Nederland en Horizon 2020
Foto: Wilber Diaz - Unsplash

In het kort
- Nederland ontving 7,9% van het H2020-budget voor onderzoek en innovatie. Bijna de helft hiervan ging naar de universiteiten.
- Nederlandse onderzoekers haalden per fte meer geld uit H2020 dan onderzoekers uit andere landen. Ze zijn met name succesvol op het gebied van excellente wetenschap en onderzoek voor maatschappelijke uitdagingen.
- Er komen relatief weinig middelen terecht bij de landen die zich sinds 2004 hebben aangesloten bij de EU (de EU13). Zij zijn voor deelname sterker afhankelijk van internationale samenwerking
Inleiding: veel middelen uit H2020 naar EU14
In juli 2024 was er ruim 68 miljard euro aan onderzoek gefinancierd vanuit H2020. 79% van dat geld ging naar onderzoekers binnen de huidige Europese Unie (EU), 11% naar onderzoekers uit het Verenigd Koninkrijk (VK).
Van de H2020 financiering kwam 85% terecht bij de EU14 en het VK. De EU14 zijn de landen die voor 2004 zijn toegetreden tot de Europese Unie (EU). Tot 2020 hoorde het VK hier ook bij. In dit deel van de EU en het VK was 86% van de Europese en Britse onderzoekers werkzaam (in fte, 2019).
Slechts 5% van het budget kwam terecht bij de EU13, de landen die sinds 2004 lid zijn geworden van de EU. Deze landen liggen voornamelijk in Oost-Europa. Hier is 14% van de Europese en Britse onderzoekers werkzaam (in fte, 2019).
De overige 10% van het budget kwam terecht bij landen buiten de EU. Alle landen kunnen onder bepaalde voorwaarden financiering ontvangen uit H2020. Een aantal landen kan als geassocieerd land onder dezelfde voorwaarden als de lidstaten deelnemen aan de Europese Kaderprogramma’s. Vooral Noorwegen en Zwitserland doen al jaren volwaardig mee in de kaderprogramma’s. Zij ontvingen 5% van het H2020-budget.
De EU14 zijn de landen die voor 2004 zijn toegetreden tot de Europese Unie. Naast Nederland zijn dit België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden. Vóór 2020 behoorde ook het Verenigd Koninkrijk tot deze groep en werd gesproken over de EU15.
De EU13 bestaat uit de landen die sinds 2004 zijn toegetreden. Dit zijn Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.
KP7 | H2020 | |
EU14 | 34,91 | 50,29 |
VK | 8,44 | 7,84 |
Overig | 5,63 | 6,62 |
EU13 | 1,93 | 3,58 |
Vergeleken met het vorige Kaderprogramma, KP7, kwam een groter deel van de middelen bij de EU14 terecht. Dit steeg van 69% in KP7 naar 74% in H2020. Het aandeel van het VK daalde, waarschijnlijk als gevolg van de Brexit, van 17% naar 11%. Het aandeel van de EU13 is licht gestegen, van 4% (KP7) naar 5% (H2020). Toch komen er, vergeleken met de onderzoekscapaciteit, nog altijd relatief weinig middelen bij de jongste lidstaten terecht.
Eerder onderzoek (STOA, 2018) liet zien dat de lage deelname van de jongste lidstaten verschillende redenen heeft:
- Organisaties uit de EU13-lidstaten hebben minder sterke verbindingen met de andere organisaties binnen de Kaderprogramma’s en staan minder centraal in het netwerk. Ook cognitief is er afstand: de onderzoeksinteresses komen binnen de EU14 en binnen de EU13 sterker overeen dan tussen deze twee groepen.
- Het kennisecosysteem in deze landen is zwakker, wat onder andere blijkt uit het European Innovation Scoreboard (EIS): de kennisecosystemen van de EU13-landen zijn bijvoorbeeld minder open en minder verbonden met het bedrijfsleven. In de meest recente EIS is de kloof tussen emerging innovators zoals Bulgarije en Polen (EU13) en moderate innovators zoals Spanje en Italië (EU14) verder gegroeid.
- Daarnaast zijn er indicaties dat de kwaliteit van de organisaties in de EU13-landen en de kwaliteit van de onderzoeksvoorstellen waaraan zij meewerken lager is dan die van de EU14. De gemiddelde succesratio van de EU13 is met 13% iets lager dan de EU14 (15%) (H2020-dashboard, december 2021). Het STOA-rapport concludeert dat de succesratio vooral laag is bij projecten met een coördinator uit de EU13-landen. Ook in termen van genormaliseerde citatie-impactscores en aanwezigheid in universitaire rankings scoren de EU13-landen lager dan de EU14. Er is echter zowel tussen de EU13-landen onderling als tussen de EU14-landen onderling grote variatie. Zo hebben vijf EU13-landen een succesratio van 13% of lager, terwijl vier EU14-landen een succesratio van meer dan 13% hebben.
