Met de introductie van het missiegedreven innovatiebeleid zet de overheid een belangrijke stap om onderzoek gericht in te zetten voor grote maatschappelijke uitdagingen - zoals de overgang naar een circulaire economie (1). Naast aandacht voor economische, juridische en sociaal-culturele aspecten van technologische vernieuwing vraagt innovatie om het vroegtijdig betrekken van partijen bij het innovatietraject en het anticiperen op hoe de beoogde innovatie zal ‘landen’ in de maatschappij. Dat maakt het mogelijk om tijdig aanpassingen te doen. Het Rathenau Instituut schreef eerder het rapport Voorbereid op de praktijk. Dit geeft praktische aanwijzingen om maatschappelijke inbedding door middel van arrangementen al vooraf in te bouwen in onderzoeks- en innovatieprogramma’s.
In het kort
- Een innovatie is pas succesvol als deze op een goede manier maatschappelijk raakt ingebed.
- Het is daarom belangrijk om tijdig te anticiperen op maatschappelijke aspecten van een innovatie.
- In dit artikel bieden we een analysekader dat daarbij kan helpen en handvatten geeft voor de praktijk.
Producenten als Tesla en Google werken al langere tijd aan zelfsturende auto’s. Ontwikkelingen op het snijvlak van mechatronica en kunstmatige intelligentie maken het mogelijk dat auto’s gaan rijden zonder menselijke bestuurder. Deze innovatie kan leiden tot veiliger verkeer en efficiënter rijgedrag. De ontwikkeling roept echter ook vragen op. Want wat als een zelfrijdende auto bijvoorbeeld betrokken raakt bij een ongeval? Wie is er dan verantwoordelijk: de inzittende van de auto? De producent? De wettelijke richtlijnen voor aansprakelijkheid zijn hier nu nog onvoldoende op ingericht, constateerden we in eerder onderzoek. Ook op andere vlakken zal het inzetten van autonoom bestuurde auto’s in de praktijk tot nieuwe maatschappelijke vraagstukken leiden.
Dit voorbeeld laat zien dat innovatie een socio-technisch proces is. Nieuwe technieken veranderen de omgeving waar ze in terechtkomen. Een innovatie is succesvol als deze op een goede manier maatschappelijk raakt ingebed, zo laat ons onderzoek zien. Innovaties zijn maatschappelijk robuust als ze aansluiten op het gedrag en de routines van gebruikers, bij regulering en bestaande standaarden, en als ze een plaats krijgen in markten en productieketens. Het is belangrijk om al in de vroege fase van een innovatietraject deze niet-technologische aspecten onderdeel te maken van het onderzoeks- en innovatieproces.
Zo’n brede of integrale aanpak van innovatie is in lijn met recente ontwikkelingen in het onderzoeks- en innovatiebeleid van de Nederlandse overheid. In het beleid is meer aandacht gekomen voor het 'mobiliseren' van onderzoek voor maatschappelijke doelen voor 'missies', zoals de overgang naar kringlooplandbouw of het realiseren van een infrastructuur voor gezonder ouder worden. Voorbeelden waarbij er aandacht is voor maatschappelijke waarde zijn de Nationale Wetenschapsagenda en het nieuwe missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Ook de opkomst van ‘maatschappelijk verantwoord innoveren’ past in deze ontwikkeling van vermaatschappelijking van wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling.
Innovatie is een socio-technisch proces
De ambitie om wetenschappelijk onderzoek en innovatie in te zetten voor maatschappelijke doelen en missies vraagt om een systematische aanpak van ‘inbeddingsgericht’ onderzoek. Maar hoe maak je de maatschappelijke inbedding van innovatie van het begin af aan onderdeel van een onderzoeks- en innovatieprogramma? Het Rathenau Instituut onderzocht manieren waarop diverse partijen in het verleden probeerden om in zulke programma’s vroegtijdig rekening te houden met maatschappelijke aspecten.
In het onderzoek Voorbereid op de praktijk analyseerden we 33 voorbeelden hiervan en zetten we op een rij welke arrangementen er werden gebruikt om de inbedding onderdeel te maken van het innovatieproces. Door het verloop van verschillende programma’s te bestuderen, ontdekten we wat hier wel en niet goed bij werkte. Op basis van dat onderzoek ontwikkelden we een analysekader dat kan helpen bij het organiseren en uitvoeren van programma’s in de toekomst.
De maatschappelijke inbedding van nanotechnologie
Hoe waardevol het vroegtijdig anticiperen op maatschappelijke inbedding kan zijn, zagen we bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van nanotechnologie zoals die in Nederland is aangepakt. Nanotechnologie is een voorbeeld van een sleuteltechnologie die Nederland economische voordelen kan opleveren en kan bijdragen aan innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Zo kan nanotechnologie leiden tot doelmatigere medicijnen in de gezondheidszorg - waarbij minuscule bolletjes ziektecellen kunnen opsporen, binnendringen en van binnenuit vernietigen.
