Bij nieuwe technologische toepassingen is wetenschappelijke zekerheid over mogelijke risico’s voor mens, dier en planeet soms moeilijk of helemaal niet te krijgen. Of omdat er nog onvoldoende onderzoek naar is gedaan, of omdat de methoden en theoretische modellen om die risico’s te duiden, ontbreken. Het voorzorgsprincipe, dat beleidsmakers en wetgevers in staat stelt om burgers dan alsnog te beschermen, wordt binnen de Europese Unie vaak te laat ingezet. Een samenwerkingsverband dat hier vier jaar onderzoek naar deed, vindt dat dit veel proactiever kan.
In het kort
- Binnen de EU fungeert het voorzorgsprincipe nu vooral als vangnet voor risico’s.
- De grote maatschappelijke impact van moderne technologie maakt het onverantwoord om pas over risico’s en onzekerheden na te denken als producten al op de markt zijn verschenen.
- Dit artikel pleit voor een proactiever gebruik van het voorzorgsprincipe en laat zien hoe het als een kompas richting kan geven aan innovatieontwikkeling.
De kern van het voorzorgsprincipe is dat overheden moeten ingrijpen als ze gegronde reden tot zorg hebben over de veiligheid van nieuwe producten. Op basis van deze reasonable grounds for concern kunnen ze bijvoorbeeld een nieuwe stof in consumentenproducten of medicijnen voorlopig verbieden als ze na de introductie daarvan aanzienlijk meer ziektegevallen zien die hoogstwaarschijnlijk gerelateerd zijn aan de eigenschappen van de stof. Burgers moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun veiligheid, gezondheid en rechten voldoende gegarandeerd zijn.
Binnen de EU wordt het voorzorgsprincipe door beleidsmakers en wetgevers vaak ingezet als een laatste redmiddel, een soort vangnet. Als nieuw risico-onderzoek bij een bestaande technologie zorgt voor gegronde redenen tot zorg, kunnen overheden bijvoorbeeld die technologie verbieden of strengere regels maken voor het gebruik ervan.
Vangnet alleen is onvoldoende
Als vangnet is het gebruik van het voorzorgsprincipe in essentie reactief. Maar wie enkel reageert op meldingen van onveiligheid of milieueffecten na introductie van de technologie in de praktijk, is vaak te laat. Het bijsturen van de impact van een nieuwe technologie is moeilijk als die al lang en breed in de maatschappij is uitgerold. De toepassing is dan al ingebed in technische, economische en sociale structuren.
Een goed voorbeeld daarvan is plastic. Plastic is licht, goedkoper dan metaal, kan tot van alles worden gevormd, maar zorgt ook voor een enorm afvalprobleem. Het is lastig om het plasticgebruik uit te faseren, omdat zoveel productieketens ervan afhankelijk zijn geworden. Het was wellicht beter geweest als overheden hier eerder hadden opgetreden. Op basis van de onzekerheden die jaren geleden ook al bestonden, hadden ze bijvoorbeeld opkomende plastic-bedrijven kunnen stimuleren om meer onderzoek naar bio-afbreekbare plastics te doen.
Biotechnologie en geo-engineering
De urgentie groeit om vroegtijdig het ontwerp van nieuwe technologie bij te sturen, en niet pas achteraf de negatieve gevolgen van het gebruik ervan te beperken. De impact van de mens op de wereld via technologie groeit immers ook en zorgt voor nieuwe onzekere risico’s.
Met nanotechnologie kunnen kleine deeltjes worden gemaakt voor allerlei toepassingen, maar het is vaak onduidelijk welke effecten ze hebben wanneer ze onze cellen binnendringen. Biotechnologie maakt het mogelijk om de bouwstenen van het leven aan te passen (DNA), maar het is onzeker hoe aangepaste organismen interacteren met andere organismen. Ontwikkelingen in de informatiewetenschappen, neurowetenschappen en gedragswetenschappen maken ook mensen meer tot beheersbare objecten, wat gevolgen kan hebben voor hun autonomie en privacy. Zeker omdat digitale technologieën zoals kunstmatige intelligentie, onvoorspelbaar zijn. Geo-engineering belooft de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan, maar de consequenties ervan voor onze en volgende generaties zijn moeilijk te overzien.
Het kompas in de praktijk
Voorbeelden van hoe je voorzorg kunt toepassen als kompas, staan beschreven in het eindrapport van het RECIPES-project. Kort door de bocht zijn die terug te brengen tot twee uitgangspunten: meer om je heen kijken en meer vooruitkijken.
Meer om je heen kijken, betekent actiever nagaan wat technologische vindingen betekenen voor verschillende groepen in de samenleving. Vooruitkijken betekent actief nadenken over en anticiperen op de mogelijke impact van een technologie. Deze uitgangspunten worden niet vanzelf onderdeel van een innovatiesysteem. Overheden zoals de Europese Unie kunnen de aandacht hiervoor versterken door ze bijvoorbeeld als harde voorwaarden op te nemen bij de financiering van onderzoek.
