Bij de opening van het academisch jaar zullen de voorzitters en rectoren van de Nederlandse universiteiten traditiegetrouw de eigen gemeenschap toespreken en ook van een breder publiek aandacht vragen voor de positie van de Nederlandse wetenschap. Op welke punten gaat het goed en welke punten vragen om aandacht?
In het kort:
- De Balans van de wetenschap, die het Rathenau Instituut eind augustus publiceerde, maakt duidelijk dat de Nederlandse wetenschap er goed voor staat.
- Daarnaast komen er uit de analyse ook aandachtspunten naar voren.
- Deze aandachtspunten vragen om een transitie en een ander, meer strategisch beleid, zodat de Nederlandse wetenschap zich toekomstbestendig verder kan ontwikkelen.
De huidige coronacrisis maakt het belang van een toekomstbestendige wetenschap extra duidelijk. De zoektocht naar een vaccin en de behoefte om kennis snel toe te passen, laten zien hoe belangrijk goede wetenschap en een robuuste kennisinfrastructuur zijn voor de samenleving. Ook het belang van samenwerking tussen wetenschappelijke disciplines en de onafhankelijkheid van wetenschappelijke kennisinstituten van overheids- en commerciële belangen komen duidelijk naar voren. Dat geldt ook voor de verbinding met de maatschappij en het beroep dat wordt gedaan op kennisorganisaties om snel antwoord te kunnen geven op maatschappelijke en politieke vragen.
Balans van de wetenschap 2020
De Balans van de wetenschap, die het Rathenau Instituut eind augustus publiceerde, geeft een overzicht van de prestaties van de wetenschap en ondersteunt het debat over de toekomst van de wetenschap met feiten en analyses. Dit onderzoek laat zien dat de Nederlandse wetenschap behoort tot de internationale top en op vele manieren wereldwijd verweven is. Ook met bedrijven en overheden wordt veel samengewerkt om economische en maatschappelijke impact te genereren. De maatschappelijke interesse neemt toe en het vertrouwen in de wetenschap is hoog. Nederland leidt steeds meer en diverser wetenschappelijk talent op en is aantrekkelijk voor buitenlandse wetenschappers en onderzoekers.
De uitgangspositie van de Nederlandse wetenschap is dus goed. Zowel om de uitdagingen van de toekomst aan te gaan, als om tegemoet te komen aan de rol die burgers de wetenschap geven. Bij de opening van het academisch jaar is dit iets om te vieren en waardering voor uit te spreken. Maar er zijn ook zorgen voor de toekomst. Die hebben te maken met structurele kenmerken en vragen om verstandig beleid, niet alleen van de overheid, maar ook van de instellingen zelf.
Aandachtspunten
De internationale vergelijking laat ook belangrijke aandachtspunten zien.
Zo blijkt uit de Balans van de wetenschap dat Nederlandse hogeronderwijsinstellingen relatief veel private middelen uit de derde geldstroom ontvangen. Het inwinnen van die middelen heeft ook gevolgen voor de inzet van de rijksbijdrage, omdat deze middelen vaak gematcht moeten worden. Ofwel: universiteiten moeten publieke middelen inleggen om de private middelen te ontvangen. Dit is niet per definitie een probleem, maar het laat wel zien dat het belangrijk is om strategisch na te denken over de keuze voor bepaalde opdrachten en samenwerkingsverbanden.
Deze behoefte aan strategische keuzes heeft twee kanten, zo bleek ook uit eerder onderzoek van het Rathenau Instituut. In een eerder Bericht aan het parlement wees het Rathenau Instituut er al op dat een vitaal kennisecosysteem van universiteiten en andere kennisinstellingen vraagt om strategischer beleid rondom samenwerking. Daarbij moeten maatschappelijke uitdagingen centraal staan.
Strategische en transparante keuzes zijn ook van belang voor hoger onderwijs- en andere kennisinstellingen om hun onafhankelijkheid te waarborgen en het publieke belang voorop te blijven stellen. Het Rathenau Instituut liet in eerder onderzoek al zien dat de samenwerking tussen bedrijven en universiteiten, die steeds strategischer van aard wordt, behalve voordelen, ook tot vragen leidt. Er moeten voldoende waarborgen zijn om afspraken te kunnen maken met (buitenlandse) geldschieters, om tot onafhankelijke inzichten te blijven komen en zelf de agenda te bepalen.
Ook het ministerie van OCW heeft hierbij een verantwoordelijkheid om strategischer te sturen. Wetenschaps- en innovatiebeleid en financiering die, meer nog dan nu, continuïteit en samenwerken belonen, helpen de kennisinstellingen hun positie in te nemen en tegemoet te komen aan de behoefte en verwachting van de samenleving.
Wanneer ministerie en kennisinstellingen strategische en transparante keuzes (mogelijk) maken om het geld met beleid in te zetten, komt er meer ruimte voor langjarige commitment aan mensen, aan thema’s en aan samenwerkingspartners. Ook het ontwikkelen van een langetermijnvisie op de vraag wie op te leiden en welk onderzoek te doen, kan hieraan bijdragen.
