calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Digitale vaardigheden voor technologisch burgerschap

factsheet
10 februari 2022
technologisch burgerschap digitale samenleving digitale transitie Digitale democratie digitalisering Online gedrag
Image
Digitale vaardigheden
Digitale inclusie, het toegankelijk maken van onze digitale samenleving voor iedereen, is een belangrijk beleidsdoel. Hiervoor is het van belang dat Nederlanders de vaardigheden hebben om met digitalisering om te gaan. In deze factsheet zetten wij de gegevens hierover op een rij, voor verschillende leeftijdsgroepen en opleidingsniveaus. We kijken naar de digitale basisvaardigheden, de digitale overheid, online bankieren en winkelen en digitale veiligheid.

In het kort

  • Over het algemeen hebben Nederlanders goede digitale vaardigheden.
  • Maar sommige groepen blijven achter, met name laagopgeleide ouderen.
  • Veiligheid blijft een aandachtspunt voor alle Nederlanders, evenals de beperkte deelname aan het online publieke debat en breder technologisch burgerschap.

Inleiding

Een grote beleidsuitdaging in deze tijd van digitalisering is om ervoor te zorgen dat iedereen mee kan doen in de digitale samenleving. Digitale inclusie is dan ook een belangrijk beleidsdoel van het huidige kabinet (zie de Kamerbrief Digitale inclusie van 12 december 2018).

Binnen de Europese Unie (EU) heeft Nederland een goede positie op het gebied van de digitale economie en samenleving. Nederland bezet de derde positie op de Digital Economy & Society Index 2022. Deze index bestaat uit vier componenten: 1) menselijk capitaal, 2) connectiviteit, 3) gebruik van digitale technologieën door bedrijven en 4) digitale overheidsdiensten. Op de eerste twee van deze componenten staat Nederland tweede van de EU-landen. Op digitale technologie en digitale overheidsdiensten bezet Nederland de vierde positie. 

Eerder onderzoek van het Rathenau Instituut beschreef de noodzaak voor technologisch burgerschap. Technologisch burgerschap houdt in dat Nederlanders de vaardigheden hebben om de mogelijkheden van digitalisering te begrijpen, de kennis en de weerbaarheid hebben om met de risico’s van digitale technologie om te gaan, en deel kunnen nemen aan het democratisch debat en de politieke besluitvorming over nieuwe digitale technologie. Dit betekent dat Nederlanders moeten begrijpen welke persoonlijke en maatschappelijke gevolgen digitale technologie heeft en daar keuzes in kunnen maken. Ook houdt dit in dat ze over vaardigheden beschikken om hun voordeel te doen met digitale technologie, bijvoorbeeld in het contact met de overheid, het vinden van werk en het regelen van financiële zaken. 

In deze datapublicatie gaan we in op de volgende vier thema’s:

1. Digitale basisvaardigheden
2. Digitale overheid
3. Online bankieren en winkelen
4. Digitale vaardigheden
 


1. Digitale basisvaardigheden

Nederlanders scoren over het algemeen goed op digitale vaardigheden: 79% van de Nederlanders heeft tenminste digitale basisvaardigheden. Dit ligt ruim boven het EU27-gemiddelde van 54%. Maar tussen leeftijdsgroepen en opleidingsniveaus bestaan grote verschillen. Binnen de groep 16-24 jarigen is het verschil in het aandeel personen, naar opleidingsniveau, met ten minste digitale basisvaardigheden ongeveer tien en twintig procentpunten. Binnen de hogere leeftijdsgroepen zijn de verschillen tussen opleidingsniveaus veel groter, tot 42 procentpunten voor de groep 55-74 jarigen. Het achterblijven van digitale basisvaardigheden in de hogere leeftijdsgroepen wordt voornamelijk veroorzaakt door een gebrek aan softwarevaardigheden, die opgedaan kunnen worden door bijvoorbeeld te werken met programma’s als Word/ Excel.