Het meest eenvoudig kan dit door al vooraf het oplossen van maatschappelijke uitdagingen als primaire doel te stellen van onderzoeksprogramma’s, en die ook op basis daarvan te beoordelen. De kans dat de uitkomst van zo’n programma onvoorziene risico’s meebrengt, is kleiner als het doel ervan bij voorbaat al expliciet gericht is op het oplossen van maatschappelijke problemen. Deze aanpak is deels al terug te vinden bij de Europese Unie.
Een tweede manier is het maken van integrale, expliciete afwegingen van zowel de verwachte voordelen als nadelen van innovaties binnen verschillende onderzoeksprogramma’s. Daarbij moet ook oog zijn voor onzekerheden. In hoeverre is het bijvoorbeeld zinvol om veel geld te steken in nieuwe vormen van kernenergie wanneer zonne-energietechnologie steeds efficiënter lijkt te worden? Ook gezien de risico’s van kernenergie. Om hierop zicht te krijgen, zullen beleidsmakers in overleg moeten met deskundigen en gebruikmaken van scenario’s die duidelijk maken welke innovatiepaden wenselijk en haalbaar zijn, en welke niet.
De overheid kan dit stimuleren door bij de financiering van een onderzoeksprogramma te eisen dat stakeholders betrokken worden bij het in kaart brengen van mogelijke risico’s en ethische kwesties. Ook de latere gebruikers kunnen daarbij een rol spelen.
Ruimte voor kritiek
Een derde manier is het organiseren van meer ruimte voor kritiek binnen het innovatiesysteem. Onderzoekers hebben nu vaak geen belang bij openheid over de onzekerheden en onzekere risico’s binnen het eigen onderzoek. Het stimuleren van onder andere open science, open access, wetenschapsjournalistiek en risico-onderzoek kan ervoor zorgen dat er binnen het innovatiesysteem meer ruimte ontstaat voor het achterhalen van onzekere risico’s. Financiers kunnen aan een onderzoeksprogramma de voorwaarde stellen om ook kritisch tegenonderzoek te organiseren, zoals gebeurde bij NanoNext in Nederland.¹
Ten vierde is het belangrijk dat het innovatiesysteem ruimte biedt aan een diversiteit aan kennis. Onzekere risico’s kwamen in het verleden soms pas laat aan het licht, omdat ze niet pasten binnen de gangbare risico-modellen. Zo kwam er pas een verbod op drie soorten neonicotinoïden nadat wetenschappers en maatschappelijke organisaties de gebreken van eerdere risicobeoordelingsprocedures hadden aangetoond.² Het openstaan voor nieuwe inzichten uit bijvoorbeeld de ecologie en de risico-wetenschap, en het analyseren van de belangen van degenen die de risico-data aanleveren, zijn hierbij ook belangrijk.
Maatschappelijke organisaties en burgers
Tot slot is er een sterkere en flexibelere samenwerking nodig tussen maatschappelijke organisaties, beleidsmakers, burgers en het domein van onderzoek. De inbreng van al deze actoren is nodig om snel nieuwe onzekere risico’s op het spoor te komen, innovatieve alternatieven hiervoor te bedenken en te ondersteunen, en onnodige regelgeving te vermijden.
Het organiseren van ronde tafels over kernthema’s – zoals klimaatverandering – zou hierbij kunnen helpen, als daarbij al de bovenstaande perspectieven vertegenwoordigd worden. Voorbeelden in Nederland, zoals de commissie van wijzen voor kennis en innovatie, die het kabinet zo’n tien jaar geleden instelde en meer recentelijk de commissie van het Nationaal Groeifonds zijn een goed begin.³ ⁴ Wel is het belangrijk dat er in deze commissies niet alleen personen zitten met een optimistisch-economische visie op technologische innovatie, maar ook mensen die bredere maatschappelijke aspecten en onzekerheden naar voren brengen.
Als de Europese Commissie en andere overheden de rol van technologische innovatie bij het oplossen van maatschappelijke uitdagingen serieus willen nemen, zullen zij door middel van nieuwe wet- en regelgeving gerichte aanpassingen in de huidige innovatiesystemen moeten doen. Het meenemen van de onzekerheden rondom de voordelen en risico’s van nieuwe technologie, en kennis over juist de inherente beperkingen binnen wetenschap zijn cruciaal hiervoor. Dat gebeurt echter niet vanzelf. Het vraagt om een actievere coördinatie van overheden en gerichte aanpassingen binnen het innovatiesysteem waarbij de wijsheid van het voorzorgsprincipe kan fungeren als kompas.
Innovatienetwerken en planetaire grenzen
Het initiëren, importeren, wijzigen en verspreiden van nieuwe technologieën vindt plaats door de activiteiten en interacties binnen een netwerk van instellingen in de publieke en private sector. Veel van deze innovatiesystemen hebben in sterke mate bijgedragen aan het ontstaan van risico’s voor het voortbestaan van de mens en miljoenen diersoorten⁵.
