calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Inkomsten en prestaties Nederlandse universiteiten; onderwijs

factsheet
11 februari 2019
Geldstromen Diploma's universiteit

Foto: Arie Kievit/Hollandse Hoogte

Image
Hoe ziet de verhouding eruit tussen de inkomsten en prestaties van Nederlandse universiteiten? In deze factsheet vergelijken we de inkomsten van universiteiten voor onderwijs met de aantallen behaalde diploma's. We hebben extra aandacht voor de technische universiteiten en kijken of de inkomsten gelijke tred houden met de aantallen bachelor- en masterdiploma's.

In het kort

  • De inkomsten stijgen, maar het aantal diploma's stijgt sterker.
  • Bij de technische universiteiten blijven de inkomsten nog meer achter dan bij de andere universiteiten.

De Nederlandse universiteiten krijgen op verschillende manieren geld voor onderwijs, bijvoorbeeld via de rijksbijdrage en via de collegegelden. In de twee figuren hieronder vergelijken de inkomsten en de aantallen diploma's in 2010 met die van de jaren daarna. De eerste figuur gaat over alle universiteiten bij elkaar. De tweede figuur licht de vier technische universiteiten eruit.

Inkomsten en onderwijsprestaties stijgen

In de eerste figuur (alle universiteiten samen) zien we dat de totale rijksbijdrage stijgt met 16%. De onderwijscomponent stijgt nog sterker: 25%. En als we ook nog de collegegelden meenemen, is de stijging bijna 32%. Het aantal masterdiploma's stijgt met 26% en het aantal bachelordiploma's met 30%

Concluderend kunnen we stellen dat de aantallen bachelor- en masterdiploma's ongeveer in hetzelfde tempo stijgen als het onderwijsdeel van de rijksbijdrage en de onderwijscomponent plus collegegelden. De totale rijksbijdrage blijft achter.
 

Bij technische universiteiten lopen inkomsten achter

In de tweede figuur (de vier technische universiteiten Delft, Eindhoven, Twente en Wageningen) zien we sterkere ontwikkelingen in veel van de parameters. Eerst de inkomsten. De rijksbijdrage stijgt tot 16%. De onderwijscomponent stijgt tot 37%. De onderwijscomponent plus collegegelden stijgen tot bijna 49%. Dan de diploma's. De bachelordiploma's stijgen tot 55%. De masters tot 61%.

Dit leidt tot de conclusie dat de inkomsten uit de rijksbijdrage voor de vier technische universiteiten achterlopen op de prestaties van de deze universiteiten. De pijn die door de 4TU-federatie wordt gevoeld en gerapporteerd is uit deze parameters te begrijpen.
 


Weinig verschillen tussen universiteiten

In de bovenstaande figuren zijn de afzonderlijke universiteiten niet los opgenomen. Dat hebben we gedaan omdat er weinig grote verschillen zijn tussen universiteiten. Voor de volledigheid kunnen we wel enkele kleine verschillen benoemen:

  • De universiteiten van Nijmegen en Utrecht zijn vrij constant in aantallen diploma's (vooral bij de masters) en in de ontwikkeling van de rijksbijdrage.
  • De universiteiten van Maastricht, Tilburg, Delft en Eindhoven groeien vooral bij de masterdiploma's.
  • In Leiden, Rotterdam en bij de beide Amsterdamse universiteiten is de groei in bachelordiploma's groter.
  • Wageningen is de universiteit met de sterkste stijgingen in bachelor en master diploma's.
     

Meer diploma's door internationalisering en groeiende belangstelling

Aan de sterk gestegen aantallen diploma’s liggen twee ontwikkelingen ten grondslag. De eerste is de internationalisering van de universiteiten. De tweede is de groeiende belangstelling onder Nederlandse jongeren.

In de genoemde periode is het aantal buitenlandse studenten verdubbeld tot 48.500 in 2017 (71% van hen komt uit de Europese Economische Ruimte en komt dus ook voor bekostiging in aanmerking). Deze internationalisering zien we in alle landen om ons heen. Nederland neemt wat betreft het percentage buitenlanders in het hoger onderwijs een middenpositie in. We hebben wat meer buitenlandse studenten dan Duitsland, wat minder dan België en fors minder dan het Verenigd Koninkrijk.

De tweede ontwikkeling die voor een stijging in het aantal diploma's zorgt, is de groeiende belangstelling voor het universitair onderwijs onder Nederlandse jongeren. Er is sinds de jaren 1960 een trend dat onderwijsloopbanen steeds langer worden en steeds hoger eindigen. Het aantal vwo-gediplomeerden dat naar het wetenschappelijk onderwijs gaat, blijft waarschijnlijk nog licht stijgen tot midden jaren 2020. Het effect van deze tweede ontwikkeling is wel aanwezig in de figuren, maar is betrekkelijk gering.