calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Bèta- en techniekwetenschap in beweging

factsheet
02 oktober 2023

Foto door thisisengineering/Unsplash.

Image
Een team is bezig aan de ontwikkeling van een auto
Wetenschappelijke disciplines zijn te clusteren in drie domeinen: Alfa en gamma, Bèta en techniek en Medisch. In deze factsheet kijken we specifiek naar Bèta en techniek. We vergelijken dit domein met de andere domeinen en met het buitenland. Nederland scoort op veel indicatoren voor Bèta en techniek relatief laag, maar er is de afgelopen jaren op een aantal punten een verandering te zien.

In het kort

  • Toegenomen aandacht en investeringen voor Bèta en techniek lijken vruchten af te werpen.
  • Nederland staat internationaal onderaan met het aantal Bèta-en techniekpromoties. Maar het aantal promovendi steeg de afgelopen jaren, net als het aantal masters.
  • Het Nederlandse aandeel in publicaties daalt relatief door de snelle opkomst van China. Wel staat Nederland nog steeds in de top-5 van landen met het hoogste aantal citaties in Bèta- en techniekpublicaties.

Investeringsimpulsen
De afgelopen jaren gebeurde er veel in het domein Bèta en techniek. In 2013 tekenden diverse organisaties het Techniekpact, met als doel de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt in de technieksector te verbeteren en het tekort aan technisch personeel terug te dringen. De studentenaantallen stegen de afgelopen jaren sterk. En er is extra geïnvesteerd in Bèta en techniek. Vanaf 2011 is er 20 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld middels het Sectorplan natuur- en scheikunde, en vanaf 2019 52-60 miljoen euro per jaar middels het sectorplan Bèta en techniek. Daarnaast zijn er middelen richting Bèta en techniek geschoven volgend op het advies van de commissie Van Rijn. Deze verschuiving loopt op van 27 miljoen euro in 2019, naar ruim 100 miljoen euro in 2019 en 2020, tot jaarlijks 250 miljoen euro vanaf 2022. Ook een deel van de extra investeringen beschreven in de Beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap van juni 2022, zullen naar Bèta en techniek gaan.

Monitoring Bèta-en techniekdomein
In deze factsheet typeren we het Bèta- en techniekdomein op basis van beschikbare data. We vergelijken de ontwikkelingen in Bèta en techniek met de andere domeinen (Alfa en gamma en Medisch) en met een aantal referentielanden. Daarbij merken we op dat een relatief laag aandeel Bèta en techniek niet negatief hoeft te zijn: hier tegenover staat namelijk een relatief hoger aandeel van de andere domeinen. Ieder land heeft zijn eigen focusgebieden en kan daarin zijn eigen keuzes maken. Zoals aangegeven gebeurt er momenteel veel op het gebied van Bèta en techniek en deze factsheet geeft een basis voor het monitoren van de ontwikkelingen en mogelijke veranderingen, op basis van verschillende indicatoren.

De gebruikte bronnen in deze factsheet volgen niet allemaal dezelfde classificering voor Bèta en techniek. Gegevens uit verschillende bronnen zijn daarom meestal niet goed vergelijkbaar. Voor de geïnteresseerde lezer geven we onderaan deze factsheet meer informatie over de verschillen in classificering (zie: Over de data).

Investeringen in Bèta en techniek lijken vruchtbaar

Hoger onderwijs besteedt relatief weinig middelen aan Bèta en techniek

In totaal werd er in Nederland in 2019 € 17,8 miljard uitgegeven aan wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling (R&D). Het merendeel daarvan, € 13,0 miljard (73%), ging naar Bèta- en techniekonderzoek. Bedrijven voerden het merendeel van dat onderzoek uit, en besteedden daaraan € 10,2 miljard. Het hoger onderwijs besteedde in 2019 € 2,0 miljard aan Bèta- en techniekonderzoek. Researchinstellingen - onderzoeksinstellingen buiten het hoger onderwijs waarbij het merendeel van de financiering van de overheid afkomstig is - besteedden het overige deel (€ 749 miljoen). Om deze cijfers in internationale context te plaatsen, hebben we Nederland vergeleken met een aantal referentielanden.

Nederlandse hoger onderwijsinstellingen besteedden in 2021 40% van hun totale onderzoeksmiddelen (afkomstig van publieke en private partijen, uit het buitenland of vanuit private non-profitorganisaties) aan Bèta en techniek. Dat is laag in vergelijking met de referentielanden. Alleen Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk hebben een kleiner aandeel, zie onderstaande grafiek. Nederlandse hoger onderwijsinstellingen doen relatief veel aan de medische wetenschappen: 31%. Dit is het hoogste percentage op Japan, Denemarken en Noorwegen na. Het lage aandeel Bèta en techniek in Nederland komt vooral door het lage aandeel R&D-uitgaven aan Natuur (op de 8e plaats van de 17 referentielanden) en deels ook door de beperkte uitgaven aan Techniek (Nederland staat op de 11e plaats van de 17 landen). De uitgaven aan Landbouw zijn relatief hoger; daar staat Nederland 6e. Hoe de verschillen tussen de domeinen precies ontstaan, is niet te zeggen, omdat verschillende mechanismen van invloed zijn op de verdeling van onderzoeksmiddelen. Uit een enquête weten we wel dat Nederlandse burgers bij de verdeling van onderzoeksmiddelen gemiddeld genomen het meeste geld aan medisch onderzoek zouden geven: zo’n 50% aan medische onderwerpen. De overige middelen worden hierin ongeveer gelijk verdeeld over Bèta en techniek en Alfa en gamma.

Researchinstellingen en bedrijven
Researchinstellingen in Nederland besteden gemiddeld 70% van hun onderzoekmiddelen aan Bèta en techniek. Dit is redelijk gemiddeld ten opzichte van de referentielanden waar gegevens over zijn; zie onderstaande grafiek (tweede tabblad). Nederlandse bedrijven besteden gemiddeld 88% van hun onderzoekmiddelen aan Bèta en techniek. Vanuit bedrijven zijn helaas weinig gegevens van andere landen bekend. Wel is te zien dat Nederlandse bedrijven relatief minder uitgeven aan Bèta en techniek in vergelijking met Zuid-Korea, maar meer dan Portugal, Griekenland en Denemarken.

Universitair personeel Bèta en techniek stijgt

De afgelopen jaren is het universitair wetenschappelijk personeel bij het domein Bèta en techniek sterk gestegen. In onderstaande figuur is die ontwikkeling te zien. Er is een redelijk gelijkmatige stijging in de jaren 2005-2018: ieder jaar kwam er tussen de 0% en 3% wetenschappelijk personeel bij. Vanaf 2019 zien we een sterkere stijging. Het wetenschappelijk personeel stijgt dan met 6% ten opzichte van 2018 en in 2020 en 2021 met respectievelijk 9% en 7% ten opzichte van 2019 en 2020. De stijging vanaf 2019 is te zien in alle drie de onderliggende gebieden (Natuur, Techniek en Landbouw). Waarschijnlijk komt de stijging deels door de eerder genoemde extra middelen. We zien vooral het aantal UD’s, docenten en promovendi hard stijgen (met respectievelijk 13%, 17% en 11% in 2020).

De personeelsgroei bij de universiteiten is deels naar aanleiding van de stijging in studentenaantallen bij Bèta en techniek. Het aantal Bèta- en techniekstudenten steeg tussen 2013 en 2020 redelijk gelijkmatig en in totaal met 50%. Het wetenschappelijk personeel steeg in diezelfde periode met 30%, waarbij het zwaartepunt van de stijging in de meest recente jaren ligt tot en met 2021. In 2022 stijgt het wetenschappelijk personeel minder snel, namelijk met 3%.

Vergelijking Alfa en gamma
Als we de ontwikkeling vergelijken met die van Alfa en gamma (Economie, Recht, Gedrag en Maatschappij en Taal en Cultuur) dan zien we dat het totaal aan wetenschappelijk personeel in beide domeinen over de hele periode (2005-2022) met een vergelijkbaar percentage gestegen is (Alfa en gamma steeg met 62%; Bèta en techniek met 64%). Alfa en gamma heeft echter geen sterke stijging in de meest recente jaren, zoals bij Bèta en techniek het geval is, maar stijgt over de hele periode geleidelijk. Als we kijken naar de stijging van studentenaantallen, dan zien we dat die bij Bèta en techniek tussen 2013 en 2020 harder gestegen zijn (50%) dan bij Alfa en gamma (24%). Bij alle onderliggende gebieden (Natuur, Techniek en Landbouw) stegen de studentenaantallen harder dan bij de Alfa- en gamma gebieden.

Laagste aandeel Bèta- en techniekpromoties

Nederland laagste aandeel Bèta- en techniekpromoties

In 2021 was 37% van de promoties in Nederland op het gebied van Bèta en techniek. Nederland staat hiermee ten opzichte van de referentielanden onderaan. Nederland heeft met 38% wel een relatief hoog aandeel promoties in het domein Medisch. Voor Alfa en gamma komt het aandeel op 24%. In de periode 2017-2019 stijgt het aandeel Beta en techniekpromoties van 36% naar 40%. Na 2019 is het aandeel gezakt naar 39% in 2020 en 37% in 2021.

Als we Nederland vergelijken met het EU25- en OESO-gemiddelde, dan zien we in Nederland in 2021 relatief weinig promoties in de natuurwetenschappen en informatica (NL 19%, EU25 24%, OESO 26%) en ook relatief weinig in de technische wetenschappen (NL 12%, EU25 18%, OESO 17%) en relatief veel promoties in de landbouwwetenschappen (NL 6%, EU25 3%, OESO 3%).

Bèta- en techniekpromoties in de leeftijd 25-34
Als we kijken naar het aantal Bèta en techniekpromoties als aandeel van 1.000 inwoners in de leeftijd 25-34 (de leeftijdscategorie waarin de meeste mensen promoveren), dan zien we dat Nederland ook hier niet hoog op scoort. In 2021 zijn er 0,7 Bèta en techniekpromoties per 1.000 inwoners in de leeftijd 25-34. Daarmee staat Nederland onderaan de lijst, samen met Italië (0,7), en onder een zestiental andere referentielanden. Bovenaan de lijst staat Zwitserland (1,7). Deze gegevens zijn exclusief Landbouw, omdat Eurostat dit gebied niet meeneemt in deze indicator.

Aandeel masterdiploma’s Bèta en techniek sterk gestegen

In 2021 haalden ruim 13.500 studenten in Nederland hun masterdiploma in Bèta en techniek. Dit aantal is over de jaren heen sterk gestegen. Tussen 2013 en 2021 steeg het aantal studenten dat een masterdiploma Bèta en techniek haalde met 89% (van 7.147 naar 13.592). Dit ligt een stuk hoger dan de stijging van alle masterdiploma’s bij elkaar (39%). Deze stijging wordt gedeeltelijk veroorzaakt door de instroom van internationale studenten. Het aantal internationale studenten Bèta en techniek is tussen 2013 en 2021 meer dan verdubbeld (van 5.952 naar 13.466), maar het aandeel is wel gedaald met 2 procentpunt van 35% in 2013 naar 33% in 2021.

Dankzij deze sterke toename stijgt ook het aandeel masterdiploma’s Bèta en techniek. In 2013 werd zo’n 17% van de masterdiploma’s gehaald in Bèta en techniek. In 2021 is dit aandeel gestegen naar 24%. Door de stijging is het aandeel ook dichter in de buurt gekomen van het EU25- en het OESO-gemiddelde van respectievelijk 26% en 24% in 2021. Als we Nederland vergelijken met het EU25- en OESO-gemiddelde, dan zien we in Nederland in 2021 relatief meer masterdiploma’s in de natuurwetenschappen en informatica (NL 14%, EU22 10%, OESO 10%), relatief minder in de technische wetenschappen (NL 9%, EU25 14%, OESO 12%) en een vergelijkbaar aandeel in de landbouwwetenschappen (NL 1%, EU25 2%, OESO 2%).

Bèta-en techniekdiploma’s in de leeftijd 20-29
Als we kijken naar het aantal masterdiploma’s Bèta en techniek als aandeel van 1.000 inwoners in de leeftijd 20-29 jaar (de leeftijdscategorie waarin de meeste studenten hun masterdiploma halen), dan zien we dat Nederland hier niet hoog op scoort. In 2021 zijn er 5,7 masterdiploma’s op 1.000 inwoners in de leeftijd 20-29 jaar. In 2020 was dit 4,9 masterdiploma's op 1.000 inwoners. Daarmee staat Nederland onderaan de lijst van referentielanden waar Eurostat data over heeft. Deze gegevens zijn exclusief Landbouw, omdat Eurostat dit gebied niet meeneemt in deze indicator.

Bèta- en techniekonderzoekers werken veel internationaal samen

Onderzoekers in Bèta en techniek publiceren vaker samen met andere landen dan onderzoekers in andere domeinen. 77% van alle publicaties in het gebied Natuur wordt samen met andere landen gepubliceerd. Daarna volgt Landbouw (73%). Voor Techniek ligt dit percentage op 69%. Voor de domeinen Medisch en Alfa en gamma liggen deze percentages lager (64% medisch, sociaal 59% en geesteswetenschappen 35%). Wat deze cijfers precies aangeven is niet met zekerheid te zeggen. Mogelijk werken Bèta- en techniekonderzoekers veel internationaal samen, omdat er in samenwerking met het buitenland kansen liggen of omdat ze binnen Nederland juist minder samenwerkingsmogelijkheden ervaren. Of mogelijk werken Bèta- en techniekonderzoekers überhaupt meer samen, dus ook internationaal.

Relatief groot aandeel buitenlands personeel
In de samenstelling van het wetenschappelijk personeel bij universiteiten zien we bij Bèta en techniek ook een relatief groot aandeel buitenlands personeel. In 2022 is 53% van het wetenschappelijk personeel werkzaam in Bèta en techniek van buitenlandse komaf. Bij Alfa en gamma ligt dit op 39%. Voor het domein Medisch zijn hierover geen gegevens beschikbaar. Zowel bij Bèta en techniek als Alfa en gamma is dit percentage de afgelopen jaren gestegen: Bèta en techniek met 9 procentpunt over de afgelopen 10 jaar en Alfa en gamma met 13 procentpunt. Het verschil tussen de twee domeinen kan mogelijk gedeeltelijk verklaard worden, vanwege het feit dat niet in alle gebieden binnen Alfa en gamma de voertaal Engels is en omdat bij sommige gebieden het onderzoek landspecifiek is (bijvoorbeeld het Nederlands Recht). Binnen Bèta en techniek is het aandeel buitenlands wetenschappelijk personeel het grootst bij Techniek (57%), gevolgd door Natuur (51%) en Landbouw (42%).

Verhouding wetenschappelijk personeel - promovendi en onderzoekers

De verhouding tussen het totaal aantal universitair-wetenschappelijk personeel enerzijds, en promovendi en onderzoekers anderzijds, verschilt sterk tussen de domeinen. Bèta en techniek heeft relatief een groot aandeel promovendi en (postdoc) onderzoekers. Gemiddeld is in 2022 45% van het totale wetenschappelijk personeel aan de Nederlandse universiteiten promovendus of (postdoc) onderzoeker. Bij de Bèta- en techniekgebieden (Natuur, Techniek en Landbouw) ligt dit percentage een stuk hoger, op respectievelijk 62%, 60% en 56%. Deze verhouding is niet nieuw. Ook in 2005 was dit al het geval. Helaas is niet zeggen wat de verhouding is binnen het domein Medisch, omdat er geen vergelijkbare gegevens beschikbaar zijn over het personeel van de universitaire medische centra.

Er zijn meerdere redenen denkbaar voor de verschillen tussen domeinen in de verhouding tussen functiecategorieën. Mogelijk hebben Bèta en techniek een relatief groot aandeel tijdelijke onderzoekfinanciering, waarmee ze meer promovendi en (postdoc) onderzoekers aanstellen. Het domein Bèta en techniek had in 2017 (meest recente beschikbare cijfers) het grootste aandeel tweede en derde geldstroom. Wellicht is dit nog steeds zo, maar er zijn geen recentere gegevens beschikbaar om dit te kunnen verifiëren. Ook andere redenen kunnen een oorzaak zijn voor de verschillen, zoals een andere manier van werken.

Aandeel vrouwen in Bèta en techniek laag

Het aandeel vrouwen in Bèta en techniek bij universiteiten is laag. Van de hoogleraren in Bèta en techniek is bijvoorbeeld 20% vrouw in 2022, tegenover 33% bij Alfa en gamma en 28% bij de umc's. Van de Bèta- en techniekpromovendi in dienst is 39% vrouw, tegenover 62% bij Alfa en gamma in 2022 en 64% bij de umc’s in 2021 (LNVH).

Binnen het Bèta- en techniekdomein zien we op dit vlak weinig verschillen voor de hoogleraren: bij Landbouw is in 2022 25% vrouw, bij Natuur 20% en bij Techniek 19%. Bij de promovendi zijn de verschillen groter: bij Landbouw is 54% vrouw, bij Natuur 41% en bij Techniek 33%.

Bij zowel het Alfa en gamma- als het Bèta en techniekdomein is in alle functies door de jaren heen een duidelijke stijging van het aandeel vrouwen te zien. Zo steeg het percentage vrouwelijke hoogleraren bij Bèta en techniek van 5% in 2005 naar 20% in 2022 en bij het domein Alfa en gamma van 13% naar 33%. Voor dezelfde periode zijn er geen vergelijkbare data voor het domein Medisch.

Keuzes van vrouwen binnen Bèta en techniek
Dat er weinig vrouwen werkzaam zijn in Bèta en techniek, komt deels door een laag aandeel vrouwen dat de Bèta- en techniek opleidingen volgt. 37% van de universitaire Bèta- en techniekstudenten in 2021 is vrouw- lager dan het gemiddelde van 53% voor alle universitaire studenten. Het lage percentage vrouwen komt vooral door hun lage aandeel binnen het domein Techniek. Daar is 28% van de universitaire studenten vrouw. Bij Natuur en Landbouw ligt dit percentage hoger, op respectievelijk 41% en 56%.

In Nederland kiest, in vergelijking met andere landen, een klein deel van de vrouwelijke studentes voor een opleiding in Bèta en techniek (exclusief landbouw). In 2019 startte 11,5% van de Nederlandse vrouwelijke studenten (bachelor en master) in het hoger onderwijs een opleiding in Bèta en techniek (exclusief landbouw). Bij de EU-22 landen en de OESO-landen ging gemiddeld respectievelijk 15,9% en 15,5% van de vrouwelijke studentes een opleiding doen in Bèta en techniek (exclusief landbouw). Het Nederlandse aandeel van vrouwelijke studenten dat koos voor een opleiding in Bèta en techniek groeide wel harder dan de EU22- en OESO-gemiddelden. Zo koos in 2013 nog 8,3% van de vrouwelijke instromers in het hoger onderwijs voor een opleiding in Bèta en techniek, terwijl de EU22- en OESO-gemiddelden tussen 2013 en 2019 gelijk bleven.

Aantal Nederlandse publicaties toegenomen met 99% - maar aandeel flink getemperd door China

Nederlands aandeel in publicaties daalt door sterke groei China

In 2017-2020 produceerde Nederland gemiddeld meer dan 20.000 publicaties per jaar op het gebied van Bèta en techniek. Het aantal publicaties in Bèta en techniek nam tussen 2001-2004 en 2017-2020 toe met 99%. Ondanks deze flinke stijging in het aantal publicaties, neemt het aandeel Bèta en techniekpublicaties ten opzichte van een groep referentielanden af (dit geldt voor zowel Natuur, Landbouw als Techniek). In de periode 2001-2004 was zo’n 2,2% van de Bèta en techniekpublicaties afkomstig uit Nederland. In 2017-2020 is dit gedaald naar 1,8%. Deze teruggang komt onder andere door de snelle opkomst van China. China publiceerde in 2017-2020 812% meer dan in de periode 2001-2004. Zonder China steeg het aandeel Nederlandse publicaties in Bèta en techniek licht, van 2,4% naar 2,5%. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door de stijging in publicaties in het gebied Natuur. De aandelen Nederlandse Landbouw- en techniekpublicaties bleven zonder China op hetzelfde niveau tussen 2001-2004 en 2017-2020.

Citatie-impact loopt terug bij domein Natuur

Als we kijken naar hoe vaak publicaties gemiddeld geciteerd worden (citatie-impact, zie figuur hieronder) dan zit Nederland met alle gebieden ruim boven het wereldgemiddelde (1). Techniek en Landbouw laten in de eerste perioden een stijgende lijn zien en stabiliseren daarna op 1,3 respectievelijk 1,2. De citatie-impact bij het gebied Natuur varieert tussen de 1,4 en 1,5 en lijkt in de laatste periode (2017-2010) licht terug te lopen. Omdat de citatie-impact gevoelig is voor uitbijters, is in onderstaande grafiek ook de PP(top10%) aangegeven. Dit is het aandeel van de publicaties dat, vergeleken met publicaties van andere landen op hetzelfde gebied en in dezelfde periode, tot de top 10% van het meest geciteerde behoort. Voor Techniek en Landbouw zien we bij zowel de citatie-impact als de PP(top10%) eerst een stijgend, en vervolgens een redelijk stabiel beeld. Voor Natuur zien we dat zowel de citatie-impact als de PP(top10%) in 2017-2020 licht daalt ten opzichte van 2013-2016.

Nederlandse Bèta- en techniek behoort tot wereldtop

Nederland staat in 2017-2020 wel nog steeds in de top-5 van landen met de hoogste citatiescore. Nederland stond in 2001-2004 op de derde plaats en in 2017-2020 op de vierde plaats, na Zwitserland, Singapore en Verenigd Koninkrijk.

Ook in de gebieden Techniek en Landbouw staat Nederland in de top-5 van landen met de meeste citaties. Landbouw staat zelfs vanaf 2005-2008 in de top-3. In 2017-2020 staat Landbouw op een derde plaats, na Singapore en Ierland. Techniek staat sinds 2001-2004 in de top-5. In 2017-2020 staat Nederland op de vijfde plaats, na Singapore, Australië, Zwitserland en Ierland. Meer informatie hierover is te vinden in het factsheet Ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoeksprofiel van Nederland. In dit factsheet en in de datapublicatie Prestatieprofiel van het Nederlandse onderzoeksbestel is ook meer informatie te vinden over de citatie-impact van de verschillende disciplines.

Bronnen en links

Beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap (juni 2022)

Brief van de minister van OCW inzake de herziening van de bekostigingssystematiek hoger onderwijs en onderzoek (juni 2019)

CBS data

Clarivate Analytics/ WoS database

Eurostat data

Mechanismen voor onderzoeksprioritering. Rathenau Instituut, 2022.

Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2021 van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren

Nuffic

OECD data

OECD Education at a Glance 2021

Sectorplan Bèta en Techniek

Tussenevaluatie Sectorplancommissie Bèta en Techniek (2022)

UNESCO-UIS (2014), ISCED Fields of Education and Training 2013 (ISCED-F 2013), UNESCO, Paris.

Vertrouwen in de wetenschap. Rathenau Instituut, 2015

UNESCO-UIS (2014), ISCED Fields of Education and Training 2013 (ISCED-F 2013), UNESCO, Paris.