In het kort
- De druk om je te onderscheiden als excellente wetenschapper is in de afgelopen jaren groter geworden.
- Ten eerste is de competitie voor de hogere posities en vaste aanstellingen toegenomen.
- Ten tweede heeft de persoonsgebonden financiering zich verder ontwikkeld, maar is de slaagkans op NWO-subsidies afgenomen.
Concurrentie tussen wetenschappers vindt plaats op verschillende manieren. Individuele wetenschappers onderscheiden zich bijvoorbeeld door hun eigen publicaties en door de citaties van derden naar hun werk. Daarnaast gelden wetenschappelijke prijzen en prestigieuze beurzen als indicator van excellentie. Een subsidie van de European Research Council (ERC) biedt een onderzoeker middelen om nieuw onderzoek uit te voeren, maar biedt daarnaast ook een vorm van erkenning als topwetenschapper.
Hoewel de overheid invloed heeft op de intensiteit van de competitie, bepalen wetenschappers zelf de criteria en meetinstrumenten voor excellentie. De competitie tussen individuele onderzoekers wordt immers voornamelijk door onderzoekers zelf vormgegeven in beoordelingscommissies van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), tijdens de werving en selectie van onderzoekspersoneel of bij beslissingen over tenure tracks (loopbaantrajecten naar een vaste positie in de wetenschap). Het beleid van de overheid bepaalt de randvoorwaarden, zoals het totale budget voor persoonsgerichte beurzen. Maar de precieze criteria waarmee prestaties worden gemeten en vergeleken kiezen de wetenschappers zelf met de citatie-impactscores en de daarop gebaseerde parameters.
Aan twee ontwikkelingen is af te lezen dat de competitie de afgelopen decennia verder is geïntensiveerd. Ten eerste is de competitie voor de hogere positie en vaste aanstellingen toegenomen. Ten tweede heeft de persoonsgebonden financiering zich verder ontwikkeld, maar is de slaagkans op NWO-subsidies afgenomen.
”Dit impliceert dat de druk om zich te onderscheiden als excellente wetenschapper groter wordt.
Competitie voor hogere posities en vaste aanstellingen
De competitie voor de hogere posities met overwegend vaste aanstellingen is versterkt doordat aan de ene kant het aantal promovendi en postdocs is gegroeid en aan de andere kant het aantal UD’s, UHD’s en hoogleraren vrijwel stabiel is gebleven. Dit impliceert dat de druk om zich te onderscheiden als excellente wetenschapper groter wordt.
Hoogleraar | UHD | UD | OWPOW | OWPOZ | OVWP | Promovendi | |
1998 | 1934 | 2007 | 4586 | 2875 | |||
1999 | 2013 | 1971 | 4539 | 3180 | |||
2000 | 2089 | 2001 | 4433 | 4247 | |||
2001 | 2125 | 1978 | 4292 | 4826 | |||
2002 | 2166 | 2027 | 4309 | 5390 | |||
2003 | 2165 | 1993 | 4354 | 5825 | |||
2004 | 2182 | 2009 | 4153 | 6245 | |||
2005 | 2118 | 1909 | 3908 | 1859 | 2771 | 532 | 6514 |
2006 | 2188 | 1925 | 3969 | 1916 | 2962 | 460 | 6681 |
2007 | 2229 | 1985 | 4051 | 1979 | 3140 | 431 | 6826 |
2008 | 2321 | 2015 | 4184 | 2041 | 3230 | 360 | 7170 |
2009 | 2421 | 2033 | 4292 | 2106 | 3489 | 360 | 7488 |
2010 | 2504 | 2076 | 4376 | 2005 | 3558 | 413 | 7697 |
2011 | 2481 | 2053 | 4404 | 2039 | 3541 | 302 | 8110 |
2012 | 2482 | 2046 | 4386 | 2121 | 3679 | 325 | 8140 |
2013 | 2542 | 2083 | 4455 | 2269 | 3614 | 360 | 8147 |
2014 | 2529 | 2097 | 4539 | 2381 | 3747 | 387 | 8160 |
2015 | 2611 | 2141 | 4654 | 2547 | 3755 | 368 | 8146 |
2016 | 2642 | 2250 | 4852 | 2660 | 3793 | 405 | 8246 |
2017 | 2706 | 2317 | 5042 | 2765 | 3870 | 421 | 8361 |
2018 | 2821 | 2379 | 5174 | 2849 | 3894 | 382 | 8492 |
2019 | 2922 | 2463 | 5377 | 3079 | 4111 | 366 | 8762 |
2020 | 3008 | 2549 | 5757 | 3496 | 4346 | 347 | 9431 |
2021 | 3060 | 2750 | 6131 | 3855 | 4220 | 350 | 10128 |
2022 | 3108 | 2920 | 6581 | 4098 | 4144 | 328 | 10596 |
2023 | 3194,63104 | 3153,89238 | 7154,97254 | 4095,82253 | 4426,09762 | 318,046 | 11603,43846 |
De noodzaak om je als wetenschapper te onderscheiden, komt ook tot uitdrukking in de ontwikkeling van het aantal vaste en tijdelijke aanstellingen van wetenschappers op de universiteiten. De toename van het aandeel tijdelijke aanstellingen, zorgt voor meer druk op jonge onderzoekers om een vaste aanstelling in het wetenschapsveld te verkrijgen (zie ook onze datapublicatie over tijdelijke- en vaste contracten).
