calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Nederland en Horizon 2020

factsheet
04 april 2022

Foto: Wilber Diaz - Unsplash

Image
Het Atomium in Brussel
De Europese Unie (EU) is een belangrijke inkomstenbron voor Nederlandse onderzoekers. Van 2014 tot 2019 kwam 12,4% van de publieke onderzoeksfinanciering uit het Europese Kaderprogramma voor onderzoek Horizon 2020 (H2020). Dit achtste kaderprogramma van de EU had een totaalbudget van 77 miljard euro voor de periode 2014-2020. Daarvan is 5 miljard euro naar Nederland gegaan. Met H2020 drukt de EU een belangrijk stempel op de programmering en uitvoering van onderzoek in Nederland. In 2021 is het nieuwe Kaderprogramma, Horizon Europe (HEU), van start gegaan met een budget van 95,5 miljard euro voor de periode 2021-2027. Dat is een toename van 24% ten opzichte van H2020. Wanneer we corrigeren voor inflatie blijft een toename van, bij benadering, 14% over. De wisseling van kaderprogramma is een mooi moment om de participatie van Nederland in H2020 in kaart te brengen en vooruit te kijken naar de kansen voor Nederland in Horizon Europe. Ook besteden we aandacht aan internationale samenwerking, een speerpunt van de EU in zowel H2020 als Horizon Europe.

In het kort

  • Nederland ontving 7,8% van het H2020-budget voor onderzoek en innovatie. De helft hiervan ging naar de universiteiten.
  • Nederlandse onderzoekers haalden per fte meer geld uit H2020 dan onderzoekers uit andere landen. Ze zijn met name succesvol op het gebied van excellente wetenschap en onderzoek voor maatschappelijke uitdagingen.
  • Er komen relatief weinig middelen terecht bij de landen die zich sinds 2004 hebben aangesloten bij de EU (de EU13). Zij zijn voor deelname sterker afhankelijk van internationale samenwerking

Inleiding: veel middelen uit H2020 naar EU14

In augustus 2021 was er ruim 64 miljard euro aan onderzoek gefinancierd vanuit H2020. 79% van dat geld ging naar onderzoekers binnen de huidige Europese Unie (EU), 12% naar onderzoekers uit het Verenigd Koninkrijk (VK).

Van de H2020 financiering kwam 85% terecht bij de EU14 en het VK. De EU14 zijn de landen die voor 2004 zijn toegetreden tot de Europese Unie (EU). Tot 2020 hoorde het VK hier ook bij. In dit deel van de EU en het VK was 86% van de Europese en Britse onderzoekers werkzaam (in fte, 2019).

Slechts 5% van het budget kwam terecht bij de EU13, de landen die sinds 2004 lid zijn geworden van de EU. Deze landen liggen voornamelijk in Oost-Europa. Hier is 14% van de Europese en Britse onderzoekers werkzaam (in fte, 2019).

De overige 10% van het budget kwam terecht bij landen buiten de EU. Alle landen kunnen onder bepaalde voorwaarden financiering ontvangen uit H2020. Een aantal landen kan als geassocieerd land onder dezelfde voorwaarden als de lidstaten deelnemen aan de Europese Kaderprogramma’s. Vooral Noorwegen en Zwitserland doen al jaren volwaardig mee in de kaderprogramma’s. Zij ontvingen 6% van het H2020-budget.

Vergeleken met het vorige Kaderprogramma, KP7, kwam een groter deel van de middelen bij de EU14 terecht. Dit steeg van 69% in KP7 naar 73% in H2020. Het aandeel van het VK daalde, waarschijnlijk als gevolg van de Brexit, van 17% naar 12%. Het aandeel van de EU13 is licht gestegen, van 4% (KP7) naar 5% (H2020). Toch komen er, vergeleken met de onderzoekscapaciteit, nog altijd relatief weinig middelen bij de jongste lidstaten terecht.