Zowel in H2020 als in HEU zet de Europese Commissie in op het vergroten van de deelname van de EU13. Dat doen ze bijvoorbeeld door in deze landen excellentiecentra op te zetten met een internationaal toonaangevend instituut als partner (teaming) of door netwerk- en trainingsactiviteiten voor onderzoekers en onderzoeksinstellingen te ontwikkelen (twinning) (Europese Commissie, 2021c). Ook Portugal, Luxemburg en een aantal geassocieerde landen met een zwakker presterend kennisecosysteem komen voor deze middelen in aanmerking (Europese Commissie, 2021d). Daar staat tegenover dat de Commissie van deze landen verwacht dat zij zelf ook investeren in het versterken van hun kennisecosysteem. Hiervoor kunnen ook middelen uit andere Europese fondsen worden ingezet (Europese Commissie, 2011).
H2020 is een belangrijke bron van financiering voor Nederlandse onderzoekers
Nederland ontving 5 miljard euro aan financiering uit H2020. Dat is 7,8% van het bestede H2020-budget. Dat aandeel is hoog. Nederland is de zesde ontvanger van financiering uit H2020. In geen enkel ander Europees land is de beschikbare financiering per onderzoeker (uit de publieke sector) hoger dan in Nederland. Het aandeel van de beschikbare H2020-financiering dat Nederland ontving is 1,5 keer groter dan de relatieve Nederlandse bijdrage aan de begroting van de EU over dezelfde periode. Nederland weet daarmee op het gebied van onderzoek en innovatie veel voordeel uit de EU te halen.
Aan de andere kant is Europese onderzoeksfinanciering ook erg belangrijk voor Nederlandse onderzoekers. Gedurende de looptijd van H2020 kwam 12,7% van de beschikbare publieke onderzoeksfinanciering voor Nederland uit Europa.
Inkomsten H2020 per onderzoeker | |
NED | 186,392 |
BEL | 136,675 |
LUX | 117,982 |
OOS | 114,370 |
ZWE | 105,590 |
IER | 100,834 |
DEN | 98,537 |
FIN | 95,289 |
ITA | 77,396 |
SPA | 76,989 |
FRA | 67,219 |
GRI | 64,091 |
DUI | 60,774 |
POR | 40,382 |
Retourratio | |
GRI | 2,08 |
FIN | 1,51 |
NED | 1,47 |
DEN | 1,35 |
POR | 1,29 |
OOS | 1,26 |
ZWE | 1,23 |
BEL | 1,18 |
LUX | 1,16 |
SPA | 1,15 |
IER | 1,12 |
VK | 0,93 |
DUI | 0,72 |
ITA | 0,71 |
FRA | 0,69 |
Aandeel H2020 in totale publieke financiering, 2014-2019 | |
GRI | 18,9% |
POR | 18,8% |
IER | 18,3% |
BEL | 14,2% |
SPA | 12,8% |
NED | 12,7% |
FIN | 9,9% |
OOS | 8,8% |
DEN | 8,5% |
ZWE | 8,4% |
VK | 7,8% |
ITA | 8,2% |
VK | 7,8% |
LUX | 7,6% |
DUI | 4,5% |
Nederlandse wetenschappers zijn het meest succesvol binnen het thema Excellente wetenschap
Het onderzoek uit de Europese kaderprogramma’s moet een bijdrage leveren aan Europese beleidsdoelen, zoals verdere Europese integratie en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen. Horizon 2020 is daarom opgebouwd uit drie pijlers die elk een eigen doel nastreven:
- Excellente wetenschap: deze pijler stimuleert wetenschappelijk talent, baanbrekend onderzoek en innovatie en de gezamenlijke ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuur.
- Industrieel leiderschap: deze pijler ondersteunt en versnelt de ontwikkeling van technologie en innovatie in het bedrijfsleven, met speciale aandacht voor het mkb.
- Maatschappelijke uitdagingen: deze pijler stimuleert multidisciplinair onderzoek dat bijdraagt aan oplossingen voor zeven grote maatschappelijke vraagstukken.
Daarnaast is een klein deel (2,3%) van het budget gereserveerd voor twee horizontale acties: Wetenschap met en voor de samenleving en Excellentie verspreiden en participatie stimuleren. De eerste actie moet de samenwerking en interactie tussen wetenschap en samenleving versterken. Met de tweede actie wil de Europese Commissie een meer gelijkwaardige deelname van alle Europese lidstaten realiseren.
De onderstaande figuur laat zien hoe de financiering uit H2020 is verdeeld over de verschillende pijlers, voor het volledige bestede budget en de door Nederland ontvangen financiering.
Verschillende onderdelen | Wetenschap met en voor de samenleving | Excellentie verspreiden | Industrieel leiderschap | Excellente wetenschap | Maatschappelijke uitdagingen | |
H2020 | 505,01 | 492,68 | 1016,68 | 13791,02 | 25021,78 | 26407,81 |
Nederland | 41,03 | 35,77 | 11,65 | 888,18 | 2156,17 | 2215,38 |
Vergeleken met het totaal uitgegeven budget bestaat de vijf miljard euro die Nederland heeft ontvangen voor een groter deel uit financiering voor Excellente wetenschap en Maatschappelijke uitdagingen. Waar van het uitgegeven totaalbudget 37% binnen de pijler excellente wetenschap valt, ontvangt Nederland 40% van de financiering uit deze pijler. Het aandeel van de pijler Industrieel leiderschap is in Nederland juist kleiner. Waar 20% van het uitgegeven H2020 budget naar deze pijler is gegaan, komt 17% van de door Nederland ontvangen financiering uit deze pijler.
