calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Balans van de wetenschap (4) ‘We werken allemaal naar een burn-out toe’

Artikel
02 juni 2021
Wetenschapsbeleid Promovendi Werkdruk

Voorzitter Rosanne Anholt van het Promovendi Netwerk Nederland

Image
Rosanne Anholt

Hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat, laten we elke twee jaar zien in de Balans van de wetenschap. Hierin geven we inzicht in de mate waarin de wetenschap de drie ambities van de regering waarmaakt. De balans slaat uit naar de goede kant, maar er zijn aandachtspunten. Daarnaast verandert de behoefte aan kennis en de manier van wetenschap bedrijven, doordat de samenleving verandert. In deze serie laten we mensen aan het woord die dagelijks de Nederlandse wetenschap vormgeven. Hoe zien zij de door ons geschetste ontwikkelingen? Aflevering 4: Rosanne Anholt, voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). Zij maakt zich grote zorgen over het sterk competitieve karakter van de wetenschap dat vooral jonge onderzoekers zwaar valt.

In het kort:

  • Het Nederlandse wetenschapsbeleid kent drie ambities: wetenschap van wereldformaat, ruimte voor talent en bijdragen aan de samenleving.
  • Volgens Rosanne Anholt vertoont 40% van de promovendi ernstige symptomen van burn-out.
  • Zij wil meer ruimte voor nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek.

Rosanne Anholt doet promotieonderzoek naar hoe de landen rond Syrië omgaan met de grote stroom vluchtelingen en boog zich ook over hoe de Europese Unie ze bijstaat. Een van haar bevindingen: het modewoord ‘veerkracht’ is een rookgordijn voor een Europese politieke agenda die de verantwoordelijkheid in de regio legt en de komst van vluchtelingen voor die landen als een economische kans wil framen.

De boodschap die universiteiten overwerkte promovendi regelmatig meegeven, heeft in de ogen van Anholt wel iets van de manier waarop de EU het begrip veerkracht inzet. ‘De reactie is vaak: ga maar een persoonlijke effectiviteitstraining doen als je overspannen bent’, zegt ze. ‘Het wordt heel erg gezien als iets wat in jou persoonlijk zit en waar jij iets aan moet doen, in plaats van een structureel probleem dat wordt veroorzaakt door de werkdruk.’

Dat de werkdruk voor jonge onderzoekers hoog is, laat ook de Balans van de wetenschap zien. Wat zijn de gevolgen daarvan?

‘Er zijn veel problemen rond de geestelijke gezondheid. Bijna 40% van de promovendi vertoont ernstige symptomen van burn-out. Als ze door willen in de wetenschap, weten ze dat er van hen wordt verwacht dat ze in goede tijdschriften publiceren, onderwijservaring opdoen en onderzoek aan de man kunnen brengen in de maatschappij. Dat soort voorwaarden zijn ook verbonden aan financiering die ze na hun promotie kunnen aanvragen. Ze ervaren een hoge druk om er veel dingen naast te doen om hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren.’

‘Er ontstaat het beeld dat je sterk genoeg moet zijn om verder te gaan in de wetenschap. Veel mensen denken op een zeker moment: ik kan het niet, dit is niet gezond en ik ga het mezelf niet aandoen. Tegelijkertijd zijn er nog steeds een hoop mensen die het wél willen. Met de extreme concurrentie die er is om financiering te krijgen, zeker voor jonge onderzoekers, zet je erg in op mensen die heel competitief zijn. En dat terwijl we vanuit het verhaal van ‘erkennen en waarderen’ ook richting team science willen waarbij medewerkers verschillende rollen op zich kunnen nemen en niet allemaal alles hoeven te kunnen. Dat schuurt.’

Wat is de oplossing?

‘In vrij korte tijd is het aandeel van het onderzoek dat gefinancierd wordt uit de eerste geldstroom sterk gekrompen. De meeste promovendi zitten in projecten van hoogleraren, waarin er niet veel ruimte is om eigen ideeën te ontwikkelen. Waar het uiteindelijk op neer komt, is dat er geld moet bijkomen, zodat de druk kan worden verlaagd bij het management, het onderzoek en het onderwijs. Ik heb zelf veel onderwijs gegeven en daarnaast ben ik ingezet voor onderzoeksprojecten van collega’s. Daar gaat veel tijd inzitten, waardoor je het gevoel hebt constant allerlei ballen in de lucht te moeten houden. Om kwalitatief hoogwaardig onderzoek te doen, heb je tijd en rust nodig.’

