Nederlanders hebben meer vertrouwen in de wetenschap dan in andere instituties, zoals de rechtspraak, de kranten en de regering. Toch is er ook een groep die maar weinig vertrouwen in de wetenschap heeft. En die groep is groter dan in andere landen. Het Rathenau Instituut publiceert in de eerste helft van 2021 nieuw onderzoek naar de redenen waarom mensen wel of geen vertrouwen in wetenschap hebben.
In het kort:
- Gemiddeld hebben Nederlanders veel vertrouwen in de wetenschap.
- De minderheid met weinig of geen vertrouwen, is in Nederland groter dan in veel andere landen.
- Deze groep is groter onder alle opleidingsniveaus.
Het vertrouwen van Nederlandse burgers in de wetenschap is al jaren hoog. Dit blijkt uit onderzoeken van de Universiteit van Tilburg en het Rathenau Instituut. De Universiteit van Tilburg vraagt sinds december 2007 bijna ieder jaar een panel (van ongeveer 5.000 huishoudens) naar het vertrouwen in de wetenschap.
Het Rathenau Instituut meet sinds 2012 iedere drie jaar hoe het gesteld is met het vertrouwen in de wetenschap. Daarbij wordt niet alleen gevraagd naar het vertrouwen in instituties, maar bijvoorbeeld ook naar het vertrouwen in informatiebronnen en de associaties die mensen hebben met wetenschap.
Uit zowel het onderzoek van de Universiteit van Tilburg als van het Rathenau Instituut, blijkt dat Nederlanders al met al een positief beeld hebben over de wetenschap. Voor wat betreft hun vertrouwen in de wetenschap geven ze elk jaar gemiddeld het rapportcijfer 7. In vergelijking met andere instituties zoals de gezondheidszorg, de regering en het rechtsstelsel scoort de wetenschap in beide studies het hoogste als het gaat om vertrouwen (voor sommige jaren het één na hoogste). De associaties die mensen hebben bij de wetenschap zijn bijna allemaal positief. Ook verwachten ze dat wetenschap zal bijdragen aan het oplossen van problemen.
Maand en jaar | Percentage |
dec-07 | 86 |
dec-08 | 84 |
dec-09 | 85 |
dec-10 | 83 |
dec-11 | 82 |
dec-12 | 82 |
dec-13 | 85 |
dec-15 | 86 |
dec-16 | 86 |
dec-17 | 87 |
dec-18 | 87 |
dec-19 | 88 |
De figuur hierboven laat duidelijk zien dat het vertrouwen in de wetenschap sinds 2007 redelijk stabiel is gebleven. Alleen in de periode 2011-2012 zien we het licht dalen. Mogelijk komt dit door fraudegevallen die in deze periode aan het licht kwamen en veel aandacht kregen in de pers. Zo werd Diederik Stapel, voormalig Tilburgs hoogleraar sociale psychologie, in de zomer van 2011 bekend vanwege wetenschappelijke fraude. Don Poldermans, voormalig hoogleraar bij het Erasmus MC, werd in 2011 ontslagen nadat bleek dat hij zijn onderzoek niet altijd had uitgevoerd volgens de wetenschappelijke normen. De daling in het vertrouwen is slechts tijdelijk. Vanaf 2013 is het weer terug op het oude niveau.
Weinig vertrouwen
In de figuur zien we ook dat door de jaren heen tussen de 82% en 87% van de Nederlanders een 6 of hoger geeft voor het vertrouwen in de wetenschap. Dit betekent dat zo’n 15% een 5 of lager geeft en dus weinig vertrouwen heeft. Hoewel dit een minderheid is, is het toch van belang hier aandacht aan te geven. Vertrouwen in de wetenschap is belangrijk voor de impact van die wetenschap. Zo kunnen vaccins of andere oplossingen voor de coronacrisis alleen effectief worden ingezet als er voldoende vertrouwen in is.
Om meer te kunnen zeggen over de Nederlanders met weinig vertrouwen in de wetenschap, keken we naar onderzoek van de Britse organisatie Wellcome Trust die in 2018 een wereldwijde enquête deed naar het vertrouwen in de wetenschap. In de resultaten in de figuur hieronder valt op dat Nederland een relatief grote groep heeft die ‘niet veel’ vertrouwen heeft in de wetenschap. De groep met ‘veel’ vertrouwen is in Nederland redelijk gemiddeld en de middengroep met ‘een beetje vertrouwen’ is in vergelijking met andere landen klein.