Zowel in H2020 als in HEU zet de Europese Commissie in op het vergroten van de deelname van de EU13. Dat doen ze bijvoorbeeld door in deze landen excellentiecentra op te zetten met een internationaal toonaangevend instituut als partner (teaming) of door netwerk- en trainingsactiviteiten voor onderzoekers en onderzoeksinstellingen te ontwikkelen (twinning) (Europese Commissie, 2021c). Ook Portugal, Luxemburg en een aantal geassocieerde landen met een zwakker presterend kennisecosysteem komen voor deze middelen in aanmerking (Europese Commissie, 2021d). Daar staat tegenover dat de Commissie van deze landen verwacht dat zij zelf ook investeren in het versterken van hun kennisecosysteem. Hiervoor kunnen ook middelen uit andere Europese fondsen worden ingezet (Europese Commissie, 2011).

H2020 is een belangrijke bron van financiering voor Nederlandse onderzoekers

Nederland ontving 5 miljard euro aan financiering uit H2020. Dat is 7,8% van het bestede H2020-budget. Dat aandeel is hoog. Nederland is de zesde ontvanger van financiering uit H2020. In geen enkel ander Europees land is de beschikbare financiering per onderzoeker (uit de publieke sector) hoger dan in Nederland. Het aandeel van de beschikbare H2020-financiering dat Nederland ontving is 1,5 keer groter dan de relatieve Nederlandse bijdrage aan de begroting van de EU over dezelfde periode. Nederland weet daarmee op het gebied van onderzoek en innovatie veel voordeel uit de EU te halen.

Aan de andere kant is Europese onderzoeksfinanciering ook erg belangrijk voor Nederlandse onderzoekers. Gedurende de looptijd van H2020 kwam 12,4% van de beschikbare publieke onderzoeksfinanciering voor Nederland uit Europa.

Nederlandse wetenschappers zijn het meest succesvol binnen het thema Excellente wetenschap

Het onderzoek uit de Europese kaderprogramma’s moet een bijdrage leveren aan Europese beleidsdoelen, zoals verdere Europese integratie en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen. Horizon 2020 is daarom opgebouwd uit drie pijlers die elk een eigen doel nastreven:

  • Excellente wetenschap: deze pijler stimuleert wetenschappelijk talent, baanbrekend onderzoek en innovatie en de gezamenlijke ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuur.
  • Industrieel leiderschap: deze pijler ondersteunt en versnelt de ontwikkeling van technologie en innovatie in het bedrijfsleven, met speciale aandacht voor het mkb.
  • Maatschappelijke uitdagingen: deze pijler stimuleert multidisciplinair onderzoek dat bijdraagt aan oplossingen voor zeven grote maatschappelijke vraagstukken.

Daarnaast is een klein deel (2,3%) van het budget gereserveerd voor twee horizontale acties: Wetenschap met en voor de samenleving en Excellentie verspreiden en participatie stimuleren. De eerste actie moet de samenwerking en interactie tussen wetenschap en samenleving versterken. Met de tweede actie wil de Europese Commissie een meer gelijkwaardige deelname van alle Europese lidstaten realiseren.

De onderstaande figuur laat zien hoe de financiering uit H2020 is verdeeld over de verschillende pijlers, voor het volledige bestede budget en de door Nederland ontvangen financiering.

Vergeleken met het totaal uitgegeven budget bestaat de vijf miljard euro die Nederland heeft ontvangen voor een groter deel uit financiering voor Excellente wetenschap en Maatschappelijke uitdagingen. Waar van het uitgegeven totaalbudget 38% binnen de pijler excellente wetenschap valt, ontvangt Nederland 42% van de financiering uit deze pijler. Het aandeel van de pijler Industrieel leiderschap is in Nederland juist kleiner. Waar 21% van het uitgegeven H2020 budget naar deze pijler is gegaan, komt 17% van de door Nederland ontvangen financiering uit deze pijler.

