calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Stroom van data

Rapport
21 juli 2022
Energiedata benutten voor een maatschappelijk verantwoorde energietransitie

In de energietransitie geldt: geen stroom zonder data/Maria Fraaije

Image
In de energietransitie geldt: geen stroom zonder data
In de energietransitie geldt: geen stroom zonder data. Steeds meer bedrijven, energiegemeenschappen en burgers wekken elektriciteit op uit zon en wind. Het beheer van het stroomnet is ondertussen een complexe klus. Digitale innovaties bieden uitkomst om vraag en aanbod van elektriciteit in balans te houden, binnen de beschikbare netcapaciteit. Zelf leveren ze ook figuurlijk een stroom van data op.

Tegenover de kansen die data bieden voor de energietransitie, staan ook zorgen omtrent de zeggenschap van burgers over hun gegevens, de cyberveiligheid van de energievoorziening en de verdeling van lusten en lasten van een datagedreven energiemarkt. Hoe kunnen we er voor zorgen dat al die data worden gebruikt voor een maatschappelijk verantwoorde energietransitie? Die vraag staat centraal in dit rapport. Terwijl een nieuwe Energiewet in de maak is, concluderen we dat er nog werk aan de winkel is.

Met dit rapport biedt het Rathenau Instituut handvatten om in gesprek te gaan over het benutten van data voor een maatschappelijk verantwoorde energietransitie.

Downloads

Downloads

Samenvatting

De energietransitie geldt als een van de grootste opgaven van deze tijd. In het kader van het Klimaatakkoord wil het Nederlandse kabinet een transitie faciliteren naar een schone energievoorziening, die tegelijkertijd ook betaalbaar, betrouwbaar, veilig en ruimtelijk inpasbaar is. Nu al blijkt dat dit niet vanzelfsprekend is. Op verschillende plaatsen in het land dreigt het elektriciteitsnet overbelast te raken of gebeurt dat al, waardoor er wachtrijen ontstaan voor het aansluiten van zonneparken. Een hernieuwbaar energiesysteem is bovendien complexer om te beheren dan een fossiel systeem, omdat weersomstandigheden een grotere rol gaan spelen in het energieaanbod. En ook omdat veel meer partijen, waaronder burgers en gemeenschappen, zelf elektriciteit gaan opwekken en verhandelen. Een flexibeler energiesysteem is nodig om met die veranderingen om te gaan.

Energiedata voor een maatschappelijk verantwoorde transitie
De energiesector en overheden zien digitale technologie als een belangrijk middel om het energiesysteem efficiënter en flexibeler te maken en zodoende de energietransitie te faciliteren. Met name het benutten van energiedata wordt in dit verband gezien als beloftevol. Sensoren, slimme meters en andere ‘slimme’ apparaten, zoals omvormers van zonnepanelen, laadpalen en elektrische auto’s, genereren verschillende soorten gegevens over de vraag naar en het aanbod van stroom. Met behulp van data en algoritmen kunnen productie en opslag van elektriciteit en de vraag daarnaar beter op elkaar worden afgestemd, binnen de grenzen van het fysieke elektriciteitsnet. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) ziet data dan ook als een ‘noodzakelijke en kansrijke grondstof’ voor het energiesysteem (EZK 2021a).

Digitalisering van het energiesysteem kent echter ook risico’s. Slimme apparaten, zoals thermostaten, batterijen of elektrische auto’s, verzamelen continu gegevens over de productie van, vraag naar, opslag van of het verbruik van stroom – en daarmee over het gedrag van hun eigenaren. Dit roept vragen op over de privacy van gebruikers, maar ook de veiligheid van het energiesysteem. Die apparaten zijn namelijk kwetsbaar voor storingen en cyberdreigingen. Daarnaast roepen de activiteiten van grote technologiebedrijven in de energiesector de vraag op of zij er datamonopolies mee kunnen vergaren, en zo ja, of er dan nog wel sprake is van een gelijk en eerlijk speelveld. De risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van data, zijn op voorhand soms lastig in te schatten.