Het grootschalige onderzoeksconsortium NanoNextNL (2010-2016) beoogde daarom een mix van economische en maatschappelijke doelen. De problematische maatschappelijke inbedding van biotechnologie in de jaren ’80 en ’90, leidde tot het besef dat vroegtijdig anticiperen op de maatschappelijke inbedding belangrijk was. Controverse over de risico’s van nanodeeltjes voor mens, dier en milieu zou bijvoorbeeld de economische en maatschappelijke kansen van nanotechnologie verkleinen. Ook kon onzekerheid over de veiligheid van nanotechnologie grote gevolgen hebben voor de latere vraag naar nanotechnologische toepassingen, de toelating ervan door wet- en regelgevers en de mate waarin bedrijven erin zouden willen investeren.
Het programma van NanoNextNL bevatte een Risk Analysis en Technology Assessment-component (RATA), zodat onderzoekers vroegtijdig risico’s en aanpassingen in richtlijnen en wet- en regelgeving konden onderkennen. NanoNextNL leverde naast technisch-wetenschappelijke kennis daardoor ook inzicht in de samenleving (2). Deze inbeddingsgerichte benadering van nanotechnologie was van begin af aan onderdeel van de opzet en organisatie van het programma. De RATA-programmalijn liep grotendeels parallel aan de andere programmaonderdelen. Ook had de RATA-programmalijn een apart budget en een eigen coördinator. Om te zorgen voor voldoende wisselwerking werden verschillende contacten georganiseerd tussen RATA-onderzoekers en de technische onderzoekers.
Maatschappelijke inbedding vraagt om verbreding
Het voorbeeld van NanoNextNL (zie kader) laat zien dat vroegtijdig anticiperen op maatschappelijke inbedding kansen biedt voor innovaties. Deze opzet kan worden gevolgd bij programma’s voor de ontwikkeling van andere (sleutel-)technologieën. Kunstmatige intelligentie, quantum computing, robotica en industriële biotechnologie bijvoorbeeld, vormen zowel grote maatschappelijke als economische kansen (3). Inzicht in hoe deze technologieën afgestemd kunnen worden op bestaande maatschappelijke praktijken, gewoonten en behoeften, vraagt bij de opzet van de programma’s waarin technologieën worden ontwikkeld, al aandacht te hebben voor onderzoek naar maatschappelijke en economische, ethische of juridische risico’s.
Inbeddingsgericht onderzoek vraagt om een verbreding van het innovatieproces
We onderscheiden vier dimensies waarbinnen een innovatie maatschappelijk ingebed moet raken om succesvol te kunnen zijn:
- Technologie: de innovatie moet technisch werken. Voorwaarde daarvoor is dat de innovatie goed kan functioneren als onderdeel van (bestaande/aangepaste) technologische systemen en infrastructuren;
- Economie: de innovatie moet commercieel werken. Daarvoor moet de innovatie beschikken over een passend verdienmodel en goed kunnen functioneren als onderdeel van (bestaande/aangepaste) productieketens en markten;
- Regulering: de innovatie moet juridisch werken. Wat ook betekent dat de innovatie toelaatbaar moet zijn volgens (bestaande/aangepaste) wet- en regelgeving en moet passen binnen standaarden, protocollen en codes;
- Sociaal-cultureel: de innovatie moet sociaal-cultureel werken. Dit kan alleen als de innovatie geaccepteerd wordt door gebruikers en anderen die de gevolgen van de innovatie ondervinden, en past bij waarden, normen en routines van mensen en organisaties.
Binnen elk van die vier dimensies kunnen verschillende issues spelen. Het is daarom van belang om tijdig zicht te krijgen op die mogelijke issues.
iGEM: Maatschappelijke context van biotechnologie
Een voorbeeld van een praktische manier om zicht te krijgen op de issues die binnen elk van die inbeddingsdimensies spelen, is de iGEMer Guide to the Future. Het Rathenau Instituut hielp bij het ontwikkelen van deze web-based tool, die ondersteuning geeft bij het in kaart brengen van maatschappelijke aspecten van innovaties in de moderne biotechnologie. De tool wordt met name gebruikt door teams die meedoen in de wereldwijde iGEM-competitie.
Het wat, wie en hoe in de verbreding van onderzoek en innovatie
Een programma kan op drie manieren worden verbreed, namelijk in termen van wat, wie en hoe (zie ook figuur 1).
- Bij de verbreding van ‘wat’ (de inhoud) gaat het om een verbreding van wat er onderzocht of ontwikkeld wordt. Binnen het programma Maatschappelijk Verantwoord Innoveren (NWO-MVI), een onderzoeksprogramma en platform van het NWO, is er bijvoorbeeld structurele aandacht voor de vraag naar de bijdrage van een onderzoeksprogramma aan een maatschappelijk vraagstuk.