Nederlandse onderzoekers zijn echter binnen alle pijlers succesvol. Wanneer we rekening houden met het aantal fte aan onderzoek, is Nederland binnen alle pijlers de meest succesvolle ontvanger. Per fte onderzoek binnen de publieke sector (Eurostat, 2014-20) haalt Nederland binnen de pijler Excellente wetenschap 74.796 euro binnen. Oostenrijk volgt daarna, met 41.491 euro per fte onderzoek. Binnen de pijler maatschappelijke uitdagingen ontving Nederland 76.841 euro per fte onderzoek. België volgt met 56.659 euro. Binnen de pijler Industrieel Leiderschap is Nederland met 30.817 euro per fte de tweede ontvanger per onderzoeker, maar het verschil met de nummers één (Luxemburg, 37.541 euro) en drie (België, 27.593 euro) is veel kleiner. Nederlandse onderzoekers presteren dus het beste binnen de pijler maatschappelijke uitdagingen. Nederland is binnen deze pijler de vijfde ontvanger (2,2 miljard euro – 8,4% van het totale uitgegeven budget).
Hogeronderwijsinstellingen spelen in Nederland een grote rol
Financiering uit H2020 was beschikbaar voor hogeronderwijsinstellingen (HO-instellingen), onderzoeksinstellingen, bedrijven en overheidsinstellingen. In Nederland spelen de HO-instellingen een relatief grote rol, zoals onderstaande figuren laten zien. 39% van het totale H2020-budget is naar HO-instellingen gegaan. In Nederland ontvingen HO-instellingen 48% van het budget. Onder HO-instellingen vallen naast de universiteiten ook hogescholen en umc’s. Zij ontvingen samen 2.597 miljoen euro. Bedrijven en onderzoeksinstellingen zoals ziekenhuizen, TO2-instellingen en NWO-instituten, spelen in Nederland juist een iets kleinere rol. Bedrijven ontvingen in Nederland 1.311 miljoen euro (24%) en onderzoeksinstellingen 1.131 miljoen euro (21%). Er is 111 miljoen euro terechtgekomen bij overheidsinstellingen.
Overig | Overheidsinstellingen | Researchinstellingen | Bedrijven | HO-instellingen | |
H2020 | 2829 | 2108 | 17167 | 19304 | 26922 |
Nederland | 222 | 111 | 1131 | 1311 | 2597 |
Overig | Overheidsinstellingen | Researchinstellingen | Bedrijven | HO-instellingen | |
H2020 | 344 | 280 | 6491 | 1432 | 16475 |
Nederland | 42 | 4 | 430 | 109 | 1571 |
Overig | Overheidsinstellingen | Researchinstellingen | Bedrijven | HO-instellingen | |
H2020 | 601 | 252 | 3251 | 7046 | 2640 |
Nederland | 39 | 9 | 149 | 492 | 199 |
Overig | Overheidsinstellingen | Researchinstellingen | Bedrijven | HO-instellingen | |
H2020 | 1511 | 1530 | 6324 | 10254 | 6789 |
Nederland | 131 | 98 | 530 | 670 | 786 |
In de laatste drie tabbladen hierboven is in beeld gebracht hoe de inkomsten per pijler verdeeld zijn over de typen instellingen. Nederlandse HO-instellingen ontvangen de meeste inkomsten in de pijlers Excellente wetenschap (1.571 miljoen euro) en Maatschappelijke uitdagingen (786 miljoen euro). In de pijler Industrieel leiderschap zijn dat bedrijven (55%, wat gelijk staat aan 492 miljoen euro). Deze bedrijven spelen binnen Nederland ook een significante rol in de pijler maatschappelijke uitdagingen (30% tegenover 24% gemiddeld van het volledige bestede budget).
Binnen Nederland zijn er ruim 1.900 organisaties die deel hebben genomen aan tenminste één Horizon-2020-project. Er zijn grote verschillen in hoeveel budget deze instellingen hebben ontvangen. De helft van het Nederlandse H2020-budget is te herleiden naar vijftien instellingen. Deze worden gepresenteerd in onderstaand kader.
De TU Delft heeft de meeste financiering verworven uit H2020. Deze universiteit ontving in totaal 304 miljoen euro aan inkomsten, wat gelijk staat aan 6,1% van het totaal dat naar Nederlandse instellingen ging. De top-15 ontvangende organisaties staan in onderstaande afgebeeld.
Ook in de top-15 spelen HO-instellingen, met name universiteiten en umc’s, een grote rol. Hierin vinden we slechts drie instellingen van buiten het hoger onderwijs: TNO, GÉANT en Wageningen Research (Wageningen University staat apart in de top-15). GÉANT ontwikkelt netwerkfaciliteiten waarmee onderzoeks- en onderwijsorganisaties zowel on- als offline kunnen samenwerken. Deze organisaties zijn gecategoriseerd als researchinstellingen. Bedrijven en overheidsinstellingen ontbreken in de top-15. Het hoogste genoteerde bedrijf is het hightechbedrijf ASML op nummer 26 (43 miljoen euro). Tien plekken verder vinden we de eerste overheidsinstelling: het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (16 miljoen euro). De hogescholen spelen vooralsnog een bescheiden rol in H2020. Zij ontvingen 16,4 miljoen euro.
