Interactieve middag over vertrouwen in de wetenschap
Wat betekenen de nieuwste onderzoeksresultaten over vertrouwen in wetenschap voor wetenschappers, beleidsmakers en mensen die werken in de wetenschapscommunicatie? Welke vervolgstappen zijn nodig en wie is aan zet? Op woensdag 24 september organiseerden de KNAW en het Rathenau Instituut een interactieve middag om hierover door te praten. Een terugblik aan de hand van foto's en bijschriften.

Het vertrouwen van Nederlanders in wetenschap is gemiddeld iets gestegen ten opzichte van eerdere jaren, blijkt uit het jongste rapport Vertrouwen in de wetenschap van het Rathenau Instituut. Bovendien is er een verschuiving te zien: de groep mensen met veel vertrouwen is flink gegroeid, maar de groep met weinig vertrouwen ook. Uit het onderzoek komen daarnaast allerlei verbanden naar voren, bijvoorbeeld tussen vertrouwen en persoonlijke factoren, zoals politieke oriëntatie, opleidingsniveau en spiritualiteit.
Het beeldverslag

Moderator Frank Kupper (rechts) vraagt zich af: 'Waarom is vertrouwen in wetenschap een belangrijk onderwerp om te onderzoeken?'
Alexandra Vennekens (onderzoekscoördinator Rathenau Instituut): 'Wetenschap wordt op veel plekken in onze samenleving gebruikt, bijvoorbeeld in de zorg, in de techniek. Vertrouwen is daarbij belangrijk, want waarom zou je iets gebruiken wat je niet vertrouwt? Er kwamen steeds meer mediaberichten dat het niet goed zou gaan met dat vertrouwen. Om dit goed te uit te zoeken, is het Rathenau Instituut in 2012 een onderzoek gestart, dat we elke paar jaar herhalen.'
Joost Dekkers (hoofd communicatie KNAW): 'Wetenschap en samenleving hebben elkaar nodig. Het is ook belangrijk dat wetenschap naar zichzelf kijkt: waar zijn zaken blijven liggen?'

Jelle Slief is onderzoeker bij het Rathenau Instituut en een van de auteurs van het rapport. Slief: 'Het vertrouwen in de wetenschap is gemiddeld genomen hoger dan het vertrouwen in andere instituties. Dit zien we al sinds de start van de metingen in 2012. Maar in de laatste meting van 2025 zijn er wel verschuivingen te zien: de groep met veel vertrouwen is gestegen, en de groep met weinig vertrouwen ook. We hebben onderzocht welke factoren samenhangen met vertrouwen: dat zijn onder meer leeftijd, opleiding en stemgedrag. Maar er zijn flinke individuele verschillen. Het vertrouwen verschilt ook tussen verschillende wetenschapsgebieden. Er is bijvoorbeeld veel vertrouwen in onderzoek naar gezondheid en weinig vertrouwen in onderzoek naar discriminatie. Nederlanders hebben veel vertrouwen in wetenschappers, en de wetenschappelijke methode. Er is weinig vertrouwen in de manier waarop politici wetenschappelijke inzichten gebruiken voor beleid. Mensen met weinig vertrouwen associëren wetenschap met onder andere geld en beïnvloedbaarheid.'

Onder leiding van Frank Kupper gingen vier experts in gesprek over de betekenis van deze onderzoeksresultaten voor onder meer beleid, politiek, wetenschap en communicatie.
Saskia Stevens (universitair hoofddocent Geschiedenis van de Oudheid en Antieke Cultuur, Universiteit Utrecht): 'Gelijkwaardig contact tussen wetenschappers en burgers is heel belangrijk voor het onderlinge vertrouwen. Wetenschappers moeten oog hebben voor verschillende soorten kennis die burgers kunnen inbrengen in het onderzoek. Het belang van direct contact merkten we tijdens ons project ‘Heel Heerlen graaft’. Een oproep onder bewoners van Heerlen om te mogen graven in hun achtertuinen voor onderzoek naar de overblijfselen uit de Romeinse Oudheid leverde nauwelijks aanmeldingen op. Pas toen wetenschappers langsgingen op buurtbarbecues en echt contact maakten, werden mensen enthousiast en wilden ze deelnemen.'
Bastiaan Rutjens (universitair hoofddocent sociale psychologie aan de Universiteit van Amsterdam): 'Voor het vertrouwen in een bepaalde tak van wetenschap maakt het veel uit welke invloed het heeft op je persoonlijk leven. Helpt het je, of is het juist een inconvenient truth, iets wat je liever niet wilt horen? Ook is het belangrijk om te onderzoeken hoe je wetenschap en beleid meer kunt ontkoppelen in de ogen van burgers. Mensen moeten niet het gevoel krijgen dat ze niet kritisch mogen zijn: ruimte voor een gezonde scepsis is wenselijk. Dat haalt de voedingsbodem weg onder ongezonde scepsis.'
Alyt Damstra (bijzonder hoogleraar Kennis en strategische beleidsadvisering aan de Universiteit van Amsterdam en senior onderzoeker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid): 'Het is belangrijk om de scheiding tussen wetenschap en politiek expliciet te maken. Als professoren in toga op de A12 lopen, wordt het ingewikkeld. Het maakt kwetsbaar. Je ziet dat op bepaalde onderwerpen spanning staat: de resultaten uit onderzoek gaan de ene kant op, en de politiek wil een andere kant op.'
Rien Rouw (strategisch adviseur bij de directie Kennis van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap): 'Vertrouwen in wetenschap is ook belangrijk bij het ontwikkelen van onderwijsbeleid. Er moet meer aandacht komen voor de wetenschappelijke methode. Laat zien hoe systematisch het in elkaar zit, de schoonheid ervan, en waar de onzekerheden zitten. En laat zien hoe wetenschap kan bijdragen aan oplossingen van maatschappelijke problemen.'