- Bij de verbreding van ‘wie’ (de actoren) wordt de samenstelling van de betrokken partijen bij een programma aangepast. Concrete voorbeelden zijn het betrekken van gebruikers en/of burgers via valorisatiepanels, consultatieronden, citizen science of co-creatie in living labs.
- Bij de verbreding van het ‘hoe’ (het proces) wordt de manier aangepast waarop een programma wordt uitgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld door flexibel te werken en door regelmatig reflectiemomenten in te bouwen.
Een voorbeeld waarin deze drie manieren van verbreding samenkomen, is de methode van de maatschappelijke incubator. Het Rathenau Instituut ontwikkelde een ‘maatschappelijke incubator’ waarin partijen gezamenlijk kunnen leren over de maatschappelijke inbedding van nieuwe technologie en om onzekerheden over maatschappelijk draagvlak, het beleid, de regulering en aansprakelijkheid te reduceren. Perspectieven van diverse stakeholders worden binnen de incubator bij elkaar gebracht.
Functionele programma-onderdelen
Bij concrete onderzoeks- en innovatieprogramma’s helpt het als financiers en ontwerpers uitgaan van de verschillende functionele onderdelen waaruit het programma bestaat (zie figuur 1). Denk aan het agenderen van het onderzoek, het programmeren van de activiteiten, het financieren van het programma, het managen van het programma, het uitvoeren van de projecten, en het organiseren van de follow-up na afloop van het programma. Deze functionele onderdelen zijn aangrijpingspunten voor inbedding. Bij elk van de functionele onderdelen kan worden gevraagd: wat gaan we doen? Wie doet het? En: hoe gaan we het doen?
We kunnen de aanpak illustreren aan de hand van het onderdeel ‘financiering’. De wat-vraag kan dan worden beantwoord door een specifiek budget te reserveren voor onderzoek naar de juridische aspecten van een innovatie. Met dat budget ontstaat er ruimte in het programma om structurele aandacht aan de juridische aspecten te besteden. Een mogelijk antwoord op de wie-vraag is om maatschappelijke partijen te laten meebetalen aan onderzoek. Daardoor ontstaat de mogelijkheid om de partijen actief te betrekken in de governance en eventueel ook de uitvoering van het onderzoek. De hoe-vraag kan aanleiding zijn voor alternatieve financieringsmethoden, bijvoorbeeld crowdfunding. Dat creëert ruimte voor een actieve betrokkenheid van partijen die een belang hebben bij de beoogde innovatie. Een andere mogelijkheid is bijvoorbeeld om de financiering vooraf nog niet helemaal vast te leggen, zodat er binnen het programma ruimte blijft om in te spelen op onvoorziene gebeurtenissen of situaties.
Arrangementen voor maatschappelijke inbedding
Aan de hand van de vragen naar wat, wie en hoe, binnen de verschillende functionele programmaonderdelen, kun je systematisch kijken naar de mogelijkheden om binnen een programma te anticiperen op maatschappelijke inbedding van de beoogde innovatie. Op basis van de voorbeelden uit ons rapport Voorbereid op de Praktijk onderscheidden we verschillende mogelijke onderdelen voor arrangementen. Deze zijn terug te vinden in tabel 1.
Daarbij moet worden gezegd dat er geen ‘succesformules’ of one-size-fits-all-oplossingen zijn voor de opzet en organisatie van inbeddingsgerichte innovaties. Daarvoor zijn programma’s te verschillend. De aanpak die we in dit artikel bespreken, kan worden gebruikt als hulpmiddel om een goede dialoog tot stand te brengen tussen initiatiefnemers, financiers, coördinatoren, uitvoerders en adviseurs van programma’s.
Voor innovaties geldt immers hetzelfde als voor gereedschappen: ‘Een innovatie is slechts zo goed als de manier waarop deze in de praktijk wordt gebruikt’ (vrij vertaald naar de uitdrukking ‘A tool is only as good as its user’).
- 1: zie bijvoorbeeld: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (2019), Kamerbrief over missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid, Den Haag: Ministerie van EZK.
- 2: Uit de samenwerking tussen RATA en de innovatieprogramma’s kwamen o.a. een nieuwe conceptualisatie van safe-by-design en een maatschappelijke incubator tot stand.
- 3: Zie oa: www.rathenau.nl/nl/digitale-samenleving/zo-beinvloedt-ai-onze-mensenrechten
www.rathenau.nl/nl/digitale-samenleving/uitdagingen-voor-regulering-van-drones-en-killer-robots
www.rathenau.nl/nl/digitale-samenleving/opwaarderen
www.rathenau.nl/nl/digitale-samenleving/regels-voor-het-digitale-mensenpark
Voorbereid op de praktijk
Kennis voor transities
09 april 2019
rapport