Top-15 Nederlandse ontvangers H2020-financiering
Internationale samenwerking
Het stimuleren van internationale samenwerking, zowel binnen de Europese Unie als met de landen daarbuiten, is al jarenlang een doel van de Europese Kaderprogramma’s. De EU stimuleert internationale samenwerking met landen buiten de Europese Unie en geassocieerde landen om toegang te houden tot kennis die elders wordt geproduceerd, talent en investeringen naar de EU te halen, bij te dragen aan het oplossen van mondiale maatschappelijke uitdagingen en het externe beleid van de EU te ondersteunen (Europese Commissie, 2012). Dat doen ze door H2020 wereldwijd open te stellen en te streven naar wederkerigheid in samenwerkingsverbanden. ook in HEU blijft mondiale samenwerking van belang. Het nieuwe Kaderprogramma legt wel meer nadruk op het respecteren van fundamentele waarden als voorwaarde voor deelname (Europese Commissie, 2021a).
Een kwart van de H2020-projecten waarin internationaal wordt samengewerkt, bestaat uit minimaal een partner afkomstig van anders dan de EU, het VK, Noorwegen en Zwitserland. Tijdens het vorige kaderprogramma gold dat voor 16% van de projecten. Eerder onderzoek (STOA, 2018) liet zien dat EU-landen in publicaties voortkomend uit KP7-projecten veel vaker internationaal samenwerken dan in al hun publicaties gemiddeld.
Binnen Europa was het doel om de deelname van lidstaten en regio's met een minder sterk presterend kennisecosysteem, waaronder de EU13, te vergroten. Ook in Horizon Europe (HEU) blijven de samenwerking met derde landen en het verbreden van de deelname van de EU13 belangrijke speerpunten. Het budget dat hiervoor is gereserveerd, stijgt van 0,8 miljard euro (H2020) naar 3 miljard euro (HEU). Naast de EU13 is dit budget ook beschikbaar voor Portugal, Luxemburg (alleen H2020), Griekenland (alleen HEU) en enkele geassocieerde landen (Europese Commissie, 2021b; Europese Commissie, 2021c). Voor de eerste calls binnen deze programmalijn zijn veel aanmeldingen binnen gekomen (research connect, 2021).
De voorwaarden voor deelname als geassocieerd land zijn in HEU wel aangepast. Deelname aan HEU is alleen mogelijk wanneer er sprake is van “eerbiediging van de mensenrechten, ondersteund door democratische instellingen” (Europees Parlement en Raad van de Europese Unie, 2021). Aan de andere kant is de eis vervallen dat landen een goede staat van dienst moeten hebben wat betreft deelname aan de kaderprogramma’s. Op die manier kunnen ook nieuwe landen deelnemen.
De analyses van internationale samenwerking zijn gedaan op basis van het aantal projecten waaraan een land deelneemt – en niet op basis van de omvang van de financiering die aan een land is toegekend. Hier hebben we voor gekozen, omdat het aantal participaties in onze ogen meer zegt over de mate waarin actoren uit een land hun weg weten te vinden naar H2020 en over hoe afhankelijk zij zijn van andere landen voor deelname.
Voor de meeste landen maakt het niet zo veel uit of je kijkt naar het aantal projecten of de financiering: het aandeel voortkomend uit internationale samenwerking is min of meer gelijk (+/- <2%). Uitzonderingen zijn Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Zij ontvangen relatief veel financiering uit hun internationale samenwerkingsprojecten. Daardoor is het percentage van de financiering voortkomend uit internationale samenwerkingsprojecten hoger dan het percentage van hun projecten waarin ze internationaal samenwerken.
Internationale samenwerking vindt vooral plaats binnen de pijler maatschappelijke uitdagingen
Onderstaand figuur laat zien hoe groot het aandeel projecten met internationale samenwerking is per pijler. Onder internationale samenwerking verstaan wij dat aan een project minimaal twee organisaties uit verschillende landen hebben deelgenomen. Van alle projecten uit H2020 wordt bij 31,5% internationaal samengewerkt. In het vorige kaderprogramma, KP7, was dit nog bij 44% van de projecten het geval. In de pijler Excellente wetenschap is dit aandeel zoals verwacht het kleinste: met 16%. Dit komt deels omdat het aandeel van de projecten waarvoor internationale samenwerking verplicht is, veel kleiner is. Binnen de pijler maatschappelijke uitdagingen wordt in 64% van de projecten internationaal samengewerkt.
Geen internationale samenwerking | Internationale samenwerking | |
Excellente wetenschap | 16788 | 3223 |
Industrieel leiderschap | 4054 | 2456 |
Maatschappelijke uitdagingen | 2482 | 4474 |
Voor individuele landen liggen deze percentages veel hoger, omdat internationale samenwerkingsprojecten aan meerdere landen tegelijk kunnen worden toegekend, terwijl individuele projecten maar naar één land gaan. Daardoor wegen de projecten met internationale samenwerking zwaarder mee wanneer we naar individuele landen kijken.