Tegengas

Bij de ambitie van het wetenschapsbeleid dat Nederland een kweekvijver en haven voor talent is, past ook de wens dat de wetenschap voldoende kansen biedt voor iedereen, ongeacht geslacht of achtergrond. Uit de Balans van de wetenschap blijkt dat de doorstroming van vrouwen naar hogere niveaus achterblijft en er weinig gegevens beschikbaar zijn over diversiteit. Anholt betreurt dat.

‘Met de genderdiversiteit zit het bij promovendi wel redelijk goed. Maar meer mannen krijgen cum laude dan vrouwen. En hoe hoger de positie, hoe minder vrouwen er zijn. Wat de bredere, etnische of culturele diversiteit betreft, hebben we het gevoel dat die vooral onder promovendi uit Nederland niet erg groot is. Dat zouden we graag nader willen onderzoeken.’

‘In september is het Nationaal actieplan voor diversiteit en inclusie gepresenteerd. Toen kwam er tegengas vanuit de Tweede Kamer. Die vond dat we niet moeten gaan monitoren wie er een migratieachtergrond heeft op de universiteit. Dat is best wel zonde, dat er zo’n plan vanuit het veld komt en de Kamer dan zegt dat ze het niet belangrijk vindt. Het zou wel fijn zijn om de doorstroom tegen het licht te kunnen houden. Steeds meer mensen met een migratieachtergrond halen hun bachelordiploma. Mijn eigen universiteit is er trots op de meest diverse van Nederland te zijn. Maar dat geldt vooral voor de studentenpopulatie, niet zozeer voor de wetenschappelijke staf en evenmin voor het curriculum. We moeten zorgen dat het niet compleet bestaat uit teksten van witte mannen, en dat we daar stemmen die we niet eerder hebben gehoord aan toevoegen.’

Hoge prioriteit heeft het naar de overtuiging van Anholt ook iets te doen aan de baanonzekerheid die jonge onderzoekers ervaren. ‘Ik heb kennissen die al vijf, zes jaar van jaarcontract naar jaarcontract springen. Dat is funest voor je zelfvertrouwen en ook voor wat je kan bereiken, want je bent constant bezig met je volgende stap en waar je straks aan de slag kan.’

Er is een cultuur waarin mensen trots vertellen dat ze al een jaar geen dag vrij meer hebben gehad.

Bent u intussen in de veilige haven?

‘Ja, ik ben een van de gelukkigen met een vast contract als universitair docent. Maar ik heb slechts 0,1 fte voor mijn eigen onderzoek. Daarbuiten zit ik op allerlei projecten van collega’s. Daardoor heb ik op dit moment niet echt tijd om een eigen onderzoekslijn uit te zetten. Daar kan ik alleen ruimte voor krijgen als ik eigen geld binnenhaal en mezelf uitkoop. Dat geldt voor velen in de wetenschap.’

‘Op zich is het niet verkeerd dat een deel van het geld in competitie wordt verdeeld. Maar ik heb soms het gevoel dat we op de universiteit als opgejaagd wild aanvragen aan het schrijven zijn die zelden worden gehonoreerd omdat de kans op succes zo klein is. Dan denk ik: waar zijn we mee bezig?’

‘Wat ik zorgwekkend vind, is dat je alles moet kunnen. Als jij denkt niet een schaap met vijf poten te kunnen zijn, of niet in het weekend nog eens aan een artikel of financieringsvoorstel wilt werken waardoor je minder productief bent dan een ander, is er wel iemand anders die in jouw plaats stapt. Er is een cultuur waarin mensen trots vertellen dat ze sinds een jaar al geen dag vrij hebben gehad. Daarom ben ik bezorgd dat meer tijd en geld de druk om steeds beter te presteren niet weghaalt. Dat is een bredere maatschappelijke discussie: moeten we altijd maar meer willen? En zo niet, hoe komen we daar weer van af? Op de universiteiten zijn we altijd druk bezig met het opzetten van nieuwe instituten en onderzoeksgroepjes. Er gebeurt zo veel. Af en toe denk ik: kan het niet een tandje minder? Maar dat mag je eigenlijk niet zeggen, want dan ben je niet ambitieus genoeg.’

Het omslagpunt voorbij?

Nu heeft competitie ook een gunstig effect. Zoals de Balans van de wetenschap laat zien, is de kwaliteit van het onderzoek in de afgelopen jaren toegenomen en scoort de Nederlandse wetenschap goed op de internationale ranglijsten. Daarmee lukt het vrij goed de eerste ambitie van het Nederlandse wetenschapsbeleid te realiseren: wetenschap met een mondiale impact.