Organisaties als de Verenigde Naties en het Europees Milieuagentschap gebruiken het raamwerk van de planetaire grenzen om aan te geven wat op lange termijn een veilige leefruimte is voor de mens.⁶ Er zijn negen van die planetaire grenzen waarvan er al zes worden overschreden.⁷ De draagkracht, veerkracht en de stabiliteit van wereldwijde ecosystemen zijn vanwege deze overschrijdingen afgenomen. En dat geldt ook voor de sociale, economische en politieke systemen die hiermee verknoopt zijn. Zo zorgen veranderingen in het klimaat voor de verspreiding van nieuwe ziektes en leidt toenemende droogte tot hongersnoden en politieke onrust.
De overschrijdingen van de planetaire grenzen zijn nauw verbonden met het ontwerp en gebruik van moderne technologie. In sommige gevallen vrij letterlijk, zoals bij de planetaire grens voor de tolerantie van de aarde voor nieuwe chemische stoffen (novel chemical entities).⁸ Deze stoffen zijn vaak niet bio-afbreekbaar en blijven daardoor lange tijd in het milieu bestaan. De overdaad aan dergelijke stoffen bedreigt daarmee het voortbestaan van cruciale ecosystemen. Denk bijvoorbeeld aan de rol van microplastics bij het afsterven van de koraalriffen.⁹ In andere gevallen is de rol van technologie indirecter, zoals bij de rol van de benzinemotor in klimaatverandering.
Als we deze dynamiek willen tegengaan, heeft dit voor technologieontwikkeling twee consequenties, die met elkaar samenhangen. De urgentie voor de ontwikkeling van maatschappelijk verantwoorde technologie groeit, zoals zonne-energie en waterstof. Daarnaast moeten de ontwikkeling en het gebruik van onverantwoorde technologie afnemen. De tolerantie voor die technologie is immers afgenomen door het overschrijden van de planetaire grenzen. Binnen een maatschappij die geteisterd wordt door rampen als overstromingen, een tekort aan cruciale grondstoffen en schoon drinkwater, is het immers veel moeilijker om voldoende energie, tijd, grondstoffen en geld bij elkaar te brengen om ook nog eens de schade van nieuwe onverantwoorde technologie op te ruimen.
Een proactieve voorzorgsbenadering is cruciaal om innovaties tot stand te brengen die oplossingen bieden voor de uitdagingen van onze planeet in plaats van haar te schaden. Voorzorg moet niet extern en achteraf worden toegepast, maar onderdeel zijn van het innovatieproces zelf. Het moet met andere woorden niet alleen fungeren als een vangnet, maar ook als een kompas.
Handleidingen voor de toepassing van het voorzorgsprincipe in de EU
Hoe kan het voorzorgsprincipe zodanig worden toegepast dat het innovatie niet hindert? Dat is grofweg gezegd de doelstelling van het RECIPES-project dat in 2019 van start ging. Het is een internationaal samenwerkingsverband van elf universiteiten en onderzoeksinstituten, waaronder het Rathenau Instituut. RECIPES is de afkorting van: reconciling science and innovation through the engagement of stakeholders. Het project werd gefinancierd vanuit het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020.
Op 11 mei 2022 presenteerde het RECIPES-consortium op een conferentie drie handleidingen die EU-beleidsmakers, EU-agentschappen en EU-beleidsondersteunende organisaties adviseren over hoe ze verantwoord kunnen omgaan met onzekere risico's bij de ontwikkeling en implementatie van technologie. Deze handleidingen zijn de uitkomst van een vierjarig proces van onderzoek en dialoog met verschillende stakeholders. Ze focussen op drie thema’s: de organisatie en productie van expertise bij de toepassing van het principe, de reikwijdte van de toepassing van het voorzorgsprincipe en de rol van participatie.
- Dit onderzoeksprogramma naar nieuwe nanotechnologie-toepassingen had als verplicht onderdeel een onderzoekslijn van risk assessment en technology assessment.
- Zie: neocnic-case, https://recipes-project.eu/sites/default/files/2021-03/D2_3_Neonics_Review.pdf
- https://wetten.overheid.nl/BWBR0025539/2011-02-12
- https://www.nationaalgroeifonds.nl/over-de-commissie/wie-zijn-de-leden
- Cowie, R.H., Bouchet, P. and Fontaine, B. (2022), The Sixth Mass Extinction: fact, fiction or speculation?. Biol Rev, 97: 640-663. https://doi.org/10.1111/brv.12816
- Rockström, J., Steffen, W., Noone, K. et al. A safe operating space for humanity. Nature 461, 472–475 (2009). https://doi.org/10.1038/461472a
- https://www.pik-potsdam.de/en/news/latest-news/planetary-boundaries-update-freshwater-boundary-exceeds-safe-limits
- Environ. Sci. Technol. 2022, 56, 3, 1510–1521, https://doi.org/10.1021/acs.est.1c04158
- Chapron, L., Peru, E., Engler, A. et al. Macro- and microplastics affect cold-water corals growth, feeding and behaviour. Sci Rep 8, 15299 (2018). https://doi.org/10.1038/s41598-018-33683-6