De laatste jaren groeit op Europees en nationaal niveau de overtuiging dat de energietransitie enkel kan slagen, als die op een maatschappelijk verantwoorde en rechtvaardige wijze vorm krijgt. Wat ‘maatschappelijk verantwoord’ of ‘rechtvaardig’ in dit verband precies betekent, is onderwerp van een collectief zoekproces. Daarbij zijn vragen aan de orde over inhoud (welke publieke waarden moeten leidend zijn, en hoe worden ze vertaald naar de praktijk?) en over het proces (verloopt de besluitvorming wel inclusief en democratisch?). Verschillende doelen en waarden kunnen daarbij ook met elkaar in conflict zijn. Zo kan het gebruik van digitale technologie en data bijdragen aan de betrouwbaarheid van het energiesysteem, maar tegelijkertijd zorgen voor meer maatschappelijke ongelijkheid.

Onderzoeksvragen en aanpak
Omdat digitale technologie en data in toenemende mate gebruikt worden om de energietransitie te realiseren, is het hoog tijd om de maatschappelijke vraagstukken die deze trend oproept, te adresseren. Met dit rapport wil het Rathenau Instituut bestuurders, politici en burgers de inzichten aanreiken om geïnformeerd in gesprek te gaan over de governance van energiedata: de afspraken, wetten en regels over het gebruik van energiedata ten behoeve van de transitie naar een duurzaam energiesysteem. Het gaat ons om de wijze waarop maatschappelijke kwesties rond het gebruik van data in de energievoorziening collectief bestuurd worden.

In dit rapport werken we toe naar een antwoord op de volgende hoofdvraag:

Hoe kunnen energiedata benut worden voor een maatschappelijk verantwoorde energietransitie?

Deze vraag valt uiteen in drie deelvragen:

  1. Welke regels, afspraken en wetten zijn momenteel van toepassing op energiedata? Met andere woorden: hoe functioneert de huidige governance van energiedata?
  2. In hoeverre draagt de huidige governance van energiedata bij aan een maatschappelijk verantwoorde energietransitie?
  3. Hoe kan de governance van energiedata geoptimaliseerd worden, zodat ze (nog) beter bijdraagt aan een maatschappelijk verantwoorde energietransitie?

Het rapport bestaat uit drie delen, die afzonderlijk van elkaar te lezen zijn.

Deel I bevat een overzicht van de ontwikkelingen in het energielandschap, de gevolgen daarvan voor het elektriciteitssysteem en de plaats voor digitale technologie in de transitie naar een duurzame energievoorziening.

Deel II beschrijft hoe er vanuit de overheid en de energiesector gedacht wordt over de governance van energiedata. We analyseren twee initiatieven om de omgang met energiedata herzien: het wetsvoorstel Energiewet (een initiatief vanuit de overheid) en MFFBAS, het afsprakenstelsel voor marktfacilitering (een publiek-private samenwerking).

In deel III onderzoeken we vier opkomende datagedreven energiepraktijken en welke maatschappelijke kwesties daarbij opkomen. Ook gaan we na in hoeverre de initiatieven uit deel II deze kwesties al dan niet helpen besturen. We verkennen een slimme energiegemeenschap (GridFlex Heeten) en een marktpartij die aggregatiediensten levert (Tesla’s Virtual PowerPlant). Daarnaast bekijken we twee initiatieven die de netbeheerders ontwikkelen voor het uitvoeren van hun (veranderende) systeemtaken: Equigy, voor balanshandhaving, en GOPACS, voor congestiemanagement.

Het onderzoek is gebaseerd op een combinatie van literatuurstudie en interviews met stakeholders en experts. Dit rapport richt zich op de elektriciteitssector. De term energiedata heeft zodoende betrekking op (alle) data die relevant zijn voor het functioneren van de elektriciteitsmarkt en het beheren van het elektriciteitssysteem, en ter ondersteuning van de energietransitie. Onze resultaten zijn echter ook relevant in het kader van het gebruik van energiedata voor systeemintegratie of voor het realiseren van de klimaatopgave binnen sectoren als de gebouwde omgeving, de industrie of de mobiliteit.

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, gebruiken we twee samenhangende analytische kaders, die we op basis van eerder werk voor dit rapport ontwikkeld hebben. Het eerste kader omvat zeven factoren voor maatschappelijk verantwoord digitaliseren (technologische, economische, organisatorische, juridische en ecologische haalbaarheid en sociaal-culturele en politiek-bestuurlijke wenselijkheid), die meebepalen of digitalisering (in welk domein van de samenleving ook) maatschappelijk verantwoord is (zie figuur 1).