Blijf dat zo als we kiezen voor een tandje minder?

‘Dat is een van de vragen die telkens naar voren komt in de discussie rond erkennen en waarderen. Stel dat we dit gaan doen, betekent dat dan dat onderzoekers uit Nederland minder gewild zijn omdat ze minder productief zijn? Dat is erg lastig. Die internationale competitie is ook niet altijd eerlijk. Eind 2019 hadden we een professor uit Harvard op bezoek. Die vertelde dat als hem gevraagd werd om een cursus te geven, hij keek of hij tijd en zin had, en zo niet, dan niet. Als hij een aantal mensen wilde aanstellen, kon hij dat zo regelen. Iedereen begint vanaf een ander startpunt. Internationale competitie is zeker nuttig om iedereen te stimuleren om grote hoogtes te bereiken. Maar waar is het omslagpunt, en zijn we daar al niet voorbij?’

Is de krimp van het aandeel eerste geldstroomonderzoek niet ook een teken dat er meer onderzoek wordt gedaan dat aansluit bij vragen die leven in de samenleving en het bedrijfsleven?

‘Op zich is het positief dat de verwevenheid van wetenschap en samenleving groeit. Tegelijkertijd moet er wel een balans zijn, en ik heb het gevoel dat die een beetje zoek raakt. In mijn eigen promotieonderzoek zag ik iets vergelijkbaars gebeuren. In de landen rond Syrië waar opeens een boel extra mensen zijn gekomen, werken heel wat internationale organisaties. De ngo’s die ik heb gesproken, zeiden dat alles nu op projectmatige basis gebeurt. Geld om de organisatie in een goede staat te houden, is er bijna niet meer, waardoor  je steeds aan het jagen bent op financiering. Dat is ook op de universiteiten het geval. We zijn alsmaar aanvragen aan het schrijven. Daar is eigenlijk geen tijd voor. Dus dat doen we maar in de avonden en weekenden.’

U zegt dat het goed is dat wetenschap en samenleving meer verweven raken. Is er aan dat front nog iets te winnen?

‘Ik vraag me af of we niet meer toekunnen naar een systeem waarin de maatschappij betrokken is bij het formuleren van de onderzoeksvragen. Ik heb het gevoel dat we nu vaak iets bedenken omdat er een financieringsronde aankomt, en dan gaan we er maatschappelijke stakeholders bij betrekken. Ik vraag me af of we niet meer kunnen toewerken naar co-creatie. Daar zijn ook al wel aanzetten toe. Een van mijn promotoren, die onderzoek doet naar crisismanagement zoals bij natuurrampen, werkt met living labs om samen met maatschappelijke partners te kijken hoe we steden weerbaarder kunnen maken.’

Horizon Europe, het Europese onderzoeksprogramma, is nu voor een belangrijk deel opgehangen aan vijf maatschappelijke missies, zoals de bestrijding van kanker en het omgaan met klimaatverandering. Een goed idee?

‘Dat is op zich goed. Maar het is ook belangrijk om hier de balans te houden. Is er nog ruimte voor meer fundamenteel, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek dat misschien niet direct iets oplevert? Uit het verleden weten we dat het belang van onderzoek soms pas later duidelijk wordt. De wetenschap is juist gestoeld op ongebonden nieuwsgierigheid. Nu is het raamwerk van tevoren al wel erg vastgelegd.’

Als u het wetenschapsbeleid van het nieuwe kabinet mag vormgeven, want moet er dan als eerste gebeuren?

‘Sowieso meer financiering voor nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. Verlichting van de werkdruk. Zorg dat er wat zekerheid is. Aandacht voor het welzijn van de mensen die in deze sector werken. We zijn allemaal naar een burn-out aan het toewerken. Dat is deels omdat we zoveel passie hebben voor ons vak, voor het ontwikkelen van kennis. Maar het heeft een hoge prijs.’

Balans van de wetenschap (4)

Als onafhankelijke kennisinstelling heeft het Rathenau Instituut de opdracht om kwantitatief en kwalitatief in beeld te brengen hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat, en indicatoren te ontwikkelen om langjarige trends op het spoor te komen en te vergelijken met het buitenland. De resultaten hiervan publiceren we via zo’n 100 factsheets en datapublicaties op rathenau.nl en in de Balans van de wetenschap, die elke twee jaar een overzicht geeft van hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat. Als aanvulling op de balans die afgelopen zomer verscheen, spreken we in deze serie met mensen die vanuit verschillende posities de wetenschap van binnenuit kennen.