Persoonsgerichte financiering
Een tweede trend is de opkomst van het excellentiebeleid, beleid van de overheid dat erop gericht is om selectief de beste wetenschappers extra te ondersteunen. De belangrijkste instrumenten hiervoor zijn de persoonsgerichte subsidies van NWO (NWO-Talentprogramma, voorheen Vernieuwingsimpuls) en van de European Research Council (ERC), de Spinozapremies, de Zwaartekrachtsubsidies en de Toponderzoekscholen. Het verkrijgen van persoonsgerichte beurzen is een invloedrijke factor geworden om een vaste aanstelling als onderzoeker aan een Nederlandse universiteit te krijgen.
ERC | Vernieuwingsimpuls | |
2002 | 104,8 | |
2003 | 97 | |
2004 | 118,4 | |
2005 | 101,1 | |
2006 | 127,2 | |
2007 | 31,09 | 105,812 |
2008 | 43,88 | 110,02 |
2009 | 65,75 | 153,7 |
2010 | 77,6 | 158,65 |
2011 | 125,59 | 161,45 |
2012 | 145,05 | 155,1 |
2013 | 164,83 | 155,65 |
2014 | 163,2 | 161,6 |
2015 | 219,4 | 164,15 |
2016 | 160,5 | 158,6 |
2017 | 160,7 | 162,25 |
2018 | 168,3 | 160,55 |
De afgelopen jaren is het beschikbare aanbod aan onderzoeksubsidies niet meegegroeid met de vraag. De competitie is daarom steeds intenser geworden. Dit is af te lezen aan de toekenningspercentages van NWO. In de periode 2004-2007 lag het honoreringspercentage boven de 30%. Daarna daalt het naar 22% in 2011. Vervolgens stabiliseert het percentage rond een kwart van de aanvragen. De afgelopen jaren varieert het honoreringspercentage tussen 25% en 31%. In 2022 is het percentage 28%.
Honoreringspercentage | |
2004 | 35 |
2005 | 33 |
2006 | 37 |
2007 | 32 |
2008 | 30 |
2009 | 30 |
2010 | 25 |
2011 | 22 |
2012 | 24 |
2013 | 25 |
2014 | 24 |
2015 | 25 |
2016 | 27 |
2017 | 30 |
2018 | 27 |
2019 | 29 |
2020 | 25 |
2021 | 31 |
2022 | 28 |
Het Wetenschappelijk Onderwijs Personeel Informatie databestand (WOPI-databestand) wordt jaarlijks door UNL bij veertien universiteiten opgevraagd volgens een vastgesteld format en definitieafspraken. De peildatum van de WOPI-data is 31 december van het betreffende jaar. Het betreft al het personeel dat voor bepaalde of onbepaalde tijd een arbeidsovereenkomst heeft met de betreffende universiteit. Student-assistenten en tijdelijk ingehuurd personeel worden niet meegenomen. In de loop van de jaren is het personeel van de medische faculteiten binnen bijna alle academische ziekenhuizen overgegaan van de universiteit als werkgever naar het academische ziekenhuis ofwel het universitair medisch centrum (umc). Het gebied Gezondheid (volgens de HOOP-classificatie) laat om die reden een inconsistent beeld zien van universitair personeel, met name bij vergelijkingen over de jaren heen, en wordt daarom niet meegenomen in de data en grafieken.
Voor een uitleg van de gebruikte definities en afkortingen verwijzen we graag naar de webpagina Definities en afkortingen.
Downloads
-
NL-Cijfers over universitair personeel(WOPI).xlsx
bestand type xlsx - bestand formaat 318.96 kB