Visuele weergave van de factoren van haalbaarheid en wenselijkheid
Figuur 1 Zeven factoren van maatschappelijk verantwoord digitaliseren/ Rathenau Instituut

Het tweede kader toont hoe datagovernance in de praktijk vorm krijgt – zowel inhoudelijk (welke afspraken worden er gemaakt?) als procesmatig (wie mag daarbij meepraten en -beslissen?) (zie figuur 2). De overheid speelt een rol in dit proces, maar ook andere partijen. Sturing van het gebruik van data gebeurt immers niet alleen via formele instrumenten, zoals wet- en regelgeving, maar ook middels overleg, visievorming en het maken van afspraken (formeel en informeel) tussen diverse stakeholders (publiek en privaat).

 

Visuele weergave van de twee dimensies van datagovernance
Figuur 2 Inhoud en proces: twee dimensies van datagovernance/Rathenau Instituut

In deel II laten we zien hoe de overheid en de energiesector de governance van energiedata op dit moment regelen en welke initiatieven ze nemen om deze governance in de komende tijd te herzien. De aandacht gaat vooral uit naar het gebruik van gegevens voor processen die middels sectorspecifieke wet- en regelgeving gereguleerd worden, omdat die processen essentieel zijn voor het functioneren van het energiesysteem. Het gaat bijvoorbeeld om processen als het plannen van het gebruik van de energienetten, het leveren van elektriciteit of het afrekenen van het energieverbruik van klanten. Veel van die processen doen een beroep op meet- en verbruiksgegevens uit de slimme meter.

Hoewel de meter in de praktijk al zijn nut bewijst, zijn nog niet alle doelen gerealiseerd die het kabinet en de sector met het gebruik van slimme-meterdata voor ogen hadden. Zo zijn de meters nog niet altijd betrouwbaar, is het voor nieuwe (innovatieve) energiemarktpartijen soms lastig om toegang te krijgen tot data en geldt er een aantal juridische beperkingen op het gebruik van gegevens die bepaalde taken binnen het energiesysteem bemoeilijken. Daarnaast hebben opeenvolgende wijzigingen in de afspraken over slimme-meterdata ervoor gezorgd dat ze onderling niet altijd consistent zijn. Daardoor is er soms onduidelijkheid over de afbakening van rollen en bevoegdheden bij de inzet van gegevens.

De bestaande governance moet dus worden herzien. Overheid en sector werken daartoe aan verschillende initiatieven, waaronder het wetsvoorstel Energiewet en MFFBAS, het afsprakenstelsel voor marktfacilitering. In het wetsvoorstel krijgen data een belangrijke plek toebedeeld. De nieuwe Energiewet heeft tot doel de energietransitie te stimuleren en zo bij te dragen aan een schone energievoorziening, die ook betaalbaar, betrouwbaar, veilig en ruimtelijk inpasbaar is. Het voorstel formuleert diverse doelen, zoals betere beschikbaarheid en ruimere toegankelijkheid van data. Daarnaast stelt het voorwaarden aan het gebruik van gegevens, bijvoorbeeld op het gebied van zelfbeschikking, kwaliteit en veiligheid. De vertaling van doelen en voorwaarden naar concrete sociaal-organisatorische en technische afspraken moet nog grotendeels plaatsvinden.

Met het afsprakenstelsel voor marktfacilitering (MFFBAS) willen partijen in de energiesector de uitwisseling en het beheer van energiedata praktisch organiseren. Dat doen ze binnen de kaders die het wetsvoorstel Energiewet en andere wetgeving daarvoor bieden. Het stelsel heeft tot doel om alle marktpartijen op gestandaardiseerde wijze toegang te geven tot data en hen in vertrouwen gegevens uit te laten wisselen die ze nodig hebben om hun activiteiten uit te voeren. Daartoe ontwikkelen de bij het stelsel betrokken partijen generieke processen voor datadeling. Daarnaast hebben ze ook aandacht voor de procesdimensie van datagovernance. De partijen streven ernaar marktdeelnemers op gelijkwaardige manier te betrekken bij de besluitvorming, zowel over de wijze waarop afspraken gemaakt worden als over de uitvoering ervan. Net als de Energiewet is het afsprakenstelsel werk in uitvoering; een deel van de afspraken wordt nog bepaald, en de uitvoering moet grotendeels nog gaan plaatsvinden.