Nederlandse onderzoekers zijn echter binnen alle pijlers succesvol. Wanneer we rekening houden met het aantal fte aan onderzoek, is Nederland binnen alle pijlers de meest succesvolle ontvanger. Per fte onderzoek binnen de publieke sector (Eurostat, 2019) haalt Nederland binnen de pijler Excellente wetenschap 71.093 euro binnen. Zweden volgt daarna, met 39.519 euro per fte onderzoek. Binnen de pijler maatschappelijke uitdagingen ontving Nederland 65.256 euro per fte onderzoek. België volgt met 49.103 euro. Binnen de pijler Industrieel Leiderschap is Nederland met 31.988 euro per fte ook de grootste ontvanger per onderzoeker, maar het verschil met de nummers twee (Luxemburg, 31.081 euro) en drie (Ierland, 28.263 euro) is veel kleiner. Nederlandse onderzoekers presteren dus het beste pijler Excellente wetenschap. Nederland is binnen deze pijler de vierde ontvanger (2,1 miljard euro – 8,6% van het totale uitgegeven budget).

Hogeronderwijsinstellingen spelen in Nederland een grote rol

Financiering uit H2020 was beschikbaar voor hogeronderwijsinstellingen (HO-instellingen), onderzoeksinstellingen, bedrijven en overheidsinstellingen. In Nederland spelen de HO-instellingen een relatief grote rol, zoals onderstaande figuren laten zien. 40% van het totale H2020-budget is naar HO-instellingen gegaan. In Nederland ontvingen HO-instellingen 50% van het budget. Onder HO-instellingen vallen naast de universiteiten ook hogescholen en umc’s. Zij ontvingen samen 2.522 miljoen euro. Bedrijven en onderzoeksinstellingen zoals ziekenhuizen, TO2-instellingen en NWO-instituten, spelen in Nederland juist een iets kleinere rol. Bedrijven ontvingen in Nederland 1.217 miljoen euro (24%) en onderzoeksinstellingen 932 miljoen euro (19%). Er is 106 miljoen euro terechtgekomen bij overheidsinstellingen.

In de laatste drie tabbladen hierboven is in beeld gebracht hoe de inkomsten per pijler verdeeld zijn over de typen instellingen. Nederlandse HO-instellingen ontvangen de meeste inkomsten in de pijlers Excellente wetenschap (1.558 miljoen euro) en Maatschappelijke uitdagingen (733 miljoen euro). In de pijler Industrieel leiderschap zijn dat bedrijven (55%, wat gelijk staat aan 473 miljoen euro). Deze bedrijven spelen binnen Nederland een relatief kleine rol in de pijler Maatschappelijke uitdagingen (30% tegenover 38% gemiddeld van het volledige bestede budget).

Binnen Nederland zijn er ruim 1.900 organisaties die deel hebben genomen aan tenminste één Horizon-2020-project. Er zijn grote verschillen in hoeveel budget deze instellingen hebben ontvangen. De helft van het Nederlandse H2020-budget is te herleiden naar vijftien instellingen. Deze worden gepresenteerd in onderstaand kader.

Internationale samenwerking

Het stimuleren van internationale samenwerking, zowel binnen de Europese Unie als met de landen daarbuiten, is al jarenlang een doel van de Europese Kaderprogramma’s. De EU stimuleert internationale samenwerking met landen buiten de Europese Unie en geassocieerde landen om toegang te houden tot kennis die elders wordt geproduceerd, talent en investeringen naar de EU te halen, bij te dragen aan het oplossen van mondiale maatschappelijke uitdagingen en het externe beleid van de EU te ondersteunen (Europese Commissie, 2012). Dat doen ze door H2020 wereldwijd open te stellen en te streven naar wederkerigheid in samenwerkingsverbanden. ook in HEU blijft mondiale samenwerking van belang. Het nieuwe Kaderprogramma legt wel meer nadruk op het respecteren van fundamentele waarden als voorwaarde voor deelname (Europese Commissie, 2021a).

