De Nederlandse overheid heeft ambitieuze klimaatdoelen. Het Rathenau Instituut wil inzicht bieden in hoe wetenschap, technologie en innovatie kunnen bijdragen aan de tijdige totstandkoming van een rechtvaardige, klimaatneutrale samenleving. We voeren onderzoek uit en organiseren dialogen om bijvoorbeeld de overheid te kunnen adviseren over hoe Nederland het beste kan beslissen over de definitieve berging van het radioactief afval, dat onder andere van kerncentrales afkomstig is. Dit is een overzicht uit ons jaarverslag 2023.
Geen stroom zonder data
In de webserie Geen stroom zonder data laten we zien hoe burgers, marktpartijen en netbeheerders zich met behulp van energiedata voorbereiden op een elektriciteitssysteem dat duurzamer, meer decentraal en flexibeler is.
Een hernieuwbaar energiesysteem is complexer te beheren dan een fossiel systeem. Met zonne- en windenergie wordt het energieaanbod afhankelijker van het weer. En steeds meer partijen, zoals bedrijven en burgers, gaan elektriciteit opwekken en verhandelen. Tegelijkertijd neemt de vraag naar elektriciteit in de maatschappij toe, bijvoorbeeld door elektrisch rijden of koken, economische groei en digitalisering.
Als gevolg hiervan raakt het elektriciteitsnet steeds meer overbelast, wat de aansluiting van nieuwe zonneparken en de verduurzaming van de industrie bemoeilijkt en het risico op stroomuitval vergroot. Om vraag en aanbod op het stroomnet in balans te houden binnen de beperkte netcapaciteit, zijn digitale innovaties nodig. Deze webserie is gebaseerd op het rapport Stroom van data dat in 2022 verscheen.
Nederland en radioactief afval
Hoe Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog is omgegaan met radioactief afval hebben we in kaart gebracht in het rapport Een kwestie van tijd – Besluitvorming over radioactief afval in Nederland van 1945 tot 2016. Dit rapport, dat we maakten met de Stichting Historie der Techniek, laat zien dat de Nederlandse omgang met radioactief afval valt onder te verdelen in verschillende periodes.
Een deel van het Nederlandse radioactief afval werd aanvankelijk gestort in de Atlantische oceaan. Onder invloed van maatschappelijk protest werden deze zeedumpingen verboden. Onderzoek naar mogelijkheden om het afval diep in de bodem van Noordoost-Nederland op te bergen, kwam niet van de grond als gevolg van protest, van met name omwonenden en lokale en regionale bestuurders.
Halverwege de jaren tachtig kreeg Nederland een expliciet beleid voor radioactief afval, dat in grote lijnen nog steeds overeind staat: tijdelijke, langdurige bovengrondse opslag en daarna (rond 2130) eindberging in de diepe ondergrond. De politieke en maatschappelijke discussie over radioactief afval luwde na 1986, toen de kernramp in Tsjernobyl ervoor zorgde dat plannen voor nieuwe kerncentrales in de ijskast verdwenen.
Dit historische onderzoek is een van de projecten die het Rathenau Instituut uitvoert om het kabinet in 2024 te kunnen adviseren over hoe Nederland het beste kan beslissen over het langdurig beheer van zijn radioactief afval. Dit wordt nu tijdelijk bovengronds opgeslagen in Zeeland, maar zal rond het jaar 2130 een definitieve bergplaats moeten krijgen.
Leren van de geschiedenis
Een conceptversie van het rapport Een kwestie van tijd is in vier dialoogsessies besproken met zo’n twintig deskundigen en belanghebbenden. Hun opmerkingen zijn verwerkt in het verslag Geschiedenis als gespreksstarter – Dialogen met belanghebbenden en deskundigen over het langdurig beheer van radioactief afval, dat we gelijktijdig met het rapport publiceerden. Dit verslag laat zien welke kwesties spelen rond het besluitvormingsproces over het langdurig beheer van radioactief afval. Het biedt inzicht in hoe experts en stakeholders daar op verschillende manieren naar kijken.
CRISPR-Cas
Uit ons rapport Aanpassen onder voorwaarden – Hoe Nederlanders denken over nieuwe gentechnieken in voedselgewassen blijkt dat de burgers in onze studie niet per definitie tegen het genetisch aanpassen van voedselgewassen zijn, maar ze betwijfelen of de aangepaste gewassen zullen helpen om het wereldhongerprobleem te verkleinen of de landbouw te verduurzamen. Om zicht te krijgen op de mening van burgers over deze technieken die nog nauwelijks in de praktijk worden toegepast, sprak het Rathenau Instituut in kleine groepen met mensen van verschillende leeftijden, opleidingsniveaus en sociaal- economische achtergronden. De deelnemers aan deze focusgroepen zien het niet zitten om soepeler regels vast te stellen voor nieuwe gentechnieken, zoals de Europese Commissie in 2023 voorstelde.
De burgers met wie we spraken vormen een representatieve afspiegeling van de Nederlandse bevolking en de verschillende perspectieven binnen de samenleving.
Nieuwe benadering vergt nieuwe instituties
Europese landen hebben met vallen en opstaan geleerd dat het noodzakelijk is om de bevolking te betrekken bij de eindberging van radioactief afval. Dat blijkt uit The future of radioactive waste governance: Lessons from Europe. Deze studie, die we met zo’n 25 internationale wetenschappers maakten, brengt in kaart hoe tien landen in Europa omgaan met het langdurig beheer van radioactief afval dat onder andere ontstaat na de opwekking van kernenergie.
De presentatie van dit boek vond op 12 oktober plaats in Den Bosch. Zo’n 40 wetenschappers, beleidsmakers, ondernemers en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties bespraken daar wat Nederland van andere landen kan leren over de berging van radioactief afval.
Net als Nederland kozen veel landen aanvankelijk voor een top-downbenadering voor het vinden van een oplossing voor het langdurig beheer van hun radioactief afval. Maar de zoektocht van nationale bestuurders naar een geschikte bergingslocatie leverde veel weerstand op vanuit de maatschappij. In reactie daarop veranderden landen hun strategie en kozen voor een aanpak met een grotere rol voor burgers, maatschappelijke organisaties en lagere overheden.
Om van die meer participatieve aanpak een succes te maken, pasten landen ook hun instituties aan, stelde onderzoekcoördinator Rinie van Est tijdens de bijeenkomst in Den Bosch. Burgers moeten vertrouwen krijgen in de manier waarop de overheid een beslissing neemt.
Het boek laat zien dat landen op verschillende manieren aan dit vertrouwen werken. Zo gaven Finland, Spanje en Groot-Brittannië lagere overheden vetorecht bij locatiebeslissingen en versterkte Duitsland de inspraak- mogelijkheden van burgers en maatschappelijke organisaties. Zweden richtte een fonds op waaruit ook maatschappelijke organisaties geld kunnen krijgen voor onderzoek dat zij belangrijk vinden.