Zowel de overheid als de energiesector zijn op zoek naar manieren om energiedata beter te (laten) benutten door alle actoren in de energiemarkt. Zij houden daarbij al rekening met uitdagingen op het gebied van beschikbaarheid, eerlijke toegang en een transparante uitwisseling van gegevens. In lijn met de Europese en nationale datastrategieën staan de belangen van eindafnemers in de concept-Energiewet en het afsprakenstelsel centraler dan eerder het geval was. Maar of deze governance-initiatieven in hun opzet slagen, zal grotendeels afhangen van de concretisering van doelen en voorwaarden en de uitvoering van normen en regels in de praktijk.

Opkomende energiedatapraktijken
In deel III bespreken we vier opkomende praktijken die illustreren hoe data ten behoeve van de energietransitie worden gebruikt. Slimme energiegemeenschappen gebruiken energiedata bijvoorbeeld om zo lokaal en efficiënt mogelijk, zelf opgewekte energie te verbruiken. Aggregatiediensten gebruiken data en algoritmen om afnemers te activeren. Zo dragen zij bij aan een flexibelere stroomvoorziening. Netbeheerders kunnen met behulp van energiedata hun administratie vereenvoudigen en het net efficiënter beheren. Ook maken ze gebruik van gegevens om andere bronnen van flexibiliteit aan te boren voor balanshandhaving en congestiemanagement.

Voor het goed functioneren van deze praktijken is er behoefte aan data uit de slimme meter, maar ook aan data uit allerlei slimme apparaten (zoals omvormers van zonnepanelen, warmtepompen of laadpalen) en overige energiedata (bijvoorbeeld data over de energiemarkt, of weersdata). Op het gebruik van die laatste twee types data zijn de governancekaders uit het wetsvoorstel en het afsprakenstelsel vooralsnog niet van toepassing. Wel gelden er algemene nationale en Europese wetten, zoals de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de mededingingswetgeving. Bovendien worden er op Europees niveau diverse governancekaders opgetuigd specifiek voor het energiedomein, die implicaties kunnen hebben voor alle categorieën energiedata. En tot slot maken bij de transitie betrokken actoren of organisaties ook zelf afspraken over het gebruik van gegevens binnen een datagedreven energiepraktijk. Wie daarbij betrokken is, verschilt echter van geval tot geval. 

Uitdagingen voor het benutten van data voor de energietransitie
Het beleid in Nederland en Europa stimuleert het gebruik van energiedata en de opkomst van datagedreven energiepraktijken. Ook particuliere en sectorale afspraken moeten hierbij helpen. Toch valt de effectiviteit van de governance nu nog niet definitief te beoordelen. Die is namelijk afhankelijk van de wijze waarop afspraken over energiedata worden bepaald en uitgevoerd – en voor een deel moet dit nog gebeuren. Uit onze analyse komen drie factoren naar voren die bepalend zullen zijn voor het slagen van de governance:

  1. Heldere en goed aansluitende doelen, voorwaarden en afspraken
  2. Voortdurende monitoring en bijsturing
  3. Relevante partijen betrekken in het proces

De governance van energiedata kan alleen bijdragen aan een maatschappelijk verantwoorde energietransitie, als de digitalisering van het energiesysteem, haalbaar en wenselijk is. In dit rapport identificeren we daarvoor uitdagingen die partijen die de governance opstellen, nog onvoldoende in het vizier hebben (zie figuur 3).

Een uitdaging van technologische aard is bijvoorbeeld dat apparaten en systemen zoals thuisbatterijen, warmtepompen en slimme energiemanagementsystemen, lang niet altijd interoperabel zijn. Dat maakt het lastig om data goed uit te wisselen – een voorwaarde om te komen tot ‘slimme’ energiepraktijken en voor afnemers om ‘actief’ te worden. Een economische barrière is dat veel van die praktijken nu nog niet rendabel zijn. Zo zijn de winstmarges op flexibiliteitsdiensten erg laag, waardoor schaalgrootte een belangrijke voorwaarde is voor de levensvatbaarheid van dergelijke diensten. Met name voor startende initiatieven is dit een probleem. Juridisch gezien hebben actoren te maken met diverse onzekerheden. Voor energiegemeenschappen is het nu lastig om in te schatten onder welke voorwaarden zij elektriciteit kunnen delen of leveren. In het belang van de organisatorische haalbaarheid van nieuwe energie-initiatieven hebben betrokken partijen behoefte aan allerlei kennis en expertise. Dat kan een barrière zijn voor nieuwe actoren, maar ook voor gevestigde partijen, die nu andere rollen krijgen. En tenslotte spelen er nog uitdagingen op het vlak van ecologische haalbaarheid, bijvoorbeeld als het gaat om de duurzaamheid van de gebruikte apparatuur.