Dit is van groot belang, omdat de Balans van de wetenschap ook laat zien dat de werkdruk hoog is en de baanzekerheid relatief laag. Jonge onderzoekers aan de Nederlandse universiteiten hebben in internationaal opzicht relatief vaak een tijdelijk contract. Wetenschappers werken gemiddeld een kwart van hun aanstelling over en het ziekteverzuim aan Nederlandse universiteiten groeit. Tot slot blijft het aandeel vrouwelijke onderzoekers, ondanks een groei in de afgelopen jaren – in internationaal opzicht laag.
Als instellingen meer strategischer keuzes gaan maken voor de langere termijn, dan wordt het ook aantrekkelijker om het personeel dat daarop wordt ingezet een vast contract te geven.
Ook zou de werkdruk omlaag kunnen als het financieringsmodel verandert. Met minder kortlopende projectfinanciering, die een grote belasting betekent voor personeel en zorgt voor veel competitie, zou de werkdruk door een andere allocatie van middelen omlaag kunnen.
Transitie nodig
De coronacrisis maakt al deze aandachtspunten extra urgent. Terecht zullen de rectoren en voorzitters aandacht vragen voor hun medewerkers en de manier waarop ze extra werden belast tijdens de coronacrisis. De resultaten in de Balans van de wetenschap ondersteunen dat aandacht voor baanzekerheid en kwaliteit van werk nodig is. Deze aandachtspunten kunnen niet los gezien worden van het op competitiegerichte systeem van wetenschappelijk onderzoek en de kortlopende financiering.
Ook als het gaat om de onafhankelijkheid van de wetenschap en openheid naar de wereld, maakt de coronacrisis duidelijk dat samenwerking tussen Nederlandse instellingen en samenwerking op internationaal niveau noodzakelijk is. Deze samenwerkingen bespoedigen het vinden van oplossingen voor de pandemie en kunnen een volgende helpen voorkomen.
Om maatschappelijke opgaven echt voorop te kunnen zetten, is het van belang ook de ervaring van burgers en professionals meer mee te nemen. Dat is gebleken uit eerder onderzoek van het Rathenau Instituut naar missiegedreven innovatiebeleid. Dat kwam ook naar voren in de debatreeks toekomst van de wetenschap die we naar aanleiding van de voorgaande Balans van de wetenschap 2018 organiseerden. Dat gebeurt in nieuwe, veelal regionale initiatieven zoals living labs, waar het Rathenau Instituut eerder over publiceerde.
Ook de inzichten uit Rathenau-onderzoek naar open science tonen aan hoe belangrijk het is om burgers en professionals te betrekken bij wetenschappelijk onderzoek. Dit bleek onder meer uit het rapport ‘Open science op de oever – Publieke betrokkenheid bij onderzoek naar waterkwaliteit’. Het zou wenselijk zijn als burgers meer inspraak hebben in het wetenschappelijk onderzoek naar waterkwaliteit. Een soortgelijke boodschap klonk ook uit het onderzoek naar publieke betrokkenheid bij onderwijsonderzoek. In dat onderzoek kwam naar voren dat leerlingen, studenten, ouders, vakbonden en vakverenigingen amper worden betrokken bij onderzoek over onderwijs. Terwijl dit wel goed zou zijn.
Een transitie met aandacht voor deze punten, past binnen de ontwikkelingen in Europees beleid voor wetenschappelijk onderzoek en innovatie. Europees onderzoek is namelijk sterker dan voorheen wordt gekoppeld aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen.
In de Wetenschapsbrief 2019 duidt de minister al voorzichtig op een transitie, en initiatieven als ‘erkennen en waarderen’ beogen dit in het HR-beleid van de instellingen te verankeren. Maar deze transitie zal de komende jaren versneld moeten worden uitgerold.
Het vertrouwen van de samenleving is het hoogst in kennisinstellingen en wetenschappers zelf. De antwoorden op de manier waarop kennis zich organiseert, met het oog op de toekomst, zullen uiteindelijk daar geformuleerd moeten worden.
Deze Balans van de Wetenschap laat zien hoe de Nederlandse wetenschap zich ontwikkelt in relatie tot de drie ambities: wetenschap met mondiale impact, verbonden met de samenleving en met voldoende ruimte voor talent. Om dit te monitoren stelden de KNAW, AWTI en Rathenau Instituut in 2016 een analysekader op. Eind 2016 publiceerden we de eerste Balans van de Wetenschap, in 2018 de tweede. Nu, in 2020, doen we dit weer, waarbij we dit jaar extra aandacht besteden aan de internationale positie van de Nederlandse wetenschap, in vergelijking met andere Europese landen en grote kenniseconomieën zoals de VS.
Balans van de wetenschap 2020
Werking van het wetenschapssysteem
25 augustus 2020
rapport
Goede uitgangspositie Nederlandse wetenschap, maar versteviging is nodig
Werking van het wetenschapssysteem
25 augustus 2020
Artikel