Op verzoek van Techleap en op basis van een literatuurstudie en interviews met betrokkenen, schetst dit rapport een visie op de relatie tussen universiteiten en start-ups, die voor zowel start-ups, universiteiten als de samenleving opbrengsten genereert. Het onderzoek laat zien op welke manier universiteiten start-ups kunnen ondersteunen, waar de knelpunten zitten en welke handelingsopties alle partijen hebben om knelpunten weg te nemen en onbenutte kansen te verzilveren.
Samenvatting
De wereld staat voor grote uitdagingen die vragen om innovatieve oplossingen. Innovatieve oplossingen kunnen bijvoorbeeld ontstaan uit kennis bij universiteiten, via kennisintensieve start-ups. Deze jonge ondernemingen kunnen, samen met andere partijen, hoogwaardige kennis en talent uit de universiteit inzetten voor de ontwikkeling van innovaties met maatschappelijke impact. Daarnaast laten start-ups aan de samenleving zien welke innovaties wel en niet succesvol kunnen worden; welke innovaties aanslaan in de markt en daadwerkelijk werken als innovatieve oplossingen. De samenleving kan dus van start-ups leren.
Universiteiten hebben – naast het doen van onderzoek en het verzorgen van onderwijs – als derde missie om de kennis die zij ontwikkelen ten goede van de samenleving te laten komen. Start-ups die deze kennis gebruiken voor maatschappelijk waardevolle innovaties zijn een mogelijke route voor universiteiten om hun derde missie uit te voeren.
Er zijn echter relatief weinig start-ups die bijdragen aan een maatschappelijk impactdoel. Start-ups met een impactdoel hebben vaak lagere kansen op succes dan start-ups zonder impactdoel. Hierdoor worden mogelijk kansen gemist om belangrijke kennis binnen universiteiten te benutten voor het oplossen van grote maatschappelijk opgaven.
Tegen deze achtergrond heeft Techleap aan het Rathenau Instituut, als onafhankelijke partij, gevraagd om dit onderzoek uit de voeren. Het doel van dit onderzoek is om een visie te ontwikkelen op een vruchtbare relatie tussen universiteiten en start-ups, die opbrengsten genereert voor zowel startups, universiteiten als de samenleving. Wij identificeren daarbij knelpunten die zo’n vruchtbare relatie in de weg staan en handelingsopties om deze knelpunten op te lossen.
Wij beargumenteren dat universiteiten zowel start-ups met als zonder impactdoel kunnen ondersteunen. Universiteiten kunnen in drie vormen ondersteuning bieden aan ondernemingen:
- Universiteiten scheppen randvoorwaarden voor maatschappelijke impact en ondernemerschap binnen de universiteit;
- Universiteiten geven directe ondersteuning aan ondernemingen;
- Universiteiten bouwen mee aan ondernemerschapsecosystemen, waarin kennis leidt tot innovatie en ondernemerschap voor maatschappelijke opgaven.
Uit onze interviews blijkt dat de Nederlandse universiteiten een sleutelrol vervullen in het ondersteunen van start-ups en hun maatschappelijke impact. Daarnaast blijkt dat zij al goed op weg zijn om de visie die in dit rapport is beschreven, uit te voeren. Ook blijkt dat deze visie op een vruchtbare relatie tussen universiteiten en start-ups, voordelen met zich mee kan brengen voor de universiteiten op het gebied van onderwijs, onderzoek en impact.
Er zijn echter nog enkele belangrijke knelpunten die het succes van impactstart-ups met een relatie tot universiteiten in de weg staan. Deze liggen met name op het gebied van het scheppen van randvoorwaarden voor ondernemerschap binnen de universiteit. Op dit moment is het voor studenten en personeel niet vanzelfsprekend om maatschappelijke impact te creëren via ondernemerschap, of op een andere wijze. Aanpassing in de financiering van universiteiten en het erkennen en waarderen van activiteiten die tot doel hebben om maatschappelijke impact te creëren, zijn veelgenoemde handelingsopties.
Daarnaast is bij het geven van directe ondersteuning door universiteiten de verdeling van mogelijke baten van ondernemerschap en groot knelpunt. De kennis waarop start-ups zich baseren is publiek gefinancierd. Voor start-ups en universiteiten is het niet vanzelfsprekend dat zij exclusief over deze kennis kunnen beschikken, om daar veel geld mee te verdienen. Hiervoor zijn nadere richtlijnen nodig.
Ten slotte is het van groot belang dat universiteiten start-ups ondersteunen zonder dat de belangen tussen beide partijen teveel vermengd raken. Anders komt de wetenschappelijk onafhankelijke positie van de universiteit mogelijk in gevaar.
Conclusie
Academische start-ups kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke opgaven. Voor universiteiten zijn deze start-ups een route om hun kennis ten goede te laten komen aan de maatschappij – iets wat de samenleving ook van universiteiten verlangt. Om start-ups te ondersteunen bij het oplossen van maatschappelijke opgaven kunnen universiteiten in drie vormen ondersteuning bieden:
- Universiteiten scheppen randvoorwaarden voor maatschappelijke impact en ondernemerschap binnen de universiteit;
- Universiteiten geven directe ondersteuning aan ondernemingen;
- Universiteiten bouwen mee aan ondernemerschapsecosystemen, waarin kennis leidt tot innovatie en ondernemerschap voor maatschappelijke opgaven.
Het ondersteunen van startups en samenwerking met maatschappelijke partijen in een ondernemerschapsecosysteem is voor universiteiten niet zonder risico. Bij elke vorm van ondersteuning dient de universiteit haar positie als onafhankelijke kennispartner te beschermen.
Erkennen en waarderen
Een belangrijk knelpunt op dit moment is het creëren van randvoorwaarden voor ondernemerschap binnen universiteiten. Zonder goede randvoorwaarden zullen weinig studenten en onderzoekers het start-up-avontuur aan gaan. Universiteiten zijn goed op weg om de derde missie te incorporeren in hun organisatie. Een belangrijke uiting hiervan is het programma Erkennen en Waarderen van de VSNU, een verbreding van takenpakketten van medewerkers van de universiteiten en aanpassingen van onderwijs en onderzoek. Deze veranderingen zijn nog niet volledig geïmplementeerd in alle universiteiten en vragen om een cultuurverandering. Daar is tijd voor nodig.
Mogelijke financiering van de derde missie voor universiteiten
De overheid kan bijdragen aan het bevorderen van randvoorwaarden voor ondernemerschap binnen de universiteit, door kennisbenutting als derde missie structureel te financieren in de eerste geldstroom van universiteiten, naast onderwijs en onderzoek. Dit zou universiteiten in staat stellen om een solide structurele organisatie voor de derde missie op te bouwen en routines te ontwikkelen. Deze financiering past ook bij de maatschappelijke vraag aan universiteiten om actief bij te dragen aan het oplossen van maatschappelijke opgaven. Er zijn goede redenen om de derde missie explicieter onderdeel te maken van de structurele financiering van universiteiten. De uiteindelijke uitvoering hiervan is een politieke keuze. Een kanttekening is wel dat universiteiten onafhankelijke organisaties zijn, met relatief veel vrijheid om geld te besteden, en dat de derde missie door verschillende instellingen anders opgevat kan worden. Voordat de overheid een dergelijke maatregel neemt, is het zinvol om de invulling nauwkeurig af te stemmen met de instellingen.
Richtlijnen intellectueel eigendom
Een ander belangrijk knelpunt is de verdeling van de mogelijke (financiële) baten van start-ups tussen universiteit, ondernemer en samenleving. Uit dit onderzoek blijkt een wens om richtlijnen hieromtrent te verdiepen, en het maatschappelijk belang daarbij voorop te stellen. Een uitgangspunt voor de dialoog die hierover gevoerd moet worden, is dat universiteiten publieke instellingen zijn. Zij hebben als doel om kennis publiek toegankelijk te maken. Daarbij past het idee dat zoveel mogelijk partijen van intellectueel eigendom van universiteiten kunnen profiteren. Hieruit volgt het uitgangspunt dat universiteiten werken met niet-exclusieve licenties, die tegen billijke prijzen worden toegekend aan partijen die kennis willen gebruiken, inclusief start-ups. Uitzonderingen kunnen worden gemaakt wanneer dit in het maatschappelijke belang is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, wanneer het niet-exclusief uitgeven van een licentie ertoe zou leiden dat de technologie niet gebruikt wordt. Voor de verdeling van aandelen van start-ups tussen ondernemers en universiteiten geldt dat universiteiten enigszins terughoudend dienen te zijn met het nemen van aandelen in een start-up. Op deze manier blijft de wetenschappelijk onafhankelijk positie van de universiteit beter gewaarborgd.