In een serious game kregen mensen vanuit vijf verschillen perspectieven (‘bezorgde burger Bente’, ‘moedige milieuactivist Mark’, ‘prominente politicus Pieter’, ‘weifelende wetenschapper Wahida’ en ‘brave beleidsmaker Britney’) de opdracht om, als ware het 2016, gezamenlijk tot een afbouwplan van de Groninger gasvelden te komen.
Na afloop van de oefening merkten burger-deelnemers op dat ze zich echt eenzaam hadden gevoeld in een complex spel van belangen. De wetenschapper-deelnemers worstelden met wetenschappelijke onzekerheid. Twijfel is inherent aan het wetenschappelijk bedrijf, maar wordt in een gepolitiseerde context zoals de Groninger gaswinning-casus laat zien, direct 'gebruikt' door perspectieven met andere belangen, zoals politici. Politici-deelnemers vonden het juist ingewikkeld om niet vanuit één perspectief aan tafel te zitten, maar een afweging van belangen te moeten maken. En beleidsmaker-deelnemers ervoeren dat zij de enige waren die constructief in de wedstrijd zaten en tot een gezamenlijke oplossing wilden komen.

Ongeveer 35 mensen uit de academische wereld, enkele mensen uit adviesorganen en medewerkers van wetenschapsmusea verkenden in de vorm van een wereldcafé hoe communicatie, dialoog en transparantie het vertrouwen in wetenschap kunnen versterken.
Een belangrijke oorzaak van dat het vertrouwen in de wetenschap onder druk staat, komt volgens de deelnemers doordat wetenschappelijke kennis vaak moeilijk toegankelijk is voor niet-wetenschappers. Dit werd zichtbaar tijdens de coronacrisis: veel mensen voelden zich niet toegerust om inhoudelijke gesprekken te voeren, omdat de informatie te technisch of onvoldoende transparant was. Daarbij werd wetenschap sterk gepolitiseerd, wat het onderscheid tussen de rol van de wetenschapper en de rol van de politiek vertroebelde.
Daarnaast ontbreekt in wetenschappelijke communicatie vaak het persoonlijke en menselijke element. Onderzoeksresultaten worden hoog-over gepresenteerd, waardoor mensen zich buitengesloten of niet gezien voelen. Wetenschap wordt bovendien niet altijd transparant gecommuniceerd, zeker wanneer belangen meespelen, bijvoorbeeld in medische wetenschap of samenwerkingen met bedrijven.
Een andere uitdaging is de omgang met mensen die wetenschap wantrouwen. Hen wegzetten als onwetend of irrationeel werkt averechts. Beter is het om in gesprek te gaan, te erkennen dat wetenschap mensenwerk is en belangen kent, en uit te leggen dat wetenschap in essentie georganiseerde twijfel is.
Vertrouwen kan groeien door wetenschappelijke kennis dichter bij mensen te brengen: via lokale media, vertrouwde gezichten of laagdrempelige initiatieven zoals een klimaathelpdesk. Ook moet wetenschap letterlijk uit de bubbel: aanwezig zijn op plekken waar mensen samenkomen, zoals buurtdagen of supermarkten.

In de derde deelsessie stond het vervolgonderzoek centraal. Vervolgonderzoek zou bijvoorbeeld kunnen ingaan op wat mensen beweegt om te zeggen dat ze laag of juist hoog vertrouwen te hebben in de wetenschap. Verder zou gekeken kunnen worden naar wat een wetenschapper wel of niet betrouwbaar maakt. Ook is het de vraag hoe een gezonde kritische houding is te meten versus onterechte scepsis.
Daarnaast kwamen er vragen op over de mate waarin mensen onderscheid maken tussen onderzoek naar een bepaald thema en het thema zelf. In hoeverre weten mensen dat veel onderzoeksgebieden door elkaar lopen, zoals AI in gezondheidsonderzoek? En hoe kan de vertaalslag van wetenschappelijke inzichten naar concrete handelingsopties voor beleidsmakers (beter) vormgegeven worden?

In een interactieve afsluiter keek Frank Kupper samen met de aanwezigen vooruit. Hoe gaan we verder met de inzichten die we vandaag hebben opgedaan?
Uit de zaal kwamen meerdere ideeën:
- Creëer voldoende nabijheid tussen wetenschap en burgers, bijvoorbeeld in wetenschapsmusea en met praktijkgericht onderzoek.
- Onderzoek nader wat mensen met weinig vertrouwen in wetenschap beweegt.
- Laat wetenschappers meer oefenen met het voeren van gesprekken met mensen met weinig vertrouwen in de wetenschap.
- Vergroot de transparantie over keuzes en waarden achter onderzoek. Waarom doe je hier onderzoek naar, waarom vind je dat belangrijk, en waarom kies je voor deze aanpak?