Voor gebruikers van digitale diensten in het energiesysteem is het belangrijk dat er oog is voor wat ze zien als wenselijk, oftewel dat voor hen relevante publieke waarden worden gesignaleerd en meegenomen in het ontwerp van een dienst. De mate waarin dit plaatsvindt, heeft namelijk invloed op de bereidheid van mensen om deel te nemen. Maar het gebruik van data voor de energietransitie kan ook op grotere schaal publieke waarden onder druk zetten, zoals inclusiviteit en betaalbaarheid of de publieke zeggenschap over de energievoorziening. Politieke keuzes zijn nodig, zowel op nationaal als Europees niveau.

Overzicht van uitdagingen om energiedata te benutten voor de energietransitie
Figuur 3 Overzicht van uitdagingen om energiedata te benutten voor de energietransitie/ Rathenau Instituut

Aanbevelingen

In hoofdstuk 10 formuleren we tien aanbevelingen om energiedata beter te benutten voor een maatschappelijk verantwoorde energietransitie.

  • Ontwikkel de governance van energiedata vanuit het perspectief van een maatschappelijk verantwoorde energietransitie. Het is van belang dat partijen verhelderen op welke wijze het gebruik van energiedata bijdraagt aan de door het kabinet gestelde doelen op het gebied van de energietransitie, binnen de grenzen van relevante publieke waarden. Data zijn immers een middel, en geen doel op zich.

    Gewenste actie: De overheid en partijen in de energiesector dienen te expliciteren hoe de afspraken die ze maken over het gebruik van data, bijdragen aan een maatschappelijk verantwoorde energietransitie.
     
  •  Zorg voor flexibiliteit en voortdurende monitoring van de datagovernance. De energietransitie gaat gepaard met veel technische, economische en juridische onzekerheden. Regels en afspraken over het gebruik van data bieden grip, maar dienen ook adaptief te zijn.  

    Gewenste actie: De overheid en partijen in de energiesector dienen heldere afspraken te maken over hoe ze de governance van energiedata gaan monitoren. Ook dienen ze voldoende flexibiliteit in te bouwen om de governance zo nodig te kunnen bijsturen. 
     
  • Anticipeer op uitdagingen voor het gebruik van data uit slimme apparaten en overige energiedata. Voor een betrouwbare energievoorziening is het van belang dat ook het gebruik van data uit slimme apparaten (een thuisbatterij, elektrische auto of warmtepomp) of overige energiedata (weersdata of data van de energiemarkt), goed geregeld wordt. Daarvoor bestaan nu nog diverse uitdagingen, zoals op het gebied van de veiligheid, de beschikbaarheid en de kwaliteit van data. 

    Gewenste actie: Het kabinet dient, in overleg met partijen in de energiesector en andere stakeholders, een bredere visie op energiedata te ontwikkelen dan waar de Energiewet nu van uitgaat. Anticiperen op uitdagingen voor het gebruik van data uit slimme apparaten en overige energiedata is daarbij van groot belang. Dit vraagt van departementen om over de grenzen van hun beleidsterreinen heen samen te werken.
     
  • Zorg voor (open) standaarden en protocollen voor interoperabiliteit van slimme apparaten en systemen. Apparaten en systemen zijn nog niet altijd aanstuurbaar en kunnen daardoor niet gebruikt worden voor het leveren van flexibiliteitsdiensten. Er bestaat nog onduidelijkheid over wie het initiatief zou moeten nemen tot het maken van afspraken op het gebied van interoperabiliteit.

    Gewenste actie: Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat dient in Europees verband de ontwikkeling van (open) standaarden en protocollen voor interoperabiliteit van slimme energie-apparaten en systemen te stimuleren.
     
