calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Verstandig internationaliseren

Rapport
12 december 2018
Nederlands toegepast onderzoek in het buitenland
Toegepast onderzoek Publieke kennisorganisaties
Image
Nederlandse publieke kennisorganisaties werken steeds meer over de grens. De vraag die in dit rapport centraal staat, is wat dat betekent voor hun publieke missie. Voor dit onderzoek hebben we ons gericht op de internationale activiteiten van de organisaties voor toegepast onderzoek - de TO2-instellingen.

Downloads

Downloads

Samenvatting

Verstandig internationaliseren

Het Rathenau Instituut onderzoekt de positie en het functioneren van publieke kennisorganisaties, zoals het KNMI, het RIVM en TNO. (Lees ook: Wat zijn publieke kennisorganisaties?). Zij spelen een belangrijke rol als intermediairs: organisaties die overheid, wetenschap, samenleving en private sector met elkaar verbinden.

Om die rol goed te kunnen spelen, moeten ze aansluiting vinden op de vragen die in deze vier omgevingen leven. En op de snelle internationalisering van de overheid, wetenschap, samenleving en private sector. De Nederlandse publieke kennisorganisaties werken dan ook steeds meer in internationaal verband. Centraal in dit rapport staat de vraag: wat betekent internationalisering voor hun publieke missie?

Organisaties voor toegepast onderzoek

Voor dit onderzoek hebben we ons specifiek gericht op de internationale activiteiten van de TO2-instellingen, waarbij TO2 staat voor Toegepast Onderzoek Organisatie. Het gaat dan om Deltares, TNO, Wageningen Research, NLR en MARIN. Binnen het cluster van TO2-instellingen hebben we ons geconcentreerd op de internationale activiteiten van Deltares, het kennisinstituut dat zich toelegt op toegepast onderzoek op het gebied van water en ondergrond. We hebben Deltares als casus gekozen, onder meer omdat het naar verhouding onder de publieke kennisorganisaties internationaal erg actief is.

Dit rapport is gebaseerd op literatuuronderzoek en interviews met projectleiders van internationale projecten. Om onze observaties over deze internationale samenwerkingsverbanden te toetsen, spraken we ook met vertegenwoordigers van Arcadis en Royal HaskoningDHV, twee bedrijven met wie Deltares geregeld samenwerkt. Om te kijken of onze bevindingen ook binnen andere TO2-instellingen herkend worden, hebben we gesproken met medewerkers van TNO en Wageningen Research die verantwoordelijk zijn voor de internationale strategie.

Bevindingen

1. Internationalisering versterkt de kennisbasis van TO2-instellingen
Internationalisering werkt positief uit voor TO2-instellingen. Allereerst zijn er financiële baten, waarmee ze het wegvallen van nationale middelen deels hebben opgevangen. Daarnaast bieden internationale projecten strategische baten:

  • Internationalisering biedt mogelijkheden om kennis te verdiepen en deze toe te passen en te valideren in een breed scala aan omstandigheden. Zo biedt samenwerking met de universiteit van Singapore Deltares de mogelijkheid onderzoek te doen naar een moderne dichtbevolkte stad in een deltagebied. Deze kennis is ook voor Nederland belangrijk.
  • Internationalisering schept mogelijkheden om kennis te verbreden en nieuwe, vaak grensoverschrijdende, thema’s op te pakken. Zo deed Deltares in een Europees consortium onderzoek naar het destijds nog nieuwe probleem van microplastics in zee.
  • Internationalisering zorgt voor het behoud van een zekere organisatieomvang en daardoor voor het handhaven van voldoende massa in specifieke specialisaties. Deltares heeft bijvoorbeeld veel kennis en kunde op het gebied van softwareontwikkeling. De Nederlandse markt hiervoor is klein. Door ook daar buiten actief te zijn, kan het instituut meer software engineers in dienst houden.
  • Internationalisering verschaft toegang tot internationale netwerken, versterkt de reputatie van de instelling en faciliteert het rekruteren van (internationaal) talent. Belangrijke en aansprekende projecten ontstaan vaak in internationaal verband, zoals het wereldwijd in kaart brengen van overstromingsrisico’s als gevolg van klimaatverandering. Dit type activiteiten maakt van TO2-instellingen bovendien aantrekkelijke werkgevers.