 

 

Digi_skills_tenminste_basic
Bron: Eurostat, 2022 
Notities: De digitale vaardigheden in dit figuur zijn gebaseerd op zelfrapportage van internet en software gebruik. De aanname hierbij is dat wanneer men aangeeft een bepaalde activiteit uitgevoerd te hebben, men bezit over de bijbehorende vaardigheden. Deze vaardigheden bestaan uit informatievaardigheden (o.a. het vinden van informatie op internet), communicatievaardigheden (o.a. e-mailen en deelnemen aan sociale netwerken), probleem oplossen (o.a. installeren van software of apps en internetbankieren) en software-vaardigheden (o.a. het gebruik van software zoals Word en Excel (basisvaardigheden) en het schrijven van code (gevorderde vaardigheden)).

Digitale vaardigheden inwoners stad, dorp en platteland

Verder is er gekeken naar de digitale vaardigheden per woongebied: stad, dorp en platteland. Per woongebied zijn de verschillen in digitale basisvaardigheden klein. Zo heeft 77% van de individuen uit het dorp en platteland tenminste digitale basisvaardigheden. Voor individuen uit de stad is dit percentage iets hoger: 81%. Deze percentages zijn hoger dan het EU-27 gemiddelde (zie onderstaande afbeelding). Alleen Noorwegen doet het in Europa beter dan Nederland op tenminste digitale basisvaardigheden. Internettoegang per huishouden in deze woongebieden is ongeveer even gelijk: bijna 99% van alle huishoudens per woongebied.  

Digi_skills_per_woongebied
Bron: Eurostat, 2019 
Notities: De digitale vaardigheden in dit figuur zijn gebaseerd op zelfrapportage van internet en software gebruik. De aanname hierbij is dat wanneer men aangeeft een bepaalde activiteit uitgevoerd te hebben, men bezit over de bijbehorende vaardigheden. Deze vaardigheden bestaan uit informatievaardigheden (o.a. het vinden van informatie op internet), communicatievaardigheden (o.a. e-mailen en deelnemen aan sociale netwerken), probleem oplossen (o.a. installeren van software of apps en internetbankieren) en software-vaardigheden (o.a. het gebruik van software zoals Word en Excel (basisvaardigheden) en het schrijven van code (gevorderde vaardigheden)).

Bovenstaande analyse geeft een globale indicatie van de digitale vaardigheden van Nederlanders. Om meer inzicht te krijgen, kijken we hieronder naar het gebruik van enkele digitale toepassingen en hoe Nederlanders met hun digitale veiligheid omgaan.
 

2. Digitale overheid

Digitalisering heeft de laatste jaren een grote rol gespeeld in communicatie met de overheid. Veel zaken waarvoor je voorheen bijvoorbeeld naar het gemeentehuis moest, kunnen nu online worden geregeld. Dit kan zowel voor meer efficiëntie en gemak zorgen als voor problemen, wanneer men niet over de benodigde digitale vaardigheden beschikt. Zonder deze vaardigheden lopen mensen risico's om in de knel te komen met bijvoorbeeld schuldenopbouw of het niet kunnen vinden van de juiste contactpersoon binnen overheidsinstanties.

Nederlanders interacteren veel met de overheid via internet: in 2021 heeft 87% van de Nederlanders in de laatste twaalf maanden via internet contact gehad met de overheid, tegenover 58% voor EU27. De groep 25- tot 54-jarigen maakt hier gemiddeld het meeste gebruik van: 91% van de 25- tot 54-jarigen interacteert met de overheid via internet in 2021. Ook hier zien we aanzienlijke verschillen tussen de opleidingsniveaus. Zo is de afstand tussen laagopgeleiden en middelbaaropgeleiden groter dan middelbaaropgeleiden en hoogopgeleiden omtrent digitale interactie met de overheid. Binnen alle leeftijdsgroepen is het verschil tussen laag- en hoogopgeleiden rond de 20 procentpunten.

