calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Balans van de wetenschap (2) 'Maatschappelijke rol moet beter gewaardeerd worden'

Artikel
27 maart 2021
Wetenschap in cijfers universiteit Publieke kennisinfrastructuur

Bestuurder, wetenschapper en adviseur Sjoukje Heimovaara

Image
Sjoukje Heimovaara, lid van de AWTI en directeur aan Wageningen University and Research

Hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat, laten we elke twee jaar zien in de Balans van de wetenschap. Hierin geven we inzicht in de mate waarin de wetenschap de drie ambities van de regering waarmaakt. De balans slaat uit naar de goede kant, maar er zijn aandachtspunten. De komende tijd laten we mensen aan het woord die dagelijks de Nederlandse wetenschap vormgeven. Hoe zien zij de ontwikkelingen? Aflevering 2: bestuurder, wetenschapper en adviseur Sjoukje Heimovaara. Zij wil dat de maatschappelijke rol van universiteiten meer gewaardeerd wordt, en pleit voor minder eenheidsworst. ‘Laten we als minilandje het landschap nu eens volwassen inrichten, helder maken wie waar goed in is.’

In het kort:

  • Het Nederlandse wetenschapsbeleid heeft drie ambities: wetenschap van wereldformaat, ruimte voor talent en bijdragen aan de samenleving.
  • Voor hoe universiteiten aan het welzijn van de samenleving bijdragen, zijn weinig indicatoren.
  • De waardering voor kennis en expertise binnen het overheidssysteem is laag.

Sjoukje Heimovaara kent zowel het bedrijfsleven als de universiteit van binnen en buiten. Ruim een  jaar geleden maakte ze de overstap van veredelingsbedrijf Royal Van Zanten, waar ze de laatste jaren CEO was, naar Wageningen University & Research (WUR), waar ze de Agrotechnology & Food Sciences Group leidt. Ook is ze vicevoorzitter van de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI). Met haar zitten we online om tafel om de bevindingen van de Balans van de wetenschap tegen het licht te houden en haar ideeën  – op persoonlijke titel - te horen over het gedroomde wetenschapsbeleid van een nieuw kabinet.

Derde geldstroom

Een van de markante feiten uit de Balans is dat Nederlandse hogeronderwijsinstellingen een veel hoger percentage van hun inkomsten dan het EU-gemiddelde verkrijgen uit de derde geldstroom. Je zou misschien verwachten dat wie onlangs het bedrijfsleven verliet dat een goede zaak vindt, maar Heimovaara heeft gemengde gevoelens. 

‘Het heeft een mooie kant, namelijk dat de interactie veel beter is, er veel meer kennis wordt benut en er veel meer onderzoek is naar thema’s die het bedrijfsleven belangrijk vindt. De schaduwkant is dat het nu zo ver is doorgevoerd dat je je kan afvragen of er niet te weinig aandacht is voor thema’s die niet van direct belang zijn voor het bedrijfsleven of die niet acuut een vraag zijn vanuit de maatschappij. Het is lastig voor onderzoekers zich met niet-hippe vragen bezig te houden. Het onderzoek wordt nu wel heel erg gestuurd door de vraag vanuit bedrijfsleven en overheid.’

Wat valt daar aan te doen?

‘We moeten een stuk cofinanciering houden, maar het percentage van het geheel heroverwegen. Er is een boel gedoe rond de vraag: hoe onafhankelijk blijft de wetenschap met al deze cofinancieringseisen? Ik denk zelf dat de wetenschap best in staat is onafhankelijk te blijven. Maar wat sowieso een ongewenste bijwerking is, is dat op een gegeven moment bij voorkeur wordt onderzocht wat een positieve uitkomst kan hebben voor het bedrijfsleven. Als er iets is wat misschien niet in het belang is van bedrijfsleven of overheid vind je er geen financiering voor. Over dat bijeffect van de vraagsturing maak ik me wel zorgen. Als wij nu tegen de overheid zeggen: “wij denken dat er nadelen zijn van jullie beleid, mogen we dat onderzoeken?”, dan denk ik dat het niet makkelijk is daar geld voor te krijgen.’

U zei enkele jaren geleden: universiteiten en hogescholen worden te weinig aangesproken op hun maatschappelijke opdracht. Wat is die opdracht in uw ogen?

‘Die is drieledig: onderwijs, onderzoek en het borgen en verspreiden van kennis. Als je kijkt naar hoe individuele onderzoekers worden afgerekend, zie je dat dit bijna altijd is op zaken als h-index en aantallen patenten. Misschien tegenwoordig ook op hoeveel ze met het bedrijfsleven samenwerken. Dat is dan de vertaling van valorisatie. Maar voor hoe wij bijdragen aan het welvaren en welzijn van de samenleving zijn weinig indicatoren. Juist die bijdrage is een grote taak van de universiteit die we heel serieus zouden moeten nemen. Ik zeg tegen hoogleraren: “jij zit op een gebied waarover veel discussie is, waarom zit jij niet bij Op1?” Dan antwoorden ze: “joh, waar moet ik de tijd vandaan halen? Ik moet projecten binnenhalen, ik moet publiceren. Het is ook vervelend, ik word daarna uitgescholden op de sociale media, ik heb wel wat beters te doen.” Die reactie snap ik.’

Moeten universiteiten hun prioriteiten en hun evaluatiesysteem zelf veranderen of kan de overheid hierin een rol van betekenis spelen?

‘Het helpt natuurlijk altijd heel erg als de overheid daarop wijst en vooral ook als er een budget voor is, zodat hoogleraren even een subsidieaanvraag minder kunnen indienen.’ 

Overheid gebruikt kennis gebrekkig

Het verspreiden van kennis naar de samenleving ziet Heimovaara als een essentiële opdracht. En de overheid heeft daar een voorbeeldfunctie in. Maar die maakt zelf gebrekkig gebruik van kennis, betoogde de AWTI onlangs. ‘Ik zie dat bij veel ambtenaren en nu ook bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’,  zegt Heimovaara. ‘LNV staat niet altijd te springen de kennis van de WUR te benutten. Het heeft zijn beleid en strategie en als wij daar vragen bij stellen, vinden ze dat niet perse fijn.’

Heimovaara schrikt een beetje van haar eigen woorden. ‘Formuleer dat alsjeblieft genuanceerd. Kijk, daar zie je het al, we zijn afhankelijk van het ministerie voor financiering. Dat blijft een gevoelige relatie.’

‘Ons rapport gaat er met name over dat de waardering voor expertise en kennis binnen het overheidssysteem heel laag is. Je moet vooral proceskennis hebben, goed zijn in politieke processen. Er is een gigantische poule van adviseurs die binnen de overheid alsmaar worden ingehuurd. Als je zelf geen enkele kennis van de materie hebt, kan een adviseur je van alles wijs maken. Dat is supergevaarlijk. Corona heeft ons er weer op gewezen dat we soms wel feiten en kennis nodig hebben. Stikstof en ICT ook. Bij het opdoemen van al die grote problemen schrikt men wel van het feit dat men al die tijd blijkbaar geen kennis van zaken heeft opgebouwd of behouden.’

'We hebben mensen zoals Diederik Gommers nodig die het talent hebben om met geduld en zachte hand uit te leggen wat kennis is, wat je wel en niet weet, en wat de betekenis is van onzekerheid'

Het vertrouwen in de wetenschap ligt in Nederland, zo laat de ‘Balans van de wetenschap’ zien, net wat onder het Europese gemiddelde. Is er een relatie met de onderwaardering voor kennis bij de overheid?

‘Het is een kwestie van cultuur en tijdsgeest. Als wetenschappers moeten we heel hard werken om te laten zien wat we kunnen bijdragen. We moeten de dialoog met de samenleving durven aan te gaan. Maar dat is op dit moment erg lastig. Als een hoogleraar voedingswetenschappen in een maatschappelijke discussie over voeding uitlegt wat wel en niet bekend is, komt die tegenover iemand te zitten die zegt: “wat weet jij daar nou van?” Dat is de sfeer in de maatschappij, er is een boel werk te verrichten. We hebben mensen zoals Diederik Gommers nodig die het talent hebben daar met geduld en zachte hand op te reageren en uit te leggen wat kennis is, wat je wel en niet weet en wat de betekenis van onzekerheid is. Die derde rol van universiteit zou beter gewaardeerd en beloond moeten worden. Dat is heel belangrijk, net als de voorbeeldfunctie van de overheid. Laat ze erkennen dat ze kennis hard nodig heeft en er goed gebruik van maken.’ 

U zei twee jaar geleden dat universiteiten en hogescholen zich sterker onderscheidend moeten profileren, dat er te veel eenheidsworst is. Is daar al iets in veranderd?

‘Nee. Dat is ook logisch. Zolang universiteiten betaald worden op basis van het aantal afgestudeerde studenten, is het voor hen van levensbelang dat ze hun studentenaantallen op zijn minst op peil houden. Dan gaan ze allemaal de hippe trends volgen. Iedereen adverteert met AI nu, nogal wiedes. Op een gegeven moment is Twente ook een bachelor psychologie gaan aanbieden, natuurlijk is psychologie en technologie interessant, maar laten we nou niet overal hetzelfde gaan doen. Het inhoudelijk onderzoeksprofiel van de universiteiten is de laatste jaren alleen maar breder geworden, dat concludeerde de reviewcommissie-Van Vught ook al in 2017. Laten we als minilandje het landschap nu eens volwassen inrichten, eens helder maken wie waar goed in is en dan goed samenwerken. Elke instelling zou moeten aangeven wat haar profiel is. Hoe excellent of toegepast, hoe regionaal of juist internationaal ze wil zijn. De overheid zou instellingen moeten afrekenen op waar ze zeggen voor te staan. En de regie nemen om te zorgen dat de juiste mix ontstaat.’

Een andere ambitie van het Nederlandse wetenschapsbeleid is dat ons land een kweekvijver en haven voor talent is. Lukt dat?

‘Ja, dat denk ik wel, al zag ik in de Balans dat het minder wordt. Ik weet dat er een boel zorgen zijn over de aantrekkelijk van Nederland voor talent. Daar speelt de beloning van wetenschappers een rol in. In een internationale context belonen wij niet erg hoog. Belangijker nog is de financiering die heel veel in competitie is. Je moet bijna een business developer zijn om geld binnen te halen. Op de terreinen waar je erg goed en geprofileerd in bent, kan je als instelling wel weer makkelijker mensen krijgen. Als Eindhoven mensen zoekt in de hightechsystemen en materialen, of Delft in civiele techniek of quantumtechnologie, of Wageningen in agrofood, dan gaat het goed omdat wordt erkend: this is the place to be. Hoe beter we profileren en belonen, hoe meer we een kweekvijver van talent zijn.’

Kennisbasis en mondiale impact

De derde grote ambitie van het wetenschapsbeleid is: wetenschap met mondiale impact. Een van de indicatoren is de investeringen in R&D. Die blijven in Nederland achter bij het gemiddelde van de OECD-landen en bij de eigen ambitie van 2,5%. Is dat een groot probleem?

‘Het is een groot probleem als we onze kennisbasis niet op orde hebben. Bij de investeringen in R&D is het altijd de vraag: is het een gevolg of een oorzaak? Kennisintensieve bedrijfssegmenten zoeken als plek waar ze gaan investeren een locatie waar een goede kennisbasis is.  Je ziet rond Eindhoven heel R&D-intensieve bedrijven omdat daar een heel ecosysteem van kennis en kennisafnemers is. Dat zie je in Wageningen rondom agrofood, in Leiden rond farma. Als je die kennisintensieve bedrijven wilt binnenhalen en zorgen dat ze investeren in R&D, dan is de beste route de kennisbasis in de gebieden waar ze sterk in zijn goed op orde te houden. Daarin schiet de overheid behoorlijk tekort.’

Wat zijn dan die gebieden waarin we kansrijk zijn?

‘Het varieert natuurlijk. Farma was het niet, maar is nu wel weer aan het opkomen. Maar voor bijvoorbeeld water, of agrofood, is het al jaren heel goed. Je kan het niet helemaal voorspellen. Maar wat Nederland voortdurend doet, is zeggen dat we moeten focussen, een paar gebieden kiezen, daar in investeren, maar vervolgens constateren dat er witte vlekken zijn en daar dan weer in investeren. Als we blijven spreiden over de hoogvlakte, kunnen we het verschil niet maken.’

Schiet de overheid vooral tekort door het gebrek aan focus of ook door de omvang van de investeringen?

‘Allebei. Als we 3% gaan uitgeven aan R&D is het nog steeds ten opzichte van andere landen een relatief klein bedrag, omdat we een niet zo groot land zijn.. Dat maakt het extra belangrijk om te kiezen. En aan de andere kant hebben we geld nodig dat niet gelabeld is. Die balans is precair. Als oud-R&D-manager van een bedrijf weet ik: je hebt doelen en daar investeer je in. Je wilt dan en dan deze onderzoeksresultaten bereiken. Maar je zorgt dat er ook altijd een pot is voor dingen die je niet hebt bedacht, want je weet dat je het allerbelangrijkste van tevoren niet kunt bedenken.’

Regierol overheid

In een klein land bestaat wellicht ook een noodzaak om regionaal en internationaal samen te werken. Doet Nederland dat goed?

‘Nederland werkt internationaal goed samen. De afgelopen jaren is er ook sterk geregionaliseerd. Vanuit de regering is veel verantwoordelijkheid overgeheveld naar de provincies en gemeenten. Er is ook veel meer innovatiegeld terechtgekomen bij provincies. Veel provincies hebben daarnaast hun aandelen in energiemaatschappijen verkocht en een deel daarvan ingezet voor innovatie. Dat is op zich goed. Maar je ziet dat de kennis bij de provincies en gemeenten niet altijd voldoende is om te weten wat er in de rest van het land speelt, waardoor er best veel dubbelingen en onhandige investeringen dreigen te ontstaan. Ook hier is mijn boodschap: overheid, pak de regie. De afgelopen kabinetten hebben de regie wel heel erg van zich afgeworpen.’

Wat zijn uw drie belangrijkste adviezen voor het komende kabinet?

‘Allereerst: investeer meer in wetenschap. De norm van 3% van het BNP voor R&D moeten we gewoon halen.
Mijn tweede is: voer meer regie in het Nederlandse veld van kennisinstellingen. Zorg voor profilering, vraag aan de instellingen daarin te kiezen en helder te zijn. Begin met het afstappen van het belonen op basis van aantallen studenten en ga naar een beloning op impact.
Nummer drie: zorg voor meer vrij inzetbaar geld. De cofinanciering moet een kleinere rol krijgen.'

Balans van de wetenschap (deel 2)

Als onafhankelijke kennisinstelling heeft het Rathenau Instituut de opdracht om kwantitatief en kwalitatief in beeld te brengen hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat, en indicatoren te ontwikkelen om langjarige trends op het spoor te komen en te vergelijken met het buitenland. De resultaten hiervan publiceren we via zo’n 100 factsheets en datapublicaties op rathenau.nl en in de Balans van de wetenschap, die elke twee jaar een overzicht geeft van hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat. Als aanvulling op de balans die afgelopen zomer verscheen, spreken we in deze serie met mensen die vanuit verschillende posities de wetenschap van binnenuit kennen.