Een kwart van de H2020-projecten waarin internationaal wordt samengewerkt, bestaat uit minimaal een partner afkomstig van anders dan de EU, het VK, Noorwegen en Zwitserland. Tijdens het vorige kaderprogramma gold dat voor 16% van de projecten. Eerder onderzoek (STOA, 2018) liet zien dat EU-landen in publicaties voortkomend uit KP7-projecten veel vaker internationaal samenwerken dan in al hun publicaties gemiddeld.

Binnen Europa was het doel om de deelname van lidstaten en regio's met een minder sterk presterend kennisecosysteem, waaronder de EU13, te vergroten. Ook in Horizon Europe (HEU) blijven de samenwerking met derde landen en het verbreden van de deelname van de EU13 belangrijke speerpunten. Het budget dat hiervoor is gereserveerd, stijgt van 0,8 miljard euro (H2020) naar 3 miljard euro (HEU). Naast de EU13 is dit budget ook beschikbaar voor Portugal, Luxemburg (alleen H2020), Griekenland (alleen HEU) en enkele geassocieerde landen (Europese Commissie, 2021b; Europese Commissie, 2021c). Voor de eerste calls binnen deze programmalijn zijn veel aanmeldingen binnen gekomen (research connect, 2021).

De voorwaarden voor deelname als geassocieerd land zijn in HEU wel aangepast. Deelname aan HEU is alleen mogelijk wanneer er sprake is van “eerbiediging van de mensenrechten, ondersteund door democratische instellingen” (Europees Parlement en Raad van de Europese Unie, 2021). Aan de andere kant is de eis vervallen dat landen een goede staat van dienst moeten hebben wat betreft deelname aan de kaderprogramma’s. Op die manier kunnen ook nieuwe landen deelnemen.

Internationale samenwerking vindt vooral plaats binnen de pijler maatschappelijke uitdagingen

Onderstaand figuur laat zien hoe groot het aandeel projecten met internationale samenwerking is per pijler. Onder internationale samenwerking verstaan wij dat aan een project minimaal twee organisaties uit verschillende landen hebben deelgenomen. Van alle projecten uit H2020 wordt bij 31,5% internationaal samengewerkt. In het vorige kaderprogramma, KP7, was dit nog bij 44% van de projecten het geval. In de pijler Excellente wetenschap is dit aandeel zoals verwacht het kleinste: met 16%. Dit komt deels omdat het aandeel van de projecten waarvoor internationale samenwerking verplicht is, veel kleiner is. Binnen de pijler maatschappelijke uitdagingen wordt in 64% van de projecten internationaal samengewerkt.

Voor individuele landen liggen deze percentages veel hoger, omdat internationale samenwerkingsprojecten aan meerdere landen tegelijk kunnen worden toegekend, terwijl individuele projecten maar naar één land gaan. Daardoor wegen de projecten met internationale samenwerking zwaarder mee wanneer we naar individuele landen kijken.

Noodzaak voor internationale samenwerking varieert

In de praktijk loopt de mate van internationale samenwerking binnen H2020 sterk uiteen tussen de verschillende landen. Dit blijkt uit een analyse van de samenwerkingspatronen van de EU-27-landen, het Verenigd Koninkrijk en de geassocieerde landen Zwitserland en Noorwegen zoals weergegeven in onderstaand figuur.

Gemiddeld genomen werken deze landen in 81% van hun projecten samen met minimaal één deelnemer uit een ander land. Voor projecten waarbij Nederland betrokken is, geldt dat in 73% van de gevallen sprake is van internationale samenwerking. De EU13-landen werken juist vaker internationaal samen: in gemiddeld 88% van hun projecten. Dit valt mogelijk te verklaren door deelname aan de excellentieprogramma’s. De EU13-landen nemen hier relatief weinig aan deel: 23% van de financiering naar deze landen komt uit de eerste pijler, tegenover 38% gemiddeld. Nederland neemt juist relatief veel deel aan dit programma: 42% van de totale financiering.