Digi_EGovernment
Bron: Eurostat, 2022

Slechts een klein aandeel van de Nederlanders gebruikt het internet om deel te nemen aan online consultaties over politieke onderwerpen (11%) of om politieke meningen via blogs of sociale media te plaatsen (8%). Dit zijn juist belangrijke zaken voor technologisch burgerschap. Het valt dus op dat Nederlanders weinig gebruik maken van deze mogelijkheden. Het aandeel Nederlanders dat hiervan gebruik maakt ligt ook net boven en onder de EU27-gemiddelden (respectievelijk 10 en 12%).

3. Online bankieren en winkelen

Ook het online regelen van financiële zaken via internetbankieren kan zorgen voor meer efficiëntie en gemak. Maar ook voor problemen, wanneer mensen niet over de benodigde digitale vaardigheden hiervoor beschikken. Nederlanders maken veel gebruik van internetbankieren: 91% van alle Nederlanders, ruim boven het EU27-gemiddelde van 58%. Internetbankieren wordt door alle leeftijdsgroepen veel gebruikt: 91% van de jongeren maakt gebruik van internetbankieren, tegenover 86% van de 55-74 jarigen. Tussen jongeren onderling zien we relatief kleine verschillen in gebruik tussen de opleidingsniveaus (9 procentpunten), maar binnen de hogere leeftijdsgroepen zijn deze verschillen groter (12 en 16 procentpunten).

Digi_EBanking
Bron: Eurostat, 2022

Ook online winkelen is de laatste jaren sterk gegroeid. Van de Nederlanders maakt 83% hier gebruik van, meer dan het EU27-gemiddelde van 57%. Jongeren tussen de 16 en 24 jaar (85%) en 25- tot 54-jarigen (88%) maken hier gemiddeld meer gebruik van dan ouderen van 55 tot 74 jaar (75%). Ook per leeftijdscategorie winkelen Nederlanders vaker online dan het EU27-gemiddelde: 16-24 jaar 67%, 25-54 jaar 67% en 55-74 jaar 38%. Het verschil tussen opleidingsniveaus is voor de twee hogere leeftijdsgroepen groter (rond de 30 procentpunten) dan voor de 16-24 jarigen (19 procentpunten).

Hoewel 75% van de 55-74 jarigen recent online een aankoop heeft gedaan, geeft slechts een klein percentage (7%) aan dit niet te doen wegens gebrek aan vaardigheden. Andere redenen die deze leeftijdsgroep noemt, zijn zorgen over de veiligheid van de betaling (9%) en de voorkeur om naar een fysieke winkel te gaan (16%).

 

Digi_ECommerceBarriers
Bron: Eurostat, 2022

4. Digitale veiligheid

Om op veilige wijze van digitale diensten gebruik te maken is het van belang dat Nederlanders goed met hun persoonlijke informatie en identificatie omgaan. Bijna 60% van de Nederlandse jongeren hun sociale media login ook gebruiken om in te loggen bij andere online services. Onder de laagopgeleiden en middelbaaropgeleiden komt dit net iets vaker voor dan bij hoogopgeleiden. Het inloggen met sociale media profielen geeft bedrijven en organisaties toegang tot persoonlijke informatie. Nederlandse jongeren doen dit ook meer dan Europese jongeren (EU27-gemiddelde voor jongeren is 57%).

Digi_SocialMediaLogin
Bron: Eurostat, 2020

Zoals in onderstaand figuur is te zien, gaan jongeren wel redelijk goed om met het beschermen van persoonlijke data op hun telefoon tijdens het gebruiken en installeren van apps. Hier is ook geen groot verschil tussen de opleidingsniveaus. De groepen 55- tot 74-jarigen beschermt hun persoonlijke data minder vaak dan de andere twee groepen. In de leeftijdsgroepen 25-54 jarigen en 55-74 jarigen zien we ook grotere verschillen tussen de opleidingsniveaus, ongeveer 30 procentpunten. Gemiddeld beschermt 64% van de Nederlanders zijn persoonlijke data op de telefoon. Dit ligt boven het EU27-gemiddelde van 52% procent.