Noodzaak voor internationale samenwerking varieert
In de praktijk loopt de mate van internationale samenwerking binnen H2020 sterk uiteen tussen de verschillende landen. Dit blijkt uit een analyse van de samenwerkingspatronen van de EU-27-landen, het Verenigd Koninkrijk en de geassocieerde landen Zwitserland en Noorwegen zoals weergegeven in onderstaand figuur.
Gemiddeld genomen werken deze landen in 81% van hun projecten samen met minimaal één deelnemer uit een ander land. Voor projecten waarbij Nederland betrokken is, geldt dat in 73% van de gevallen sprake is van internationale samenwerking. De EU13-landen werken juist vaker internationaal samen: in gemiddeld 88% van hun projecten. Dit valt mogelijk te verklaren door deelname aan de excellentieprogramma’s. De EU13-landen nemen hier relatief weinig aan deel: 23% van de financiering naar deze landen komt uit de eerste pijler, tegenover 38% gemiddeld. Nederland neemt juist relatief veel deel aan dit programma: 42% van de totale financiering.
Totaal aantal projecten in Horizon 2020, afgezet tegen het aandeel projecten met internationale samenwerking, per land.
Notities: de achterliggende data kunt u vinden in de excel-bijlage bovenaan de factsheet.
Bovenstaand figuur laat zien dat internationale samenwerking voor de EU13-landen belangrijk is om de aansluiting met H2020 te vinden. Landen die minder projecten binnenhalen, nemen ook minder vaak op eigen kracht deel aan H2020. Met name binnen de eerste pijler werken de EU13-landen veel vaker internationaal samen (gemiddeld 81%) dan de EU14 (gemiddeld 56%). De EU13-landen halen dus minder vaak op eigen kracht een excellentie-projectsubsidie binnen. Uit eerder onderzoek, dat we in een eerder uitklapbaar kader aanhaalden, blijkt dat de EU13-landen een zwakker kennisecosysteem hebben.
De samenwerkpartners van Nederland
Er zijn 4.260 Horizon 2020-projecten waarin een Nederlandse partner samenwerkt met ten minste een partner uit een ander land. In onderstaande kaart is weergegeven met welke landen Nederland in deze projecten samenwerkt en wat de frequentie van deze samenwerking is. Het betreft in totaal 137 landen. De intensiteit van samenwerking varieert in grote mate. Zo zijn er landen waarmee Nederland maar in 1 project samenwerkt en ook landen waarmee wordt samengewerkt in meer dan 2.000 projecten.
land | Aantal samenwerkingsverbanden met Nederland |
ad | 0 |
ae | 0 |
af | 1 |
ag | 0 |
al | 20 |
am | 10 |
ao | 0 |
ar | 29 |
at | 1123 |
au | 65 |
az | 4 |
ba | 19 |
bb | 0 |
bd | 5 |
be | 2032 |
bf | 12 |
bg | 230 |
bh | 1 |
bi | 0 |
bj | 4 |
bn | 0 |
bo | 3 |
bq | 1 |
br | 34 |
bs | 0 |
bt | 0 |
bu | 0 |
bw | 5 |
by | 11 |
bz | 1 |
ca | 72 |
cd | 2 |
cf | 0 |
cg | 1 |
ch | 1160 |
ci | 4 |
cl | 17 |
cm | 6 |
cn | 79 |
cnm | 0 |
co | 23 |
cr | 3 |
cu | 2 |
cv | 0 |
cy | 232 |
cz | 511 |
de | 3077 |
dj | 1 |
dk | 983 |
dm | 0 |
do | 0 |
dz | 6 |
ec | 10 |
ee | 272 |
eg | 13 |
eh | 0 |
er | 0 |
es | 2368 |
et | 16 |
fi | 823 |
fj | 0 |
fo | 10 |
fr | 2313 |
ga | 3 |
gb | 2546 |
gd | 1 |
ge | 17 |
gh | 21 |
gl | 6 |
gm | 0 |
gn | 0 |
gq | 0 |
gr | 1077 |
gt | 1 |
gw | 0 |
gy | 0 |
hk | 12 |
hn | 1 |
hr | 240 |
ht | 0 |
hu | 458 |
id | 8 |
ie | 686 |
il | 365 |
in | 19 |
iq | 0 |
ir | 2 |
is | 88 |
it | 2387 |
jk | 0 |
jm | 4 |
jo | 3 |
jp | 25 |
ke | 30 |
kg | 3 |
kh | 2 |
km | 0 |
kn | 0 |
kp | 0 |
kr | 26 |
kv | 0 |
kw | 0 |
kz | 0 |
la | 0 |
lb | 6 |
lc | 0 |
li | 1 |
lk | 2 |
lr | 1 |
ls | 0 |
lt | 215 |
lu | 194 |
lv | 193 |
ly | 0 |
ma | 12 |
mc | 0 |
md | 30 |
me | 16 |
mg | 4 |
mk | 39 |
ml | 3 |
mm | 0 |
mn | 0 |
mr | 0 |
mt | 71 |
mu | 0 |
mv | 1 |
mw | 5 |
mx | 10 |
my | 4 |
mz | 4 |
na | 0 |
nc | 4 |
ne | 1 |
ng | 6 |
ni | 1 |
nl | 0 |
no | 786 |
np | 3 |
nz | 10 |
om | 1 |
pa | 2 |
pe | 8 |
pg | 0 |
ph | 4 |
pk | 4 |
pl | 776 |
pr | 0 |
pt | 821 |
pw | 0 |
py | 1 |
