calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Technologisch burgerschap als wapen tegen misleidende informatie

artikel
13 januari 2021
fake news desinformatie maatschappelijke dialoog

Foto: Shutterstock

Image
Over nieuwe technologie en desinformatie

Om de verspreiding van misleidende informatie op het internet tegen te gaan, groeit de roep om regulering. De Adviesraad Internationale Vraagstukken wil dat ook en pleit daarnaast voor het vergroten van de digitale weerbaarheid van internetgebruikers. Maar wat is digitale weerbaarheid eigenlijk? En wat betekent regulering voor het vrije en open karakter van internet waaraan Nederland zoveel waarde hecht? Het Rathenau Instituut sprak met vijftig burgers over hun ervaringen met misleidende informatie op het internet, en over mogelijke oplossingen.

In het kort:

  • Het Rathenau Instituut en de Radboud Universiteit organiseerden een dialoog over het tegengaan van misleidende informatie op internet.
  • De deelnemers vormden een afspiegeling van de Nederlandse samenleving.
  • Het is belangrijk om burgers meer handelingsmogelijkheden te geven bij de bestrijding van misleidende informatie.

Dialoog over misleidende informatie

Misleidende informatie op het internet kent veel verschillende vormen (zie kader aan het eind van dit artikel). We zijn hierover in gesprek gegaan met een groep van vijftig Nederlanders, die qua achtergrond en internetgebruik een afspiegeling van de samenleving vormden. We spraken met ze in negen focusgroepen (acht online, een offline) van elk een uur. Bij iedereen namen we een korte vragenlijst af. Dit onderzoek was onderdeel van de wereldwijde dialoog We, the Internet die in Nederland georganiseerd werd door het Rathenau Instituut en de Radboud Universiteit. 

‘Ik kan wel duizend voorbeelden noemen’
Deelnemer aan We, the internet, over misleidende informatie

Een gedeeld probleem

De boodschap van de deelnemers aan de dialoog was helder: misleidende informatie is één van de belangrijkste problemen van het internet en er moet wat aan gedaan worden. De meeste deelnemers hadden zelf ervaringen met misleidende informatie. Zo noemden ze bijvoorbeeld specifieke nieuwsberichten die onwaar bleken te zijn, clickbait-reclames met valse claims en schadelijke negatieve reviews die ongegrond zijn. 

Enkele mensen gaven voorbeelden waardoor ze persoonlijk waren geraakt, zoals verspreide lasterberichten. Sommigen maakten zich zorgen over de negatieve invloed van misleidende informatie op de werking van de democratie. Ze merkten dat er minder vertrouwen is in de media, en wisten zelf soms ook niet wat te geloven. Misleidende informatie wordt dus zowel binnen de persoonlijke sfeer als op maatschappelijk niveau als probleem ervaren.

Vooral voor anderen

Hoewel misleidende informatie dus gezien werd als belangrijk probleem, zag een deel van de deelnemers het vooral als een probleem voor anderen. Velen vertelden dat ze alleen kijken naar bronnen die zij betrouwbaar vinden of dat ze vergelijkend bronnenonderzoek doen. Volgens sommige deelnemers is het ‘een kwestie van je gezond verstand gebruiken’. Een enkeling zei bewust geen sociale media te gebruiken.

Deze trend was ook terug te zien in de antwoorden op vragenlijst, waar mensen gemiddeld hun eigen blootstelling aan desinformatie significant kleiner achten dan die van andere Nederlanders. Zo denken 20 van de 50 deelnemers dat ze zelf niet of nauwelijks aan desinformatie worden blootgesteld. Slechts 7 van de 50 denken dat dit ook geldt voor de overige Nederlanders. Opvallend is ook dat deelnemers misleidende informatie als een minder groot probleem zien voor Nederland dan voor de rest van de wereld Op nationaal niveau noemt een kwart het een groot probleem, op mondiaal niveau is dit bijna de helft.

Mogelijke oplossingen

Maar hoe moet de verspreiding van misleidende informatie worden bestreden? Er zijn grofweg twee verschillende soorten oplossingen. Enerzijds kan geprobeerd worden om mensen minder bloot te stellen aan misleidende informatie. Dit gebeurt bijvoorbeeld met behulp van content-moderatie. Dit is het veelal handmatig controleren en zo nodig verwijderen van foto’s, video’s en berichten op het internet. Maar denk ook aan het ingrijpen in onderliggende verspreidingsmechanismen van misleidende informatie zoals het uitschakelen van de like-knop of door informatie van bepaalde bronnen voorrang te geven. 

Anderzijds kunnen mensen weerbaarder worden gemaakt tegen misleidende informatie, bijvoorbeeld door bepaalde vaardigheden te versterken, zoals het herkennen van misleidende informatie. Wetten en regels kunnen beide oplossingsrichtingen ondersteunen.

Content-moderatie

Deze oplossingsrichtingen hebben we een voor een met de deelnemers doorgenomen. De meesten vonden content-moderatie heel belangrijk. Bijvoorbeeld door een waarschuwing bij teksten te plaatsen of te verplichten dat websites hun bronnen vermelden. Bezoekers kunnen dan zelf achterhalen waar informatie op is gebaseerd. Maar hoe dit op een zuivere manier kan worden vormgegeven, en wie moet beslissen welke informatie misleidend is; daarover verschilden de meningen. 

Op verschillende momenten kwam terug dat burgers zelf verantwoordelijkheid moeten nemen in het rapporteren van misleidende informatie. Meerdere deelnemers noemden voorbeelden van iets dat ze hadden willen rapporteren, maar waarmee ze nergens terecht konden. Bedrijven hebben hier niet altijd procedures voor die voor individuen toegankelijk zijn. Ook blijft het moeilijk je te verdedigen tegen de schadelijke effecten van malinformatie in de persoonlijke sfeer. Niet iedereen is daartoe in staat, er zijn niet altijd regels voor en ook zijn er kosten mee gemoeid.