Smartphone_personaldata_protection
Bron: Eurostat, 2020
NB: beschermen van persoonlijke data is hier gemeten via zelfrapportage. Personen die minimaal één keer toegang tot hun persoonlijke data hebben geweigerd of beperkt tijdens het gebruiken of installeren van een app, worden hier gerekend tot personen die hun persoonlijke data beschermen.

Tot slot

Bovengenoemde variabelen geven een beeld van de digitale vaardigheden van Nederlanders en het gebruik van digitale toepassingen op basis van zelfrapportage. Maar deze data geven nog geen volledig inzicht in hoe digitaal vaardig Nederlanders nu echt zijn. Om hier meer inzicht in te krijgen, is experimenteel onderzoek naar het gedrag van mensen nodig. Een interessant voorbeeld is de Kennisnet Monitor Jeugd en Media (2017). Hieruit komt naar voren dat, hoewel kinderen zelf rapporteren goede digitale vaardigheden te hebben, ze niet altijd goed zijn in het kritisch beoordelen en zoeken van informatie op internet. Juist deze kritische beoordelingsvaardigheden zijn belangrijk voor technologisch burgerschap. Hierin zijn weer verschillen tussen schoolniveaus te zien. Leerlingen op havo/vwo niveau scoren hoger dan leerlingen op vmbo-niveau.

Ook bij volwassenen zien we vergelijkbare effecten. Uit een recente studie naar veilig onlinegedrag blijkt dat Nederlandse volwassenen nog vaker dan ze dat zelf rapporteren, zich online onveilig gedragen door het delen van persoonlijke informatie en het klikken op onbetrouwbare hyperlinks (Van ’t Hoff-de Goede et al., 2019). In deze studie zijn de effecten van leeftijd en opleidingsniveau minder eenduidig. Hoe ouder de deelnemer, des te kleiner de kans dat deze klikt op een onbetrouwbare hyperlink, maar des te groter de kans dat deze persoonlijke informatie deelt. Het hebben van een hogere opleiding hangt samen met een kleinere kans op het delen van persoonlijke informatie, maar niet met het klikken op onbetrouwbare hyperlinks.

Uit bovenstaande gegevens blijkt dat lager opgeleiden binnen alle leeftijdsgroepen minder digitaal vaardig zijn. Dit brengt grote risico’s met zich mee op toenemende ongelijkheid in onze steeds verder digitaliserende samenleving. Het goed kunnen omgaan met digitalisering en internet levert namelijk voordelen op, voor werk- en opleidingsmogelijkheden en op financieel en sociaal gebied (Van Deursen, 2018). Verder blijkt veiligheid een belangrijk aandachtspunt voor alle leeftijden en opleidingsniveaus. Ook is de deelname aan het online publieke debat nog beperkt. Het begrijpen van digitalisering en hiertoe bewust handelen, vormen de basis voor technologisch burgerschap en voor gelijke kansen om mee te doen in de samenleving en mee te beslissen over de toekomst van Nederland. Hierover is echter onvoldoende informatie beschikbaar. De beschikbare informatie gaat voornamelijk over het uitvoeren van verschillende zaken in het digitale domein, maar onvoldoende over in hoeverre men digitalisering begrijpt en hiertoe bewust handelt.
 

Bronnen

Europese Commissie – Digital Economy & Society Index (2019)

Eurostat – ICT usage in households and by individuals

Kennisnet – Monitor Jeugd en Media (2017)

Rathenau Instituut – Technologisch burgerschap: dé democratische uitdaging van de eenentwintigste eeuw

Van Deursen, A.J.A.M. (2018). Digitale ongelijkheid in Nederland anno 2018. Enschede, Nederland: Universiteit Twente.

Van ’t Hoff-de Goede, S., Van der Kleij, R., Van de Weijer, S. & Leukfeldt, R. (2019). Hoe veilig gedragen wij ons online? Een studie naar de samenhang tussen kennis, gelegenheid, motivatie en online gedrag van Nederlanders. Den Haag, Nederland: Centre of Expertise Cybersecurity, De Haagse Hogeschool & Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR).
 

Foto: Opa leert een online spelletje van zijn kleinzoon Abel. - Hollands Hoogte (Sabine Joosten)