calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Drie manieren om wereldwijde problemen lokaal te bespreken

nieuws
18 oktober 2018
Digitale democratie
Image
De Development and Peace Foundation organiseerde op 25 september een expertworkshop over internationale samenwerking (global governance). Hoe kan internationale samenwerking beter worden ingebed in de betrokken landen? Onderzoeker Iris Korthagen was erbij. Zij doet bij het Rathenau Instituut onderzoek naar digitale democratie in Europa.

Foto: Development and Peace Foundation (sef:)

Het probleem: het democratisch tekort van internationale samenwerking

Democratisering van internationale samenwerking is sinds de jaren negentig veel besproken en onderzocht, maar de laatste jaren lijkt het maatschappelijk draagvlak alleen maar af te nemen. Tegenstanders zien het als een elitair project. Hoe kan de maatschappij beter worden betrokken?

Zo staat global governance er voor

Professor Daniele Archibugi opende de expertworkshop als voorvechter van een wereldwijde democratie. In zijn presentatie laat hij zien dat internationale samenwerking een enorme groei heeft doorgemaakt, zoals te zien is aan de opkomst van vele (internationale) ngo’s.

Tegenwoordig wordt het populisme belangrijker in verschillende Westerse democratieën, signaleert hij. Populistische politiek focust op de belangen van de natiestaat, en dat kan afbreuk doen aan waardevolle internationale samenwerkingen. Hij noemt bijvoorbeeld de brexit, internationale handelsconflicten waarbij de Wereldhandelsorganisatie is gepasseerd, en het feit dat de Verenigde Staten zich terugtrokken uit het klimaatakkoord.

Op zoek naar oplossingen

Toch wil Archiburgi het ideaal van een wereldwijde democratie nog niet opgeven. Hoe kunnen we daar dichterbij komen? Dr. Hande Paker doet een voorzet in haar presentatie: ze noemt burgerparticipatie en het betrekken van lokale netwerken en (activistische) organisaties als mogelijke oplossing.  

Drie panels van experts bespraken vervolgens mogelijke strategieën om dit te organiseren.

Strategie I: Steden nemen de leiding

Komt de wereldpolitiek dichterbij als lokale bestuurders de leiding hebben? Een voorbeeld is het netwerk ‘C40: the climate leadership group’. Dit bestaat uit machtige steden die aan de slag zijn met concrete duurzaamheidsoplossingen en elkaar daarin aanmoedigen. Professor Craig Johnson onderzocht het netwerk. Hij tekende aan dat het zwaartepunt van het netwerk in Europa ligt: andere continenten zijn ondervertegenwoordigd. Bovendien viel het hem op dat er diverse grote bedrijven verbonden zijn aan het netwerk. 

Een ander, groter netwerk van steden en regio’s op gebied van duurzaamheid is ICLEI. Voormalig bestuurder van ICLEI, Monika Zimmerman, vertelt dat de samenwerking tussen steden helpt om duurzaamheidsmaatregelen te nemen. Maar het is wel een coalitie van steden die al maatregelen wilden nemen, de rest mis je. En als de lasten van globale uitdagingen op de schouders van lokale bestuurders komen te liggen, moeten ook verantwoordelijkheden en geld worden overgedragen. Dat gebeurt te weinig in de praktijk, zo betoogt Zimmerman.

Strategie II: Gebruik maken van digitale middelen

Corneliu Bjola, Associate Professor in diplomatieke studies, vertelt dat er in eerste instantie veel weerstand was om diplomatieke activiteiten online te bespreken. Die openbaarheid past niet bij diplomatie, zo was het gevoel.

Inmiddels zitten de meeste ambassadeurs op Twitter. Alleen ontbreekt het vaak aan een communicatiestrategie. Bovendien: Twitterkanalen van ambassades alleen zijn niet voldoende om inzicht te geven in diplomatieke activiteiten. Daar zit dus ruimte voor verbetering.

Ook andere vormen van online interactie kunnen mensen informeren over en betrekken bij internationale samenwerking. Zo werkt de Europese Unie aan verschillende vormen van digitale burgerbetrokkenheid. Evaluaties van de European Citizen Initiative, Futurium of de ECC09 laten echter zien dat digitale burgerbetrokkenheid geen quick fix is, zo benadrukte Iris Korthagen. Als je burgers wilt betrekken bij besluiten die je neemt, ontwerp dan een goed proces waarin burgers van begin af aan duidelijk een rol krijgen.

De vraag is of dat überhaupt mogelijk is in de grillige processen van internationale samenwerking. Korthagen raadde daarom aan te investeren in informatieve burgerbetrokkenheid: door goede websites te ontwikkelen die betrokken landen, organisaties en gemaakte afspraken monitoren. Inspiratie kan worden opgedaan bij de website die de activiteiten van het Europees Parlement en de Council monitort en daarover toegankelijke informatie verschaft. Of bij de Duitse monitoringswebsite van politieke vertegenwoordigers die niet alleen informatie biedt over de activiteiten en stemmen van de politici, maar ook de mogelijkheid om vragen te stellen. 

Strategie III: Meer flexibele afspraken in internationale samenwerking

Flexibele overeenkomsten bevatten niet-dwingende afspraken, waarbij het betrokken partijen ook vrij staat zelf middelen te kiezen om de doelen te verwezenlijken.

Verschillende aanwezigen hadden de indruk dat er vaker sprake is van flexibelere internationale samenwerking. Voorbeelden waren het klimaatakkoord in Parijs en de Sustainable Development Goals. Het voordeel van flexibele overeenkomsten is dat landen of organisaties zich eerder hieraan verbinden. En misschien komen er zelfs ambitieuzere doelen op de agenda.

Het grote nadeel is de vrijblijvendheid. In hoeverre kun burgers en maatschappelijke organisaties hun betrokken overheden aanspreken wanneer doelen niet worden behaald?