Totaal aantal projecten in Horizon 2020, afgezet tegen het aandeel projecten met internationale samenwerking, per land.

Totaal Aantal projecten in Horizon 2020, afgezet tegen het aandeel projecten met internationale samenwerking, per land.
bron: CORDIS (juli 2021). Bewerking Rathenau Instituut.
Notities: de achterliggende data kunt u vinden in de excel-bijlage bovenaan de factsheet.

Bovenstaand figuur laat zien dat internationale samenwerking voor de EU13-landen belangrijk is om de aansluiting met H2020 te vinden. Landen die minder projecten binnenhalen, nemen ook minder vaak op eigen kracht deel aan H2020. Met name binnen de eerste pijler werken de EU13-landen veel vaker internationaal samen (gemiddeld 81%) dan de EU14 (gemiddeld 56%). De EU13-landen halen dus minder vaak op eigen kracht een excellentie-projectsubsidie binnen. Uit eerder onderzoek, dat we in een eerder uitklapbaar kader aanhaalden, blijkt dat de EU13-landen een zwakker kennisecosysteem hebben.

De samenwerkpartners van Nederland

Er zijn 4.260 Horizon 2020-projecten waarin een Nederlandse partner samenwerkt met ten minste een partner uit een ander land. In onderstaande kaart is weergegeven met welke landen Nederland in deze projecten samenwerkt en wat de frequentie van deze samenwerking is. Het betreft in totaal 137 landen. De intensiteit van samenwerking varieert in grote mate. Zo zijn er landen waarmee Nederland maar in 1 project samenwerkt en ook landen waarmee wordt samengewerkt in meer dan 2.000 projecten.

Overeenkomstig de verdeling van het H2020-budget, werkt Nederland het meest samen met donkerblauw gekleurde landen; Duitsland, het VK, Italië, Spanje en Frankrijk. Andere veelvoorkomende partners zijn in het kaartje donkergroen gekleurd, dit zijn België, Zweden, Zwitserland, Oostenrijk en Griekenland. Buiten Europa werkt Nederland het meeste samen met organisaties uit Israël (365 projecten), Turkije (275 projecten) en de Verenigde Staten (192 projecten).

Samenwerking binnen de EU

Nederland werkt in 68% van haar projecten samen met een land uit de EU14. In 34% van de gevallen wordt samengewerkt met de EU13 en in 42% met het VK. In 22% van de projecten wordt samengewerkt met een land anders dan de EU, het VK, Noorwegen en Zwitserland. Onderstaande figuur laat zien hoe vaak partners uit de EU14, de EU13, het VK, Noorwegen, Zwitserland en overige landen betrokken zijn bij internationale samenwerkingsprojecten met een Nederlandse partner.

Uit de figuur blijkt dat Nederland in haar internationale samenwerkingsprojecten binnen H2020 relatief vaker dan tijdens KP7 samenwerkt met het Verenigd Koninkrijk en de EU13-landen. Zoals we eerder al zagen, is samenwerking belangrijk om dit doel te bereiken. Ook de samenwerking met overige landen is in relatieve zin toegenomen.

Omdat het aandeel projecten met internationale samenwerking in H2020 met 31% lager ligt dan in KP7 (44%) is Nederland in de praktijk minder gaan samenwerken met de overige landen. Dat zullen we ook terugzien in de volgende paragraaf, die zich richt op vier strategische partners. De samenwerking met de EU13 is wel toegenomen: van 1.599 projecten in KP7 naar 1.685 projecten in H2020. Deze toenemende samenwerking kan uitgelegd worden vanuit de nadruk die de EU legt op het versterken van de participatie van deze landen.

Nederlandse samenwerking met de VS, China, Rusland en Japan

Tenslotte richten we ons op Nederlandse samenwerkpartners in China, Japan, de Verenigde Staten (VS) en Rusland. Binnen welke pijler vindt de meeste samenwerking plaats met deze landen, en op welke onderzoeksthema’s? Inzichten daarover kunnen relevant zijn voor de recente discussies over kennisveiligheid in de wetenschap en de samenwerking met grote R&D-landen.

Zoals onderstaand figuur laat zien, werkt Nederland in H2020 minder vaak samen met deze vier landen dan in het zevende kaderprogramma (KP7). Met name met Rusland neemt de samenwerking af. Dit geldt niet alleen voor Nederland. In heel H2020 wordt minder met deze landen samengewerkt dan in KP7. Deels zal dit worden verklaard door het feit dat er in H2020 minder samenwerkingsprojecten zijn.

Samenwerkingsprojecten Nederland met VS, China, Rusland en Japan
bron: CORDIS (KP7: november 2020, H2020: juli 2021). Bewerking Rathenau Instituut.
Notities: de achterliggende data kunt u vinden in de excel-bijlage bovenaan de factsheet.

Van de vier genoemde landen werkt Nederland het vaakst met de VS (in 192 projecten) en het minst met Japan (in 25 projecten). De meeste samenwerking met deze landen binnen H2020 vindt plaats in de pijler maatschappelijke uitdagingen.

Binnen de pijler maatschappelijke uitdagingen zijn in de samenwerkingen met de VS, China, Rusland en Japan een aantal dominante thema’s aan te wijzen:

  • NL - VS: het dominante thema is Gezondheid en welzijn.
  • NL - China: het dominant thema is Voedselzekerheid en duurzame landbouw.
  • NL - Rusland: de meeste samenwerking vindt plaats binnen Geïntegreerd transport.
  • NL - Japan: de meeste samenwerking vindt plaats bij Klimaat en milieu.

Vooruitblik: Horizon Europe

Uit de in deze factsheet gepresenteerde gegevens blijkt dat Nederlandse organisaties succesvol hebben deelgenomen aan Horizon 2020. Daarmee zijn de Europese Kaderprogramma’s een belangrijke bron van inkomsten geworden voor Nederlandse onderzoekers. Gedurende de looptijd van het Horizon 2020-programma kwam 12% van de totale publieke financiering van Nederlands onderzoek uit het kaderprogramma. Daarnaast levert Horizon 2020 een duidelijke bijdrage aan internationale samenwerking, zowel binnen als buiten Europa. Toch komen er ondanks de inzet van de Europese Commissie nog altijd relatief weinig middelen in de jongste lidstaten terecht.

In 2021 is het nieuwe Kaderprogramma, Horizon Europe, van start gegaan met een budget van 95,5 miljard euro voor de periode 2021-2027. 90,1 miljard euro komt uit de reguliere begroting. 5,4 miljard euro is afkomstig uit het herstelfonds NextGenerationEU. Dit herstelfonds omvat een extra investering van in totaal 806,9 miljard euro om Europa sterker, groener en digitaal vaardig uit de coronapandemie te laten komen.

Het budget stijgt ten opzichte van Horizon 2020 met 24%: van 77 miljard euro naar 95,5 miljard euro. Maar wanneer we corrigeren voor inflatie, blijft er een stijging van, bij benadering, 14% over. Gezien de veranderde status van het Verenigd Koninkrijk is het aannemelijk dat de inkomsten die dit land verwerft uit Horizon Europe zullen afnemen ten opzichte van Horizon 2020, zeker als het land geen associatieverdrag tekent. Daardoor zullen er meer middelen voor de andere lidstaten beschikbaar komen. Het is nu nog niet te bepalen welke landen het meest gaan profiteren van de onderzoeksmiddelen die dan beschikbaar zullen komen.

