Publieke onderzoeksinstellingen en het Nederlands hoger onderwijs besteedden in 2021 zo’n 46% van hun onderzoek- en ontwikkelingsuitgaven aan bèta- en techniekwetenschappen. Daarnaast ging 28% naar de medische wetenschappen, 19% naar de gammawetenschappen en 8% naar de alfawetenschappen. Dat blijkt uit de notitie ‘R&D-investeringen naar wetenschapsgebied’ die het Rathenau Instituut vandaag publiceert.
In vergelijking met andere landen is de 46% voor bèta- en techniekwetenschappen een klein percentage. In Zuid-Korea is dit bijvoorbeeld 76%. Het aandeel van 28% voor medische wetenschappen is hoog vergeleken met andere landen. Het aandeel van de gamma- en alfawetenschappen is internationaal gezien gemiddeld.
De uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling (research and development - R&D) in ons land zijn tussen 2013 en 2019 met zo’n 10% gegroeid. De alfawetenschappen groeiden procentueel het meest: 17%. De R&D-uitgaven in de gammawetenschappen groeiden met 14%, en de bèta- en techniekwetenschappen met 12%. De groei in de medische wetenschappen was kleiner: 4%.
De analyse van publieke R&D-uitgaven deed het Rathenau Instituut op verzoek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het ging om Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs (universiteiten, hogescholen en universitair medische centra) en andere publieke onderzoeksinstellingen, zoals het KNMI en het RIVM. In de analyse zijn in de categorie bèta en techniek een aantal richtingen samengenomen: natuurwetenschappen, techniek- en landbouwwetenschappen. Onder gammawetenschappen vallen de sociale, economische en rechtswetenschappen. Onder alfawetenschappen valt onderzoek naar taal, cultuur en kunst.
Met de analyses draagt het Rathenau Instituut bij aan de beantwoording van een motie van Tweede Kamerleden Van der Woude en Van der Graaf, waarin ze onder meer vragen om inzicht in de verdeling van onderzoeksmiddelen in Nederland en andere landen.