Anderzijds gaven ook veel respondenten aan dat het niet wenselijk is dat ondernemers en investeerders excessief rijk worden van start-ups die publiek-gefinancierde onderzoeksresultaten commercialiseren. De verdeling van het aandeelhouderschap tussen de universiteit, de academische ondernemer en derde partijen hoort te worden beschouwd in het teken van het publieke belang, en het vergroten van de succeskansen van de innovatie die de start-up voorbrengt. Universiteiten, vertegenwoordigers van start-ups en het Rijk kunnen deze uitgangspunten gebruiken voor richtlijnen over de verdeling van de baten van start-ups en innovaties.
Bouwen van diverse ondernemerschapsecosystemen
Ten derde hangt het succes van academische start-ups niet alleen af van universiteiten, maar ook van andere stakeholders. Om ondernemerschap met impact te bevorderen moeten universiteiten samenwerken met regionale partners in een ecosysteem. Universiteiten zijn in dit ecosysteem een belangrijke leverancier van talent en kennis voor start-up in een regio. Daarnaast kan samenwerking met een universiteit als een soort kwaliteitsstempel voor start-ups worden gezien. Het bouwen van een ondernemerschapsecosysteem in een regio is maatwerk. Er is geen one-size-fits-all formule. Sommige regio’s hebben een betere uitgangspositie om ondernemerschap vanuit universiteiten te faciliteren. Amsterdam is anders georganiseerd dan Eindhoven, of de noordelijke provincies. Voor bepaalde regio’s kunnen andere vormen van kennisbenutting geschikter zijn om maatschappelijke impact te creëren. Universiteiten en hun regio’s kunnen zeker van elkaar leren op het gebied van ondernemerschapsecosystemen. Maar de toepasbaarheid van de lessen is altijd afhankelijk van de regionale context.
Slotwoord
Het oplossen van knelpunten voor het scheppen van randvoorwaarden voor ondernemerschap binnen de universiteit kan de hoeveelheid start-ups met maatschappelijke impact vanuit universiteiten sterk vergroten. De andere twee vormen van ondersteuning – directe ondersteuning door universiteiten en ondersteuning via een ondernemerschapsecosysteem – hebben vooral invloed op het succes van de start-ups. Dit rapport vraagt veel van universiteiten bij alle drie de vormen van ondersteuning. Onze visie vraagt om grote en langdurige veranderingsprocessen die inmiddels door de universiteiten zijn ingezet. Hierbij is het van belang dat universiteiten hun onafhankelijk positie bewaken. Universiteiten zijn echter niet alleen verantwoordelijk voor de verandering. Het Rijk draagt een verantwoordelijkheid voor regels en financiële omstandigheden waaronder universiteiten opereren. Regionale belanghebbenden zijn medeverantwoordelijk voor het bouwen van een vruchtbaar ecosysteem.
Dit rapport geeft een aanzet voor een verdere dialoog tussen belanghebbenden over de knelpunten en handelingsopties om deze op te lossen. Wij moedigen universiteiten, beleidsmakers, en andere partijen aan om deze dialoog voort te zetten met behulp van de inzichten uit dit rapport.
Ten slotte tekenen wij aan dat het bevorderen van start-ups door universiteiten niet alleen ingegeven zou moeten worden door een veranderende maatschappelijke vraag. Het ondersteunen van start-ups met maatschappelijke impact biedt kansen voor de drie missies van universiteiten. Zo kan start-upondersteuning bijdragen aan de onderwijsmissie van de universiteit door studenten in staat te stellen ervaring op te doen met het oplossen van maatschappelijke opgaven en kennis te nemen van casuïstiek uit de praktijk, als verrijking van het theoretisch onderwijs. Ook kunnen start-ups het toegepaste onderzoek van universiteiten verrijken met praktijkervaring en in sommige gevallen met financiering via public-private partnership. Het bevorderen van universitaire start-ups kan, mits goed uitgevoerd, uitpakken in het belang van start-ups, universiteiten, en de samenleving als geheel.