Internationale activiteiten leveren dus een waardevolle bijdrage aan de kennisbasis van de TO2-instellingen. Zo kunnen de TO2-instellingen het bedrijfsleven, de overheid en maatschappelijke organisaties beter ondersteunen. Daarom zijn hun internationale activiteiten ook in het nationale belang.

2. De voordelen van internationalisering worden onvoldoende benut
De opbrengsten van internationalisering zijn op dit moment nog te vaak ‘bijvangst’ van contractonderzoek in opdracht van buitenlandse overheden, bedrijven of organisaties, en niet het resultaat van doelgerichte strategie of nationaal beleid.

De voordelen van internationalisering worden dus onvoldoende benut. Dit heeft twee hoofdoorzaken:

  • TO2-instellingen hebben weinig ruimte om doelgericht internationale activiteiten te ontwikkelen
    TO2-instellingen hebben weliswaar een visie op het strategische belang van internationalisering, maar uit onze studie komt naar voren dat internationale projecten niet altijd op strategische gronden worden gekozen. Voor TO2-instellingen geldt dat de ruimte om strategische keuzes te maken ook wordt bepaald door de mogelijkheden die de nationale overheid biedt, zoals financiering en de randvoorwaarden waaronder deze kan worden besteed, maar ook zachtere middelen zoals diplomatie voor internationalisering van wetenschap, technologie en innovatie (WTI-diplomatie). Momenteel faciliteert de overheid de internationale activiteiten van TO2-instellingen zeer beperkt. Hierdoor zijn de instellingen voor hun buitenlandse activiteiten grotendeels afhankelijk van de internationale markten voor contractonderzoek, waar opdrachten in competitie worden verkregen. In deze context is er minder ruimte om doelgericht activiteiten te ontwikkelen waar geen marktvraag naar is, zoals het in stand houden van een kennisbasis op cruciale terreinen, of het versterken van de samenhang tussen binnenlandse en buitenlandse activiteiten. Hierdoor kan een TO2-instelling geen optimale strategische keuzes maken voor de middellange termijn.
     
  • Bij de rijksoverheid ontbreekt een integrale strategische visie op de internationalisering van TO2-instellingen.
    Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft als verantwoordelijk ministerie geen duidelijke verwachtingen geformuleerd van de taakinvulling van de TO2-instellingen in internationaal verband, anders dan in algemene termen te stellen dat internationale activiteiten moeten bijdragen aan het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen en het verdienvermogen van Nederland. Verdere uitwerking hiervan ziet zij als een verantwoordelijkheid van TO2-instellingen zelf.

De TO2-instellingen, het ministerie van EZK en de overige departementen zouden gebaat zijn bij een gedeelde visie op internationalisering van TO2-instellingen en bijbehorende strategieën en handelingsperspectieven. De praktijk die wij in ons onderzoek tegenkwamen, biedt veel inspiratie om de publieke missie van TO2-instellingen ook in het buitenland te ondersteunen.

Ga naar het tweede tabblad voor de aanbevelingen die volgen uit deze bevindingen.

Bij voorkeur citeren als:

Diercks, G., L. Koens, P. Diederen en P. Faasse (2018). Verstandig internationaliseren - Nederlands toegepast onderzoek in het buitenland. Den Haag: Rathenau Instituut.

Aanbevelingen

Op basis van onze bevindingen doen wij de volgende aanbevelingen in het rapport Verstandig Internationaliseren:

1. Ontwikkel een gedeelde, integrale visie op de functie van internationalisering.

Een gedeelde, integrale visie op de functie van internationalisering – gedeeld door de instellingen en de ministeries – is gewenst. Zo kunnen TO2-instellingen internationaal hun publieke kennisbasis versterken en optimaal bijdragen aan zowel het verdienvermogen van Nederland als de aanpak van grensoverschrijdende beleidsvraagstukken en oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.

De verantwoordelijkheid hiervoor zou niet alleen bij de TO2-instellingen moeten liggen, niet in de minste plaats omdat de internationale activiteiten van TO2-instellingen veel raakvlakken hebben met andere beleidsdoelstellingen en initiatieven, zoals de topsectoren of de Sustainable Development Goals, de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Het helpt TO2-instellingen als ministeries duidelijke verwachtingen formuleren ten aanzien van de bijdrage van hun internationale activiteiten aan hun publieke missie, en als zij de instellingen daarop aanspreken.