Net als Horizon 2020 kent Horizon Europe drie pijlers en enkele horizontale acties:

  • Excellent science is wat betreft de doelstelling gelijk gebleven aan H2020: het versterken van de Europese wetenschap door te investeren in baanbrekende onderzoeksprojecten en kwalitatief hoogwaardige onderzoekers.
  • Global Challenge and European Industrial Competitiveness: is een combinatie van de pijlers maatschappelijke uitdagingen en industrieel leiderschap. Onderzoek in deze pijler moet onderzoek naar maatschappelijke uitdagingen stimuleren en tegelijkertijd de technologische en industriële capaciteiten van Europa versterken. Nieuw is de introductie van missies.
  • Innovative Europe richt zich specifiek op het bevorderen van innovatie.

Met deze veranderingen komt er een sterkere nadruk te liggen op innovatie en de rol van het bedrijfsleven. Tegelijkertijd is er geen aparte pijler voor het bedrijfsleven meer. Daarnaast komt er ook meer aandacht voor het versterken van de participatie van de EU13-landen. Dit budget stijgt van € 0,8 miljard in H2020 haar € 3 miljard in HEU.

Meer over het nieuwe kaderprogramma en de veranderingen ten opzichte van H2020 – en het Europese onderzoeksbeleid in het algemeen – staat in ons rapport over de Europese wetenschap en innovatie in een nieuw geopolitiek speelveld.

Onderstaand figuur laat zien hoe de budgetverdeling is gewijzigd van H2020 naar HEU. Hierbij zijn de programmaonderdelen van H2020 zo herverdeeld dat ze de indeling van HEU zo dicht mogelijk benaderen. Deze benadering laat zien dat de aandacht voor innovatie toeneemt in het nieuwe kaderprogramma. Dit groeit van € 8 miljard naar € 13,6 miljard. Het budget voor excellente wetenschap groeit licht, van € 21,7 miljard naar € 25 miljard. De grootste toename zien we binnen het budget voor de pijler global challenges, van 45,9 miljard naar €53,5 miljard. Met die toename is er ook een nieuwe uitdaging toegevoegd ten opzichte van H2020: digital, industry and space – gericht op de verdere digitalisering en verduurzaming van de Europese industrie.

Bronnen

Europese Commissie (2011). "Horizon 2020"- het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020). COM(2011) 808. 

Europese Commissie (2012). Intensivering en betere concentratie van internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie: een strategische benadering. COM(2012)497. 

Europese Commissie (2021a). De strategie van Europa voor internationale samenwerking in een veranderende wereld. COM(2021)252.

Europese Commissie (2021b). Horizon Europe work programme 2021-2022, 1.1, Widening participation and strengthening the European Research Area. COM(2021)9128.  

Europese Commissie (2021c). Project Results and Feedback to Policy - Teaming. Webpagina: https://rea.ec.europa.eu/funding-and-grants/horizon-europe-widening-participation-and-spreading-excellence/project-results-and-feedback-policy_en. Geraadpleegd december 2021.

Europese Commissie (2021d). Spreading Excellence and Widening Participation. Webpagina: https://ec.europa.eu/programmes/horizon2020/en/h2020-section/spreading-excellence-and-widening-participation. Geraadpleegd december 2021.

Europees Parlement en Raad van de Europese Unie (2021). Verordening 2021/695 van het Europees Parlement en de raad tot vaststelling van Horizon Europa.Rathenau Instituut (2019). Kennis in het vizier. Den Haag.

Martel Innovate (2020). What is Horizon Europe? Website: https://www.horizon-eu.eu/. Geraadpleegd juli 2021.

Rathenau Instituut (2020). Europese wetenschap en innovatie in een nieuw geopolitiek speelveld. Den Haag.

Research Connect (2021). European Research Executive Agency Reports Significant Interest in Widening Participation Calls. webpagina: https://www.myresearchconnect.com/european-research-executive-agency-reports-significant-interest-in-widening-participation-calls/. Geraadpleegd december 2021.

Scientific Foresight Unit (STOA) (2018). Overcoming Innovation Gaps in the EU-13 Member States. Europees Parlement.