Een andere manier om misleidende informatie minder ruimte te geven, is het stimuleren van betrouwbare content. Veel deelnemers zagen wel iets in het geven van tegenwicht, maar net als bij content-moderatie waren er veel vragen over hoe onderscheid gemaakt zou worden tussen betrouwbare en misleidende informatie, en wie dit kon beoordelen. Sommige deelnemers waren bang dat dit zou neerkomen op censuur.

Weerbaarheid

De tweede oplossingsrichting, het vergroten van weerbaarheid tegen misleidende informatie, werd enigszins hoger gewaardeerd. Volgens de meeste deelnemers zou het onderwijs eraan moeten bijdragen dat mensen al vanaf jonge leeftijd leren om kritisch na te denken en bronnenonderzoek te doen. Dus hen leren dát er desinformatie is, en niet wát desinformatie is. Wanneer internetgebruikers zelf de kwaliteit van informatie kunnen boordelen, is het gevaar op censuur minder groot.

Een belangrijke voorwaarde is dat mensen zelf een mening leren vormen. En al werd het zeer belangrijk gevonden, bewustwording werd toch maar als een deel van de oplossing gezien: deelnemers dachten dat de meeste mensen wel weten dat er desinformatie op het internet te vinden is, maar dat het in de praktijk lastig kan zijn waarheid van onwaarheid te onderscheiden. 

Wet- en regelgeving

Het huidige Nederlandse internetbeleid leunt sterk op zelfregulering door de internetsector. Veel deelnemers vonden nieuwe wet- en regelgeving belangrijk, zodat duidelijk wordt hoe er tegen desinformatie opgetreden moet worden en mensen juridische stappen kunnen nemen tegen misleidende informatie. Deelnemers benadrukten dat ook mensen zonder middelen ergens terecht moeten kunnen wanneer ze getroffen zijn door de schadelijke effecten van misleidende informatie. 

Tegelijkertijd vonden meerdere deelnemers dat de overheid voorzichtig moet optreden ten opzichte van individuele burgers die misleidende informatie verspreiden. Dit zou mensen alleen aan te rekenen zijn wanneer deze informatie met kwade intentie wordt verspreid, maar deze intentie is niet goed vast te stellen.  

Volgens de meeste deelnemers ligt de oplossing uiteindelijk bij een combinatie van bovenstaande oplossingen. Voor het waarborgen van de kwaliteit van internetcontent wordt een belangrijke rol voor nationale overheden en de wetenschappelijke gemeenschap gezien, maar ook voor veel andere partijen zoals bedrijven zelf. Duidelijk is dat het vraagstuk wie moet beslissen wat goede kwaliteit is en op basis waarvan, lastig te beantwoorden is. Niet alleen verschillen deelnemers onderling van mening, ze lijken hier zelf ook mee te worstelen. Deelnemers zijn zich dus bewust van de complexiteit van het probleem.

Technologisch burgerschap

Het kabinet heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) gevraagd reguleringsopties voor het internet te onderzoeken, en zal op basis van dit advies een standpunt innemen. Een van de aanbevelingen van de AIV is het vergroten van de weerbaarheid van internetgebruikers door middel van onderwijs en voorlichting, in het bijzonder voor groepen die minder internetvaardig zijn. 

Ook uit onze dialoog komt naar voren dat burgers bij dit probleem hun eigen vermogen tot handelen belangrijk vinden. Ze willen zelf graag keuzes kunnen blijven maken, en ook zelf verantwoordelijkheid nemen bij de bestrijding van misleidende informatie. Op basis van deze gesprekken en eerder onderzoek trekken we drie lessen.

Les 1: als desinformatie alleen nog maar moeilijker te onderscheiden wordt van echt, en vooral kwetsbare groepen er steeds meer bloot aan staan, is het de vraag wat digitale weerbaarheid betekent. Een vermogen tot handelen vraagt om méér dan het kunnen herkennen van schadelijke online content of het kunnen overzien van de gevolgen van (het plaatsen van) bepaalde content. Ook technologisch burgerschap is noodzakelijk. De basis hiervoor is het vermogen tot kritisch nadenken over de gevolgen van technologie. Dat moet gestimuleerd worden, al vanaf jonge leeftijd.

Technologisch burgerschap omvat de vaardigheid om de mogelijkheden van digitalisering te begrijpen, en de kennis en weerbaarheid om met de risico’s ervan te kunnen omgaan. Het stelt burgers in staat deel te nemen aan het democratisch debat en de politieke besluitvorming over nieuwe digitale technologie. Eerder beschreef het Rathenau Instituut de noodzaak voor dit technologisch burgerschap al. 

Les 2: veel aandacht van pers en politiek gaat uit naar de maatschappijbrede gevolgen van desinformatie. De dialoog die het Rathenau Instituut organiseerde, toont ook aan wat de impact is van misleidende informatie op de persoonlijke levenssfeer. En hoe belangrijk het is om dit in ogenschouw te nemen. Ook hier is handelingsvermogen van burgers belangrijk. Iedereen die slachtoffer wordt van lasterlijke informatie moet ergens terecht kunnen. Bovendien moet duidelijk zijn waar slachtoffers terecht kunnen. 

Les 3: daarnaast moet er aandacht blijven voor individuele burgers als onbedoelde verspreiders van misleidende informatie. Omdat het onderscheid tussen feit en fictie steeds lastiger te maken is, en er bovendien een groot grijs gebied bestaat, moet hun vrijheid van meningsuiting worden beschermd door de overheid in de vorm van adequate wet- en regelgeving. 
 

Gerelateerde content: