, je opdrachten van grote bedrijven krijgt, kun je je neutraliteit niet handhaven. Dan kun je gestuurd worden door de belangen die daarachter zitten en vaak je uitkomsten niet publiek maken. Ik doe het daarom gewoon niet. Maar daarmee maak ik het mezelf wel moeilijk.’

Maatschappelijke rol hogescholen

‘De kennis die hogescholen ontwikkelen is een publiek goed. De onderzoeksprojecten in mijn lectoraat zijn van, voor en met de regio,’ zegt Van der Giessen.

Heeft u daar een sprekend voorbeeld van?

‘Een tijdje geleden deed mijn groep een groot onderzoek naar hoe de provincie Friesland Friese bedrijven beter kan ondersteunen bij internationale activiteiten. De provincie doet veel met subsidies, programma’s en voorlichting. Maar komt dat aan bij bedrijven? Kennen ze de mogelijkheden? Past het bij hun werkwijze? We hebben een flink onderzoek opgezet met focusgroepen en gerichte diepte-interviews. De deelnemende bedrijven hebben we geclusterd naar de fase waarin hun internationale activiteiten zich bevinden. In verschillende gespreksronden legden we hun behoeften naast wat er in de provincie wordt aangeboden, niet alleen door de overheid maar ook door intermediairs. Een van onze aanbevelingen was dat er een bedrijvenmentoringprogramma moest komen. Dat heeft een follow-up gekregen. Daar kun je dan weer een studentengroep op zetten, een programmaontwerp maken en dat testen in het werkveld. Je kring wordt steeds groter. De samenwerking tussen regio en hogescholen is niet eenmalig, je bouwt steeds verder.’

Betrekt u ook burgers bij het onderzoek?

‘Zeker. Binnen mijn vorige lectoraat hebben we bijvoorbeeld samen met burgers, bedrijven, politici en bestuurders grensoverschrijdend kaarten ingekleurd voor verschillende toekomstscenario’s van de regio rond Venlo. Dit voorbeeld laat zien dat onderzoek ook een vehikel is: je brengt mensen bij elkaar en maakt ze bewust van een bepaald thema.’

Is de samenwerking met de regio eigen initiatief of is dat overheidsbeleid?

‘Het is in ieder geval een trend. De financiering van lectoraten loopt voor vier tot zes jaar. Bij de evaluatie moet je bewijzen dat je hebt voldaan aan de landelijke standaarden van de Vereniging Hogescholen. Een daarvan is dat je doorwerking in de regio moet hebben en maatschappelijke relevante vragen beantwoordt met je onderzoek.’

Sjoukje Heimovaara vindt dat de universiteiten te veel eenheidsworst draaien en zich meer verschillend zouden moeten profileren. Geldt dat ook voor de hogescholen?

‘Het zou ideaal zijn als we elkaar in Nederland aanvullen, als het landschap als een puzzel van verschillende stukjes aan elkaar zit. Als je aan de HR-kant zit, ga dan vooral naar die ene hogeschool, als je meer in design geïnteresseerd bent naar de andere. De hogescholen zouden zich meer moeten profileren, niet alleen in inhoudelijke expertise maar ook regionaal.’

Grensoverschrijdende samenwerking

Voor Van der Giessen beperkt de regio zich zeker niet tot een gebied binnen de Nederlandse grenzen. Als lector Internationaal Ondernemen houdt ze zich juist ook bezig met grensoverschrijdende samenwerking. Een van de vestigingen van de NHL Stenden Hogeschool waar ze werkt, zit in Emmen, dichtbij de Duitse grens. Eerder was ze lector in Venlo, waar de campus van Fontys Hogeschool op een steenworp afstand van Duitsland ligt. ‘Op dergelijke plekken moet je gewoon kijken naar de andere kant van de grens’, zegt ze. ‘Het mooie van grensoverschrijdende en ook Europese samenwerking is dat je kunt vergelijken en van elkaar leren. Je kunt expertise op het gebied van onderzoek en onderwijs op en neer laten gaan en hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden. Maar je moet elkaar kennen, er moet vertrouwen zijn. Dat bouw je niet in twee maanden op. Je moet een taal vinden voor hoe je met elkaar praat. Cultuurverschillen komen daarbij naar boven. Vertrouwen heeft natuurlijk ook altijd iets te maken met geld. De procedure om een Europese Interreg-subsidie te krijgen is lang. Maar als je het positief ziet, is dat ook een fase waarin je onderling vertrouwen opbouwt. Grensoverschrijdende samenwerking staat of valt met personen die de mogelijkheden en de meerwaarde van een samenwerking met partners aan de andere kant van de grens zien.’

Heeft de overheid een rol in het waarborgen van de continuïteit en heeft ze genoeg oog voor het belang van grensoverschrijdende samenwerking?

‘Dat hangt ervan af wie je spreekt. De beleidsambtenaren in de grensregio’s wel, bij het ministerie van Economische Zaken in Den Haag iets minder. Je moet altijd om aandacht roepen. Vooral in het noorden waar minder mensen wonen. Maastricht is als stad in een grensregio een uitzondering. Het is een mooie, zeer internationale stad met een goede universiteit en veel bedrijvigheid. Dan krijg je wel genoeg aandacht. Als wij in het noorden als krimpgebied om aandacht vragen, is het lastiger. Hier moeten we zorgen dat we de bedrijven en de mensen in het grensgebied houden. Het is een kip-ei-verhaal. Als er geen mensen zijn die er willen studeren en werken, komen er ook geen bedrijven en vice versa.’

Als u de informateurs van het nieuwe kabinet advies mag geven voor het beleid voor hogescholen, wat is dan uw top-drie?

‘Het eerste is gewoon heel duidelijk: een stevige basisfinanciering voor praktijkgericht onderzoek.

Het tweede heeft daarmee te maken: zorg dat de kwaliteit van hogeschoolonderzoek kan worden gewaarborgd door financiële capaciteit, maar ook door goede certificering van opleidingen en onderzoekers.

Het derde is de onzekerheid die onderzoekers aan hogescholen hebben doordat lectoraten tijdelijk zijn. Ze duren vaak vier tot zes jaar en dan stoppen ze. Dan is de opgebouwde kennis weg. Dat is pure capaciteitsverkwisting. Zorg dat de kennis niet verloren gaat en er voortgebouwd kan worden aan het netwerk rondom die kennis.’

Balans van de wetenschap (3)

Als onafhankelijke kennisinstelling heeft het Rathenau Instituut de opdracht om kwantitatief en kwalitatief in beeld te brengen hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat, en indicatoren te ontwikkelen om langjarige trends op het spoor te komen en te vergelijken met het buitenland. De resultaten hiervan publiceren we via zo’n 100 factsheets en datapublicaties op rathenau.nl en in de Balans van de wetenschap, die elke twee jaar een overzicht geeft van hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat. Als aanvulling op de balans die afgelopen zomer verscheen, spreken we in deze serie met mensen die vanuit verschillende posities de wetenschap van binnenuit kennen. In de vorige twee afleveringen spraken we met Alexandra Vennekens (coördinator bij het Rathenau Instituut) en Sjoukje Heimovaara van Wageningen University & Research en de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie.