In het kort
- 723 lectoren besteden 486 fte aan onderzoek (2022).
- In 2022 is het totale aantal fte’s van personeel aan lectoraten toegenomen met 7% ten opzichte van 2020.
- In 2022 besteedden de hogescholen in totaal 349 miljoen euro aan praktijkgericht onderzoek.
Inleiding
Praktijkgericht onderzoek is een relatief nieuwe taak voor hogescholen. In 2001 sloten de minister van OCW en de HBO-raad (rechtsvoorganger van de Vereniging Hogescholen (VH)) een convenant om de kennisfunctie van hogescholen te verstevigen door het benoemen van lectoren en het ontwikkelen van lectoraten, ook wel kenniskringen genoemd. Sinds de afsluiting van dit convenant worden er door de Rijksoverheid structurele en tijdelijke middelen vrijgemaakt voor de ontwikkeling van deze onderzoeksfunctie, die we vandaag kennen als het praktijkgericht onderzoek.
Zo is er in het Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap in 2022 afgesproken dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) jaarlijks 100 miljoen zal investeren in de eerste en tweede geldstroom van het praktijkgericht onderzoek. In het bestuursakkoord is eveneens vastgelegd dat de VH de monitoring van de inzet van de middelen voor onderzoek zal verbeteren. In opdracht van de VH heeft het Rathenau Instituut daarom in 2023 de eerste Monitor Praktijkgericht onderzoek uitgebracht.
Het praktijkgericht onderzoek kenmerkt zich door het centraal stellen van de verbinding van praktijkgericht onderzoek met de beroepspraktijk en het onderwijs. Om die verbinding mogelijk te maken zijn netwerken essentieel: verbinding en samenwerking met de beroepspraktijk en het onderwijs en andere kennisinstellingen die werken aan dezelfde of aangrenzende thema’s. Daarom vindt praktijkgericht onderzoek, van de vraagstelling tot implementatie van het eindproduct, bijna altijd plaats in netwerken van partijen uit onderwijs, onderzoek en de beroepspraktijk.
Middelen voor praktijkgericht onderzoek nemen toe
De drie grootste financieringsstromen van lectoraten zijn de eerste geldstroom, de tweede geldstroom en de derde geldstroom. Zoals onderstaande figuur laat zien, zijn de totale middelen besteed aan praktijkgericht onderzoek over de periode 2009-2022 meer dan verdrievoudigd. Tijdens deze periode was de inflatie 25% op basis van de bbp-prijsindex (OESO, MSTI). De middelen voor praktijkgericht onderzoek stegen van 101 miljoen euro in 2009 naar 349 miljoen euro in 2022.
In 2022 namen de totale middelen ten opzichte van 2021 toe met 15%. De eerste en tweede geldstroom stegen in 2022 met respectievelijk 14% en 19% ten opzichte van 2021. De derde geldstroom steeg met 5%. De in competitie verkregen middelen (tweede en derde geldstroom) groeiden tussen 2015 en 2022 met 141%, terwijl de uitgaven aan praktijkgericht onderzoek uit de rijksbijdrage (middelen eerste geldstroom) met 66% groeiden.
De totale middelen besteed aan praktijkgericht onderzoek zijn tussen 2009 en 2022 meer dan verdrievoudigd
Door de extra investeringen vanuit het bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap (2022) stijgen de middelen voor praktijkgericht onderzoek sterk, met name de eerste geldstroom. Het is te verwachten dat deze extra middelen zullen leiden tot meer personeel en een grotere inzet op diverse onderzoeksthema’s. De hogere eerste geldstroom brengt mogelijk een betere balans tussen de in competitie verkregen middelen en de rijksbijdrage met zich mee.
Overig | 3e geldstroom | 2e geldstroom | 1e geldstroom | |
2009 | 2 | 22 | 13 | 64 |
2010 | 5 | 29 | 15 | 92 |
2011 | 4 | 34 | 16 | 91 |
2012 | 5,9 | 41,6 | 20 | 97,8 |
2013 | 4,1 | 39,3 | 19,7 | 99,2 |
2014 | 5,5 | 39,6 | 18,2 | 108,3 |
2015 | 5 | 19 | 43 | 117 |
2016 | 3 | 24 | 60 | 129 |
2017 | 5 | 24 | 79 | 136 |
2018 | 7 | 23 | 83 | 146 |
2019 | 7 | 24 | 84 | 151 |
2020 | 5 | 28 | 91 | 158 |
2021 | 4 | 27 | 102 | 171 |
2022 | 5 | 28 | 122 | 194 |
Eerste geldstroom
Hogescholen ontvangen een lumpsum rijksbijdrage voor onderzoek vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Hogescholen financieren daarnaast zelf uit eigen middelen.
Tweede geldstroom
Hieronder vallen de middelen die in competitie verdeeld worden via het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA (Regieorgaan SIA) en andere publieke onderzoeksfinanciers – regionaal, nationaal en internationaal. Regieorgaan SIA is onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en specifiek gericht op het stimuleren en verbeteren van praktijkgericht onderzoek aan hogescholen. Ook de middelen die verkregen zijn door aanvragen bij ZonMw, andere NWO-onderdelen en internationale aanvragen vallen onder de tweede geldstroom. Deze middelen zijn bedoeld voor kennisontwikkeling en kennisuitwisseling in samenwerking met de praktijk. De definities voor de tweede en derde geldstromen en overige middelen in dit tekstkader, gelden voor de periode van 2015 en verder.
Derde geldstroom
Inkomsten uit opdrachtonderzoek voor bedrijven of andere opdrachtgevers. Het betreft hier zowel nationaal als internationaal toegekende middelen.
Overige middelen
Middelen voor onderzoek die niet vallen onder de hierboven genoemde categorieën, bijvoorbeeld donaties van alumni of sponsorgelden.
Zes procent van de totale inkomsten hogescholen is voor onderzoek
De onderzoeksinkomsten vormen een relatief klein onderdeel van de totale inkomsten van de hogescholen, zoals de figuur hieronder laat zien. Middelen voor onderzoek (uit alle geldstromen) vormden in 2022 6% van de middelen van hogescholen. Ter vergelijking: bij de Nederlandse universiteiten werd 60% van de middelen in 2022 besteed aan onderzoek.
Middelen voor onderzoek | Overige middelen | |
Universiteiten | 59 | 41 |
Hogescholen | 6 | 94 |
Aantal lectoren toegenomen
Het lectoraat is de basis van het praktijkgericht onderzoek. Elk lectoraat bestaat uit een of meerdere lectoren, docent-onderzoekers, promovendi en ondersteunend personeel. Onderstaande figuur toont de groei van het aantal lectoren, zowel in aantal personen als in fte. Tot en met 2009 groeide het aantal lectoren snel: van 270 personen in 2007 naar 486 in 2009. Hierna zet de groei gestaag door. In 2022 tellen de hogescholen gezamenlijk 723 lectoren. De focus in de ontwikkeling van de lectoraten is de afgelopen jaren verder verschoven van groei naar bestendiging via een stevigere inbedding en professionalisering.
Personen | in FTE | |
2007 | 270 | 155 |
2008 | 350 | 224 |
2009 | 486 | 268 |
2010 | 531 | 282 |
2011 | 563 | 305 |
2012 | 582 | 324 |
2013 | 596 | 345 |
2014 | 592 | 361 |
2015 | 634 | 378 |
2016 | 646 | 406 |
2017 | 679 | 404 |
2018 | 663 | 417 |
2019 | 694 | 429 |
2020 | 709 | 455 |
2021 | 730 | 485 |
2022 | 723 | 486 |
Tussen 2009 en 2022 kwamen er 237 lectoren bij. In termen van fte’s groeide het lectorenbestand met 5% tot 8% per jaar in deze periode. De gemiddelde deeltijdfactor steeg van 0,53 (2010) tot 0,67 (2022). In 2022 had 80% van de lectoren een vaste aanstelling. In totaal had in 2022 bijna een derde (220 lectoren) een dubbelaanstelling (lectorenbestand, Regieorgaan SIA). Hierbij heeft de lector naast de aanstelling bij de hogeschool, ook een aanstelling bij het bedrijfsleven, universiteit of een andere instelling. In 2019 was 39% van de lectoren vrouw. In 2022 nam het aandeel vrouwelijke lectoren toe: 42% van de lectoren is vrouw. Ruim een derde van de lectoren gaf aan in meer dan één sector actief te zijn (2022). In onderstaande figuur zien we dat binnen sociale studies, gezondheid en bèta/techniek de meeste lectoren actief zijn. Daarnaast zien we dat de sectoren agro en food, sociale studies, gezondheid en kunst bovengemiddeld veel lectoren kennen in verhouding tot het aandeel studenten. Binnen de sector economie ligt het aandeel lectoren ten opzichte van het aandeel studenten onder het gemiddelde.
Ruim een derde van de lectoren is in meer dan één sector actief
Aandeel lectoren | Aandeel studenten | |
Sociale studies | 0,34 | 0,115549094 |
Gezondheidszorg | 0,31 | 0,118907701 |
Bèta/techniek | 0,3 | 0,205453778 |
Economie | 0,23 | 0,367314698 |
Onderwijs | 0,15 | 0,12067229 |
Agro/food | 0,14 | 0,025597706 |
Kunst | 0,1 | 0,046504733 |
Inkomsten per lector groeien
Wanneer we de middelen voor het praktijkgericht onderzoek afzetten tegen het aantal lectoren, zien we dat voor hogescholen de gemiddelde inkomsten per lector stijgen: van 207.819 euro per lector in 2009 naar 414.841 euro per lector in 2021 (+ 100%). In 2022 stegen deze verder naar 482.326 euro per lector in 2022 (+ 16% ten opzichte van 2021).
Omvang lectoraten neemt toe
Elk lectoraat bestaat naast een of meerdere lectoren ook uit docent-onderzoekers, promovendi, postdocs en ondersteunend personeel. Het personeel aan lectoraten heeft veelal een deeltijdaanstelling voor hun werk voor het lectoraat. Zo is de gemiddelde deeltijdfactor onder docent-onderzoekers 0,33 en onder promovendi 0,42. We kijken daarom vooral naar de ontwikkeling van het aantal fte. In onderstaande figuur zien we dat niet alleen het aantal lectoren groeit, maar ook het overige betrokken personeel. Wanneer we kijken naar de ontwikkeling van het personeel aan lectoraten, zien we een stijging van 6,6% van het totale aantal fte’s in 2022 ten opzichte van 2020. Het aantal fte ondersteunend personeel en het aantal fte onderzoekers namen het meest toe, namelijk met respectievelijk 13,6% en 8,3%. Het aantal promovendi nam in 2022 met 8,4% af ten opzichte van 2020. Het is onduidelijk wat de oorzaak is van deze afname. Mogelijk heeft de coronacrisis een invloed gehad op het aantal promovendi. Echter zien we bij de universiteiten juist een stijging in het aantal promovendi doordat promovendi vertraging hebben opgelopen. In 2023 zijn de hogescholen gestart met een pilot voor een eigen doctoraatstraject. Data over de professional doctorate zijn nog onvoldoende beschikbaar.
fte | Lectoren | Onderzoekers | Promovendi | Ondersteuning |
2009 | 268 | 639 | 261 | 161 |
2010 | 282 | 640 | 258 | 258 |
2011 | 303 | 779 | 282 | 222 |
2012 | 324 | 880 | 331 | 209 |
2013 | 345 | 912 | 374 | 234 |
2014 | 361 | 1037 | 377 | 220 |
2015 | 378 | 988 | 429 | 265 |
2016 | 406 | 1169 | 427 | 308 |
2017 | 404 | 1274 | 398 | 298 |
2018 | 417 | 1288 | 348 | 326 |
2019 | 429 | 1362 | 344 | 312 |
2020 | 455 | 1567 | 356 | 382 |
2021 | 485 | 1664 | 347 | 398 |
2022 | 486 | 1697 | 326 | 434 |
Vanuit een sterke behoefte aan hoogopgeleide professionals die in staat zijn om complexe beroepsgerichte vragen te behandelen, zijn de hogescholen in 2023 gestart met de pilot voor een eigen doctoraatstraject, namelijk de professional doctorate (PD). In dit vierjarige leertraject, begeleid door tenminste twee lectoren en twee werkveldbegeleiders, doen de kandidaten kennis op die ze in staat stelt om interventies te ontwikkelen en valideren voor complexe vraagstukken in de praktijk. De pilot vindt - in samenwerking met het ministerie van OCW en Regieorgaan SIA - plaats in zeven domeinen. In het voorjaar en zomer van 2023 zijn de eerste 18 PD-kandidaten bij 11 hogescholen gestart. Er zal jaarlijks apart gerapporteerd worden over de ontwikkeling van de PD in “De Staat van de PD”. De eerste editie hiervan verschijnt naar verwachting in maart 2024.
Verbinding met het onderwijs
Het aantal studenten per fte-lector ontwikkelt zich van 1388 studenten per fte lector in 2011 naar 986 in 2022. Er zijn grote verschillen tussen de sectoren en hogescholen in het aantal studenten per fte lector. In 2021 berekende PwC voor twee verschillende streefwaarden van deze ratio de bijbehorende extra structureel benodigde investeringen, waarna uiteindelijk het Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap tot stand is gekomen. Om de streefwaarde van 720 studenten per 1 fte lector te bereiken, zou 179 fte aan lectoren extra nodig zijn ten opzichte van de lector-student ratio in 2022. Om op termijn de lector-student ratio van 1:500 te bereiken, zou dan ten opzichte van de lector-student ratio in 2022 nog 469 fte aan lectoren extra nodig zijn en het daarbij benodigde onderzoeks- en ondersteunend personeel.
Centres of Expertise
Hogescholen hebben de afgelopen jaren een eigen profiel gekozen waarbij duidelijke keuzes zijn gemaakt op het gebied van onderwijsaanbod, onderzoek en zwaartepuntvorming. Een van de manieren waarop zij specifiek invulling geven aan deze zwaartepunten zijn de Centres of Expertise, waarbij bedrijven, publieke instellingen en andere kennisinstellingen betrokken zijn. In 2022 waren er 48 Centres of Expertise, zie onderstaande figuur.
Centres of expertise/hbo initiatief | |
2011 | 3 |
2012 | 3 |
2013 | 31 |
2014 | 33 |
2015 | 33 |
2016 | 34 |
2017 | 36 |
2018 | 37 |
2019 | 43 |
2020 | 42 |
2021 | 44 |
2022 | 48 |
- Bestuursakkoord 2022, Hoger onderwijs en wetenschap.
-
Vereniging van Hogescholen, 2020. Ontwikkeling van het Lectoraat. Den Haag: Vereniging Hogescholen.
-
Vereniging van Hogescholen, 2019. Verkenning toekomst praktijkgericht onderzoek. Den Haag: Vereniging Hogescholen.
-
Strategy&, PwC (2021).Toereikendheid, doelmatigheid en kostentoerekening in het mbo, hbo en wo&o.
-
Vereniging Hogescholen (2023). Verenigingskader Centres of Expertise 2023. Den Haag.
Voor een uitleg van de gebruikte definities en afkortingen verwijzen we graag naar de webpagina Definities en afkortingen.