2. Verken de mogelijkheden om de internationale activiteiten van TO2-instellingen die bijdragen aan de versterking van hun publieke missie, te ondersteunen.

Ministeries hebben diverse mogelijkheden om de internationale activiteiten van TO2-instellingen die bijdragen aan de versterking van hun publieke missie, te ondersteunen:

  1. Een eerste mogelijkheid is om ruimere afspraken te maken over de inzet van de instituutssubsidie voor internationaal onderzoek. Of een internationaal project inzet van eigen ‘strategische’ middelen rechtvaardigt, zou niet moeten afhangen van de vraag of een project in binnen- of buitenland wordt uitgevoerd, of dat het voor een Nederlandse of buitenlandse opdrachtgever is, maar moet afhangen van de vraag of het iets bijdraagt aan de publieke missie van de instelling.
  2. Een tweede mogelijkheid is om de hoogte van de totale rijksbijdrage beter af te stemmen op wat andere landen doen. Alhoewel een precies vergelijk moeilijk is, zijn er aanwijzingen dat in vergelijking met buurlanden het aandeel inkomsten dat TO2-instellingen van de overheid ontvangen relatief laag is. Vooral vrij te besteden institutionele subsidie is de afgelopen jaren onder druk komen te staan. Naarmate markten voor toegepast onderzoek verder internationaliseren, is het belangrijk te zorgen voor een level playing field en te waarborgen dat Nederlandse TO2-instellingen in concurrentie met buitenlandse TO2-instellingen niet al bij voorbaat op achterstand staan.
  3. Een derde mogelijkheid is om het instrument van WTI-diplomatie ruimer en breder in te zetten: diplomatie op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie. Nu zijn de activiteiten van de innovatieattachés beperkt in capaciteit en sterk gericht op economische diplomatie. De internationale WTI-diplomatie van enkele met Nederland vergelijkbare landen is niet alleen ruimer gefaciliteerd, maar ook meer gericht op het leveren van een bijdrage aan de maatschappelijke uitdagingen.
  4. Een vierde mogelijkheid is het bevorderen van samenwerking met academische kennisinstellingen, om daarmee ook meer ruimte te scheppen voor pre-competitieve samenwerking. Dat zou wellicht kunnen door TO2-instellingen toegang te verschaffen tot het Merian Fund, dat onlangs is aangekondigd in de nieuwe NWO-strategie (NWO, 2018). Het fonds is geïnspireerd door het Britse Newton Fund en wordt een fonds waarin de internationale samenwerking met opkomende wetenschapslanden en ontwikkelingslanden een belangrijke rol vervult. De rode draad vormt onderzoek dat het wereldwijd bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties ondersteunt.

Meer lezen

Een cruciale plaats in het kennisecosysteem

De publieke kennisorganisaties nemen een cruciale plaats in het kennisecosysteem in. Het Rathenau Instituut onderzoekt ze in het kader van zijn werkprogramma, dat focust op onder meer het functioneren van het kennisecosysteem en de rol van kennis voor beleid. Het rapport Verstandig internationaliseren past binnen die onderzoekslijn. De afgelopen jaren heeft dit onderzoek ook geleid tot:

  • een denkkader voor intermediaire organisaties die toegepast onderzoek doen voor overheid, bedrijfsleven en maatschappij;
  • een jaarlijkse factsheet over de financiën van publieke kennisorganisaties; 
  • een historisch overzicht van vijftig jaar beleid op hun positie en functie;
  • een protocol om de TO2-instellingen te evalueren;
  • vier rapporten:
  1. over verzelfstandiging: In Verstand op veilig zagen we dat het op afstand plaatsen van een aantal publieke kennisorganisaties met een veiligheidstaak leidde tot meer vraagsturing. Daarmee dreigde hun kennisbasis voor vraagstukken op de lange termijn aangetast te worden;
  2. over decentralisatie: In Gezond verstand concludeerden we dat de decentralisaties in de zorg ook om aanpassingen vragen in de kennisfuncties van de publieke kennisorganisaties in deze sector;
  3. over de relatie tot beleid: In Met gepaste afstand zagen we dat ministeries en rijkskennisinstellingen vele maatregelen hanteren om hun onafhankelijkheid en integriteit te waarborgen;
  4. over internationalisering: Verstandig internationaliseren, dat we toelichten in dit bericht.