Land | Weet niet | Helemaal niet | Niet veel | Een beetje | Veel |
SPA | 2 | 1 | 3 | 29 | 66 |
BEL | 1 | 0 | 3 | 33 | 62 |
NOO | 1 | 0 | 2 | 35 | 61 |
DEN | 0 | 1 | 3 | 35 | 61 |
FIN | 0 | 0 | 3 | 36 | 60 |
IER | 1 | 1 | 7 | 32 | 58 |
CAN | 6 | 1 | 3 | 35 | 55 |
AUS | 1 | 1 | 3 | 40 | 54 |
DUI | 1 | 3 | 3 | 40 | 54 |
VK | 2 | 1 | 6 | 37 | 54 |
VS | 5 | 1 | 3 | 37 | 54 |
NED | 0 | 1 | 13 | 35 | 51 |
ZWE | 1 | 1 | 2 | 45 | 51 |
OOS | 2 | 2 | 6 | 40 | 51 |
FRA | 0 | 1 | 5 | 44 | 51 |
ITA | 1 | 1 | 6 | 47 | 46 |
ZWI | 4 | 2 | 4 | 51 | 39 |
CHI | 13 | 1 | 6 | 45 | 35 |
SIN | 7 | 1 | 14 | 45 | 33 |
KOR | 2 | 0 | 7 | 64 | 26 |
JAP | 5 | 0 | 6 | 71 | 18 |
Opleidingsniveaus
Omdat we weten dat opleidingsniveau een belangrijke voorspeller is voor vertrouwen in de wetenschap, hebben we in de data van het Britse onderzoek gekeken, of verschillen in opleidingsniveau de relatief grote kritische groep in Nederland kunnen verklaren. Dat lijkt niet zo te zijn. Zowel onder laag-, middelbaar-, als hoogopgeleiden is de groep die ‘niet veel’ of ‘helemaal geen’ vertrouwen heeft, in Nederland groot ten opzichte van de bovenstaande referentielanden.
Van de Nederlandse laagopgeleiden geeft bijna een kwart (24%) aan ‘niet veel’ of ‘helemaal geen’ vertrouwen te hebben in de wetenschap. In vergelijking met de referentielanden is dit hoog: alleen Ierland heeft een hoger percentage (28%). Daar tegenover staat in Nederland echter ook een grote groep laagopgeleiden met ‘veel’ vertrouwen: 44%. Dat percentage is alleen hoger in Spanje en Noorwegen. De groep laagopgeleiden met ‘een beetje’ vertrouwen is in Nederland relatief klein (32%).
Bij de Nederlandse groep middelbaar opgeleiden geeft 18% aan ‘niet veel’ of ‘helemaal geen’ vertrouwen te hebben in de wetenschap. Ook dit is in vergelijking met de referentielanden hoog. Alleen Singapore heeft een hoger percentage (21%).
Bij hoogopgeleiden liggen de percentages dichter bij elkaar, maar ook in die groep is het percentage met weinig vertrouwen in Nederland hoger dan in de meeste andere landen. 5% van hen heeft ‘niet veel’ of ‘helemaal geen’ vertrouwen. Alleen Zuid-Korea, China en Singapore hebben onder hoogopgeleiden een hoger percentage met weinig vertrouwen in de wetenschap (respectievelijk 8%, 7% en 7%).
Focusgroepen
De groep mensen met weinig vertrouwen in de wetenschap ligt in Nederland opvallend hoger dan in landen waarmee Nederland zich wetenschappelijk gezien graag vergelijkt. Omdat dit het eerste internationale onderzoek is met deze conclusie, is aanvullend onderzoek wenselijk om met meer zekerheid iets te kunnen zeggen over deze groep. In het onderzoek van de Universiteit van Tilburg zien we dat de groep die weinig vertrouwen heeft sinds 2007 redelijk stabiel is. Er is geen sprake van een stijgende of dalende trend. Een mogelijke verklaring voor de relatief grote groep met weinig vertrouwen, is dat Nederland een cultuur heeft van inspraak en discussie, waardoor mensen minder geneigd zijn wetenschappelijke resultaten zomaar te geloven.
Het is echter niet duidelijk welke redenen mensen precies hebben om weinig vertrouwen in de wetenschap te hebben. Nieuw onderzoek van het Rathenau Instituut zal daar wellicht meer inzicht in kunnen geven.
Dit najaar organiseerde het Rathenau Instituut focusgroepen met burgers over de redenen voor vertrouwen in de wetenschap. We spraken daarbij met burgers van verschillende opleidingsniveaus. In een van de groepen zaten alleen burgers met weinig vertrouwen.
Naar verwachting brengt dit onderzoek nieuwe inzichten in de redenen en motivaties van mensen om wel of geen vertrouwen te hebben in de wetenschap. Begin 2021 zal het Rathenau Instituut hierover publiceren. Daarnaast houdt het Rathenau Instituut in 2021 opnieuw een enquête over vertrouwen in de wetenschap. Daarin kijken we ook naar de effecten van COVID-19 op dat vertrouwen.