  • Versterk de cyberweerbaarheid van overheden, bedrijven en burgers op het gebied van de stroomvoorziening. Een meer datagedreven stroomvoorziening is kwetsbaar voor (kwaadwillige) storingen. Hoewel er verschillende initiatieven genomen worden om hierop te anticiperen, dient er in de tussentijd ook gewerkt te worden aan het versterken van (het bewustzijn over) cyberweerbaarheid.

    Gewenste actie: In afwachting van product- en diensteisen op het vlak van de cybersecurity van Internet-of-Things-apparaten dient de overheid bij het toekennen van subsidies, eisen te stellen aan de veiligheid van slimme energieapparaten en -systemen. Daarnaast moet ze burgers en bedrijven helpen om cyberweerbaar te worden, door laagdrempelige informatie aan te bieden over digitale kwetsbaarheden binnen de energievoorziening. 
     
  • Zorg bij publieke investeringen voor een transparante beoordeling van de levensduur van digitale technologie. Omdat ICT-ontwikkelingen snel gaan, kunnen ICT-apparaten en infrastructuur op korte termijn verouderen. Als daarmee bij de keuze van apparaten en systemen onvoldoende rekening wordt gehouden kan dit de betrouwbaarheid en betaalbaarheid van de energievoorziening schaden.

    Gewenste actie: Systeembeheerders dienen bij de keuze voor digitale technologieën vooraf te rapporteren over hun verwachte levensduur.
     
  • Bevorder de marktdeelname van nieuwe dienstenaanbieders, actieve afnemers en slimme energiegemeenschappen. Dergelijke (nieuwe) marktdeelnemers ondervinden nu nog diverse obstakels bij het betreden van de markt; naast juridische, ook tal van technische, organisatorische en economische belemmeringen. Het wetsvoorstel Energiewet zal slechts een deel van deze belemmeringen kunnen wegnemen, aanvullend beleid is nodig.

    Gewenste actie: De overheid dient te onderzoeken welke belemmeringen er op dit moment zijn voor nieuwe dienstenaanbieders, actieve afnemers en slimme energiegemeenschappen bij het betreden van de energiemarkt. Als de nieuwe Energiewet deze belemmeringen niet wegneemt, moet aanvullend beleid worden ontwikkeld om ze op te lossen. De overheid zal in het bijzonder meer regie moeten gaan voeren op de flexibiliteitsmarkt, zodat dienstenaanbieders weten binnen welke kaders die zich gaat ontwikkelen.
     
  • Waarborg een eerlijke digitale energietransitie. Actief worden op de energiemarkt, bijvoorbeeld, door het leveren van flexibiliteitsdiensten met behulp van een elektrische auto, vraagt naast financiële middelen, ook kennis van het energiesysteem en de energiemarkt. Niet iedereen beschikt daarover in dezelfde mate. De energietransitie kan zo kansenongelijkheid in de hand werken.

    Gewenste actie: Het kabinet dient beleid te ontwikkelen om kansenongelijkheid als gevolg van de energietransitie te voorkomen, en de lusten en lasten van een digitaliserend energiesysteem, eerlijk te verdelen.
     
  • Maak ‘duurzaam’ tot een leidend principe voor de inrichting van de digitale infrastructuur. De keuze voor het gebruik van specifieke apparatuur, software en algoritmen voor het verslimmen van het elektriciteitssysteem, kan nadelige gevolgen hebben voor mens en milieu. Het duurzaamheidsprincipe speelt echter nog geen rol van betekenis voor de digitale infrastructuur die nodig is.

    Gewenste actie: Het kabinet dient ‘duurzaamheid’ als uitgangspunt te nemen in alle onderdelen van zijn digitaliseringsbeleid. Ook dient het, bij voorkeur in Europees verband, aanvullende eisen te formuleren voor een duurzame, digitale infrastructuur.
     
  • Investeer in kennisontwikkeling en scholing. De digitalisering van het energiesysteem vraagt van alle betrokken partijen nieuwe kennis en expertise. Op de huidige arbeidsmarkt is het aanbod aan specialistisch personeel dat kan opereren op het snijvlak van energie en data – en daarbij rekening houden met de maatschappelijke impact van beide – schaars.

    Gewenste actie: De overheid en de energiesector dienen te investeren in kennisontwikkeling en (werving voor) opleidingen die aansluiten op de personeelsvraag van de energietransitie.