Dit artikel is geschreven als Bericht aan het Parlement. Lees het volledige bericht (pdf).
De veehouderij in Nederland is een belangrijke exportsector, die wereldwijd bekend staat als relatief diervriendelijk, duurzaam en voedselveilig. Toch zijn er rond deze sector zorgen over onder meer het dierenwelzijn in megastallen, overmatig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, verspreiding van antibioticaresistente bacteriën, gevolgen voor de gezondheid van omwonenden en de kwetsbare positie van dieren en veehouders bij uitbraken van dierziekten.
Deze zorgen leiden tot voortdurende publieke en politieke discussie over de licence to produce van de veehouderij in Nederland. Hierover spreekt de Tweede Kamer binnenkort.
Twee technologische ontwikkelingen in de landbouw worden als mogelijke oplossingen gezien voor de genoemde uitdagingen op het gebied van welzijn van dieren, milieu en gezondheid van de mens:
In dit artikel kijken we naar de gevolgen die de inzet van deze technologieën kan hebben voor de veehouders en hun dieren, omwonenden van de stallen, partijen in de keten van dierlijke voedselproductie, en de consumenten.
Voor beide technologieën verandert het speelveld van de veehouderijsector sterk: data verzameld bij de dieren en in het bedrijf komen centraal te staan in strategieën, en partijen buiten Nederland en de EU krijgen meer invloed op ontwikkelingen in onze veehouderijsector. Mocht technologie als oplossing worden overwogen voor uitdagingen in de transitie naar een duurzamere veehouderij, dan zal ook daar rekening mee moeten worden gehouden. We geven een aantal politieke aandachtspunten.
In de veehouderij wordt digitale technologie, zoals geautomatiseerde monitoring van dieren en melkrobots, inmiddels breed toegepast. Varkens, koeien en kippen kunnen met sensoren en camera’s worden gevolgd op groei, vruchtbaarheid en ziekte. Voer en antibiotica kunnen zo worden afgestemd op de behoeften van het individuele dier, en chemische bestrijdingsmiddelen tegen parasieten gerichter en dus beperkter worden ingezet.
De grote belofte van dit digitaliseren van de veehouderij, oftewel precisieveeteelt, is dat hogere opbrengsten gepaard gaan met verduurzaming en meer aandacht voor dierenwelzijn. Het stimuleren van de implementatie van precisielandbouw is een aandachtspunt in de strategie van de minister.
Bij de digitalisering van veehouderij hebben verschillende partijen belang bij de data. Niet alleen boeren zelf, maar ook ontwikkelaars en aanbieders van de technologie en software, de leveranciers van voer, medicatie, zorg en bestrijdingsmiddelen, en de afnemers van dierlijke producten.
Een belangrijke vraag is hoe de digitale innovatie in de praktijk wordt opgepakt door alle belanghebbenden. Bijvoorbeeld, wie is de eigenaar van de verzamelde data en wie mag ze gebruiken? Het antwoord op dergelijke vragen bepaalt in hoeverre digitalisering kan bijdragen aan maatschappelijke doelen, zoals de transitie naar kringlooplandbouw en een betere leefomgeving voor dieren en omwonenden.
De maatschappelijke effecten van digitalisering in de veehouderij hangen dus af van de gekozen bedrijfsstrategie en de precieze doelen waartoe een veehouder en andere betrokkenen in de productieketen technologie inzetten. Internationale spelers veranderen de verhoudingen.
De techniek van genome editing is volop in ontwikkeling en kan worden uitgevoerd bij verschillende organismen, zoals microben, planten en dieren. Erfelijke eigenschappen kunnen met genome editing worden veranderd, door in geslachtscellen of heel vroeg in het ontwikkelingsstadium van een organisme genetische aanpassingen aan te brengen. Deze veranderingen worden doorgegeven aan afstammelingen en volgende generaties.
Genome editing is dus een vorm van genetische modificatie. De nieuwste ontwikkeling op het gebied van genome editing-technologie, CRISPR-Cas9, heeft wereldwijd tot hernieuwde discussies geleid over aanvaardbaarheid en veiligheid van genome editing. (CRISPR staat voor Clustered Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats, Cas9 voor CRISPR associated protein 9).
Vergeleken met landbouwplanten is de toepassing van genome editing in dieren minder ver gevorderd. Dieren zijn als organisme nog ingewikkelder dan planten, waardoor nog meer voorzichtigheid geboden is. Er wordt op dit moment onderzoek gedaan naar mogelijke toepassingen bij landbouwdieren, met als doel onder meer een optimale opbrengst tegen minimale kosten, meer dierenwelzijn en betere diergezondheid.
Zo worden wereldwijd bijvoorbeeld de mogelijkheden onderzocht voor het genereren van koeien die niet hoeven te worden onthoornd en varkens die niet gecastreerd hoeven te worden of resistent zijn tegen varkenspest.
De stand van zaken in het maatschappelijk debat dat tot dusverre in Nederland is gevoerd, is dat de mogelijke voordelen van het aanpassen van erfelijk DNA van (landbouw)dieren niet opwegen tegen mogelijke nadelige gevolgen voor het dierenwelzijn. Oplossingen voor de uitdagingen die er liggen in de transitie naar een duurzamere en diervriendelijkere veehouderij worden voorlopig dus niet gezocht in deze technologieën.
De ontwikkelingen rondom genome editing bij dieren vinden voornamelijk buiten Europa plaats. Gezien het internationale karakter van wetenschappelijk onderzoek en fokkerij – en ook de handel in dieren, hun geslachtscellen en dierlijke producten – krijgen Nederland en Europa hier onvermijdelijk mee te maken. Het is dus belangrijk om oog te houden voor de internationale ontwikkelingen op het gebied van genome editing. Net als bij digitalisering, verandert ook hier het speelveld en zijn er belangen van (buitenlandse) onderzoekers en grote bedrijven.
Aandachtspunten bij genome editing van (landbouw)dieren:
Wereldwijd is er vraag naar duurzaam geproduceerde dierlijke producten, naast een noodzakelijke overstap naar een groter aandeel plantaardig eiwit in de voeding. Digitalisering en genome editing kunnen in theorie bijdragen in de transitie naar duurzamer produceren in de veehouderij, maar daarbij moet rekening worden gehouden met het veranderende speelveld dat beide technologieën met zich meebrengen. Partijen buiten Nederland en de EU krijgen daarmee meer invloed op ontwikkelingen in Nederland.