qa | 0 |
ro | 424 |
rs | 145 |
ru | 41 |
rw | 8 |
sa | 1 |
sb | 0 |
sc | 0 |
sd | 0 |
se | 1194 |
sg | 2 |
sh | 0 |
si | 371 |
sk | 211 |
sl | 2 |
sm | 0 |
sn | 19 |
so | 0 |
sp | 0 |
sr | 1 |
ss | 0 |
sv | 0 |
sw | 0 |
sx | 0 |
sy | 0 |
sz | 1 |
td | 0 |
tg | 2 |
th | 7 |
tj | 0 |
tl | 0 |
tm | 0 |
tn | 21 |
tr | 275 |
tt | 0 |
tw | 23 |
tz | 10 |
ua | 55 |
ug | 18 |
um | 0 |
us | 192 |
uy | 9 |
uz | 0 |
va | 0 |
vc | 0 |
ve | 0 |
vi | 0 |
vn | 7 |
vu | 0 |
xk | 8 |
ye | 1 |
za | 67 |
zm | 4 |
zw | 0 |
Overeenkomstig de verdeling van het H2020-budget, werkt Nederland het meest samen met donkerblauw gekleurde landen; Duitsland, het VK, Italië, Spanje en Frankrijk. Andere veelvoorkomende partners zijn in het kaartje donkergroen gekleurd, dit zijn België, Zweden, Zwitserland, Oostenrijk en Griekenland. Buiten Europa werkt Nederland het meeste samen met organisaties uit Israël (365 projecten), Turkije (275 projecten) en de Verenigde Staten (192 projecten).
Samenwerking binnen de EU
Nederland werkt in 68% van haar projecten samen met een land uit de EU14. In 34% van de gevallen wordt samengewerkt met de EU13 en in 42% met het VK. In 22% van de projecten wordt samengewerkt met een land anders dan de EU, het VK, Noorwegen en Zwitserland. Onderstaande figuur laat zien hoe vaak partners uit de EU14, de EU13, het VK, Noorwegen, Zwitserland en overige landen betrokken zijn bij internationale samenwerkingsprojecten met een Nederlandse partner.
KP7 | H2020 | |
NL-EU14 | 93,5% | 98,3% |
NL-VK | 57,7% | 60,6% |
NL-EU13 | 46,5% | 48,9% |
NL-ZWI & NOO | 39,6% | 39,5% |
NL-overig | 29,7% | 34,7% |
Uit de figuur blijkt dat Nederland in haar internationale samenwerkingsprojecten binnen H2020 relatief vaker dan tijdens KP7 samenwerkt met het Verenigd Koninkrijk en de EU13-landen. Zoals we eerder al zagen, is samenwerking belangrijk om dit doel te bereiken. Ook de samenwerking met overige landen is in relatieve zin toegenomen.
Omdat het aandeel projecten met internationale samenwerking in H2020 met 31% lager ligt dan in KP7 (44%) is Nederland in de praktijk minder gaan samenwerken met de overige landen. Dat zullen we ook terugzien in de volgende paragraaf, die zich richt op vier strategische partners. De samenwerking met de EU13 is wel toegenomen: van 1.599 projecten in KP7 naar 1.685 projecten in H2020. Deze toenemende samenwerking kan uitgelegd worden vanuit de nadruk die de EU legt op het versterken van de participatie van deze landen.
Nederlandse samenwerking met de VS, China, Rusland en Japan
Tenslotte richten we ons op Nederlandse samenwerkpartners in China, Japan, de Verenigde Staten (VS) en Rusland. Binnen welke pijler vindt de meeste samenwerking plaats met deze landen, en op welke onderzoeksthema’s? Inzichten daarover kunnen relevant zijn voor de recente discussies over kennisveiligheid in de wetenschap en de samenwerking met grote R&D-landen.
Zoals onderstaand figuur laat zien, werkt Nederland in H2020 minder vaak samen met deze vier landen dan in het zevende kaderprogramma (KP7). Dit geldt niet alleen voor Nederland. In heel H2020 wordt minder met deze landen samengewerkt dan in KP7. Deels zal dit worden verklaard door het feit dat er in H2020 minder samenwerkingsprojecten zijn.
Met name met Rusland neemt de samenwerking af in H2020. Vanwege de invasie in Oekraïne zijn in maart 2022 alle lopende samenwerkingen met Russische partners in zowel H2020 als HEU stopgezet. Rusland is momenteel uitgesloten van verdere deelname aan dit laatste kaderprogramma.
Notities: de achterliggende data kunt u vinden in de excel-bijlage bovenaan de factsheet.
Van de vier genoemde landen werkt Nederland het vaakst met de VS (in 192 projecten) en het minst met Japan (in 25 projecten). De meeste samenwerking met deze landen binnen H2020 vindt plaats in de pijler maatschappelijke uitdagingen.
Binnen de pijler maatschappelijke uitdagingen zijn in de samenwerkingen met de VS, China, Rusland en Japan een aantal dominante thema’s aan te wijzen:
- NL - VS: het dominante thema is Gezondheid en welzijn.
- NL - China: het dominant thema is Voedselzekerheid en duurzame landbouw.
- NL - Rusland: de meeste samenwerking vindt plaats binnen Geïntegreerd transport.
- NL - Japan: de meeste samenwerking vindt plaats bij Klimaat en milieu.
Vooruitblik: Horizon Europe
Uit de in deze factsheet gepresenteerde gegevens blijkt dat Nederlandse organisaties succesvol hebben deelgenomen aan Horizon 2020. Daarmee zijn de Europese Kaderprogramma’s een belangrijke bron van inkomsten geworden voor Nederlandse onderzoekers. Gedurende de looptijd van het Horizon 2020-programma kwam 12% van de totale publieke financiering van Nederlands onderzoek uit het kaderprogramma. Daarnaast levert Horizon 2020 een duidelijke bijdrage aan internationale samenwerking, zowel binnen als buiten Europa. Toch komen er ondanks de inzet van de Europese Commissie nog altijd relatief weinig middelen in de jongste lidstaten terecht.
In 2021 is het nieuwe Kaderprogramma, Horizon Europe, van start gegaan met een budget van 95,5 miljard euro voor de periode 2021-2027. 90,1 miljard euro komt uit de reguliere begroting. 5,4 miljard euro is afkomstig uit het herstelfonds NextGenerationEU. Dit herstelfonds omvat een extra investering van in totaal 806,9 miljard euro om Europa sterker, groener en digitaal vaardig uit de coronapandemie te laten komen.
Het budget stijgt ten opzichte van Horizon 2020 met 24%: van 77 miljard euro naar 95,5 miljard euro. Maar wanneer we corrigeren voor inflatie, blijft er een stijging van, bij benadering, 14% over. Gezien de veranderde status van het Verenigd Koninkrijk is het aannemelijk dat de inkomsten die dit land verwerft uit Horizon Europe zullen afnemen ten opzichte van Horizon 2020, zeker als het land geen associatieverdrag tekent. Daardoor zullen er meer middelen voor de andere lidstaten beschikbaar komen. Het is nu nog niet te bepalen welke landen het meest gaan profiteren van de onderzoeksmiddelen die dan beschikbaar zullen komen.
Net als Horizon 2020 kent Horizon Europe drie pijlers en enkele horizontale acties:
- Excellent science is wat betreft de doelstelling gelijk gebleven aan H2020: het versterken van de Europese wetenschap door te investeren in baanbrekende onderzoeksprojecten en kwalitatief hoogwaardige onderzoekers.
- Global Challenge and European Industrial Competitiveness: is een combinatie van de pijlers maatschappelijke uitdagingen en industrieel leiderschap. Onderzoek in deze pijler moet onderzoek naar maatschappelijke uitdagingen stimuleren en tegelijkertijd de technologische en industriële capaciteiten van Europa versterken. Nieuw is de introductie van missies.
- Innovative Europe richt zich specifiek op het bevorderen van innovatie.
Met deze veranderingen komt er een sterkere nadruk te liggen op innovatie en de rol van het bedrijfsleven. Tegelijkertijd is er geen aparte pijler voor het bedrijfsleven meer. Daarnaast komt er ook meer aandacht voor het versterken van de participatie van de EU13-landen. Dit budget stijgt van € 0,8 miljard in H2020 haar € 3 miljard in HEU.
Meer over het nieuwe kaderprogramma en de veranderingen ten opzichte van H2020 – en het Europese onderzoeksbeleid in het algemeen – staat in ons rapport over de Europese wetenschap en innovatie in een nieuw geopolitiek speelveld.
Onderstaand figuur laat zien hoe de budgetverdeling is gewijzigd van H2020 naar HEU. Hierbij zijn de programmaonderdelen van H2020 zo herverdeeld dat ze de indeling van HEU zo dicht mogelijk benaderen. Deze benadering laat zien dat de aandacht voor innovatie toeneemt in het nieuwe kaderprogramma. Dit groeit van € 8 miljard naar € 13,6 miljard. Het budget voor excellente wetenschap groeit licht, van € 21,7 miljard naar € 25 miljard. De grootste toename zien we binnen het budget voor de pijler global challenges, van 45,9 miljard naar €53,5 miljard. Met die toename is er ook een nieuwe uitdaging toegevoegd ten opzichte van H2020: digital, industry and space – gericht op de verdere digitalisering en verduurzaming van de Europese industrie.
Horizontal actions | Innovative Europe | Global challenges and European industrial competition | Excellent science | |
HEU | 3,4 | 13,6 | 53,5 | 25 |
H2020 | 1,3 | 8,1 | 45,9 | 21,7 |
- Bron van de data is de CORDIS-dataset van juli 2021. Nog niet alle toegekende H2020-projecten en bijbehorende financiering zijn in dit bestand verwerkt. De genoemde bedragen zijn gebaseerd op de bijdragen van de Europese Commissie uit het bestand CORDIS-organisations, de aantallen projecten op het bestand CORDIS-projects. Data over het Horizon Europe budget komen uit de Horizon Europe, budget-publicatie van de Europese Commissie.
- De cijfers over H2020 (met uitzondering van het totaalbudget) hebben alleen betrekking op de inkomsten uit het werkprogramma. Een deel van het H2020-budget is gereserveerd voor andere doelen, zoals verschillende vormen van publiek-private en publiek-publieke partnerschappen en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Deze zijn in de berekeningen van de financiering/samenwerking per land of pijler niet meegenomen, maar staan wel in de gepresenteerde totaal beschikbare financiering voor H2020 en Horizon Europe.
- De gepresenteerde totalen zijn exclusief de terminated projects. Financiering voor deze projecten is ooit wel toegekend, maar de projecten zijn niet van start gegaan. Het gaat voor H2020 om 290 miljoen euro.
- De gepresenteerde totalen zijn exclusief het Euratom R&D-programma. Hoewel het Euratom R&D-programma een aanvulling is op H2020 en onder hetzelfde wettelijke raamwerk tot stand komt, is het een apart programma.
- In januari 2020 verliet het Verenigd Koninkrijk (VK) de Europese Unie. Desondanks heeft het land, een van de grootste ontvangers van financiering in H2020, gedurende de volledige looptijd van dit kaderprogramma volwaardig deel kunnen nemen. Met HEU is het VK pas vanaf 1 januari 2024 geassocieerd. Tussen 2020 en 2023 konden onderzoekers uit het VK wel een aanvraag doen, maar kregen zij geen financiering. Door de EU goedgekeurde aanvragen zijn uiteindelijk gefinancierd door de overheid van het VK. In deze factsheet worden data over het VK in alle analyses gepresenteerd, maar zijn de gepresenteerde Europese gemiddelden (overeenkomstig met de huidige situatie) exclusief het VK.
- In de berekening van de stijging van het HEU-budget t.o.v. het H2020-budget hebben we gerekend met het volledige H2020 budget - inclusief het gedeelte dat naar het VK is gegaan.
- Om te corrigeren voor inflatie zijn de budgetten van H2020 en HEU in constante prijzen, 2018, omgerekend. Voor HEU zijn de constante prijzen overgenomen uit het MFF budget. Voor H2020 zijn de bedragen omgerekend naar constante 2018 prijzen door middel van de Harmonised Indices of Consumer Prices (HICP) van Eurostat, met 2015 als basisjaar.
- Voor de data over publieke financiering (2014-2019) en data over het aantal fte aan onderzoek (2014-2020) per land is gebruik gemaakt van gegevens van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en Eurostat.
Bronnen
Europese Commissie (2011). "Horizon 2020"- het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020). COM(2011) 808.
Europese Commissie (2012). Intensivering en betere concentratie van internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie: een strategische benadering. COM(2012)497.
Europese Commissie (2021a). De strategie van Europa voor internationale samenwerking in een veranderende wereld. COM(2021)252.
Europese Commissie (2021b). Horizon Europe work programme 2021-2022, 1.1, Widening participation and strengthening the European Research Area. COM(2021)9128.
Europese Commissie (2021c). Project Results and Feedback to Policy - Teaming. Webpagina: https://rea.ec.europa.eu/funding-and-grants/horizon-europe-widening-participation-and-spreading-excellence/project-results-and-feedback-policy_en. Geraadpleegd december 2021.
Europese Commissie (2021d). Spreading Excellence and Widening Participation. Webpagina: https://ec.europa.eu/programmes/horizon2020/en/h2020-section/spreading-excellence-and-widening-participation. Geraadpleegd december 2021.
Europese Commissie (2022). Ukraine: EU agrees fifth package of restrictive measures against Russia. Webpagina: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/ip_22_2332. Geraadpleegd juli 2024.
Europese Commissie (2023). United Kingdom joings Horizon Europe programme. Webpagina: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/IP_23_6327. Geraadpleegd juli 2024.
Europees Parlement en Raad van de Europese Unie (2021). Verordening 2021/695 van het Europees Parlement en de raad tot vaststelling van Horizon Europa.Rathenau Instituut (2019). Kennis in het vizier. Den Haag.
Martel Innovate (2020). What is Horizon Europe? Website: https://www.horizon-eu.eu/. Geraadpleegd juli 2021.
Rathenau Instituut (2020). Europese wetenschap en innovatie in een nieuw geopolitiek speelveld. Den Haag.
Research Connect (2021). European Research Executive Agency Reports Significant Interest in Widening Participation Calls. webpagina: https://www.myresearchconnect.com/european-research-executive-agency-reports-significant-interest-in-widening-participation-calls/. Geraadpleegd december 2021.
Scientific Foresight Unit (STOA) (2018). Overcoming Innovation Gaps in the EU-13 Member States. Europees Parlement.
UK Research Office Brussels (2024). EU-UK Relationship. Webpagina: https://www.ukro.ac.uk/resources/eu-uk-relationship/. Geraadpleegd juli 2024.
Downloads
-
Internationale samenwerking Nederland in H2020
bestand type xlsx - bestand formaat 13.45 kB