calendar tag arrow download print
Doorgaan naar inhoud

Het vertrouwen in de wetenschap is hoog, maar niet onvoorwaardelijk

Artikel
05 november 2021
Vertrouwen in de wetenschap corona

Viroloog Marion Koopmans en intensivist Diederik Gommers (foto: Robin Utrecht/ANP)

Image
Viroloog Marion Koopmans en intensivist Diederik Gommers

Uit onderzoek van het Rathenau Instituut blijkt dat het vertrouwen van burgers in de wetenschap hoog is. Die bevinding leidt in coronatijden, met volop debat over betwiste wetenschap en beleid, wel eens tot verwondering. Dus wat weten we nog meer over het vertrouwen van burgers dat het Rathenau Instituut onderzoekt?

In het kort:

  • Het Rathenau Instituut onderzoekt het vertrouwen van burgers in de wetenschap.
  • Dat vertrouwen blijkt hoog, maar burgers stellen er duidelijke voorwaarden aan.
  • Rolvastheid voor wetenschappers en politici is bijvoorbeeld belangrijk.

Verwondering over hoog vertrouwen in de wetenschap

Wetenschap en corona – we leven in een ingewikkelde tijd. Enerzijds was het vertrouwen in de wetenschap begin dit jaar hoger dan ooit, bleek uit de 3-jaarlijkse enquête die het Rathenau Instituut onder Nederlandse burgers hield. Zo gaven Nederlanders begin 2021 hun vertrouwen in de wetenschap gemiddeld een 7,4 – een dikke voldoende. Een cijfer dat bovendien hoger is dan het vertrouwen in de rechtspraak, de media, de regering en grote bedrijven. Anderzijds lijken maatschappelijke vraagstukken rondom de wetenschap in coronatijden óók groter dan ooit. Onduidelijkheid over de manier waarop het virus zich verspreidt en over de effectiviteit van mondkapjes, het ontbreken van kennis over de effecten van het vaccin op de lange termijn: het zijn slechts enkele voorbeelden van de vele discussiepunten.

Om die reden leidt de bevinding dat het vertrouwen in de wetenschap hoog is soms tot zowel opluchting als verwondering. Daar waar minister van Engelshoven in het verhoogde vertrouwen aanleiding zag de wetenschappelijke wereld een hart onder de riem te steken, bleken anderen sceptischer of meer terughoudend. Dus hoe zit het nu eigenlijk met dat vertrouwen? En wat heeft het Rathenau Instituut precies onderzocht?

Voorwaardelijk vertrouwen

Naast de 3-jaarlijkse enquête waarin wij het vertrouwen in wetenschap van Nederlanders peilen en vergelijken met hun vertrouwen in andere instituties, deden wij in 2021 ook onderzoek naar de voorwaarden die Nederlanders verbinden aan hun vertrouwen in de wetenschap. Voor dit onderzoek spraken we met verschillende groepen burgers, met jong en oud, zowel praktisch als theoretisch geschoold. We vroegen hen bijvoorbeeld wat zij vinden van wetenschappelijk onderzoek dat gefinancierd wordt door een externe partij, bijvoorbeeld de overheid of bedrijven. Wat blijkt? Ja, burgers hebben een groot vertrouwen in onze wetenschappers. Maar nee, hun vertrouwen is niet onvoorwaardelijk.

Zo formuleren burgers duidelijke voorwaarden waaraan wetenschappers en financiers moeten voldoen. Ze benoemen expliciet dat de onafhankelijkheid van de wetenschappers en wetenschappelijke organisaties geborgd moet zijn binnen de samenwerking met overheid. Ze zien in dat het waardevol kan zijn als een opdrachtgever meedenkt over bijvoorbeeld de onderzoeksvraag of de onderzoeksmethode, zodat onderzoek beter aansluit bij de vraag van de opdrachtgever. Maar burgers willen niet dat opdrachtgevers zich bemoeien met het opschrijven van bevindingen en conclusies. Op die manier is onderzoek maatschappelijk relevant én onafhankelijk.

Wetenschappelijke kennis en politieke keuzes

En al die kritiek op de (corona)wetenschap dan? Verlies van vertrouwen in de wetenschap heeft meer te maken met wat de overheid met de wetenschappelijke kennis doet, dan met de wetenschap zelf. Er ontstaat maatschappelijke druk op de wetenschap, wanneer de overheid beleidsmaatregelen neemt waarin burgers zich niet kunnen vinden, en deze legitimeert op grond van wetenschappelijk onderzoek. Afkeer of wantrouwen van beleid, leidt in zo’n geval tot afkeer van de onderliggende wetenschap. Maar in een democratische samenleving kan de vraag welke keuzes politici moeten maken niet door wetenschappers worden beantwoord. Beleidskeuzes vloeien voort uit politieke afwegingen. Wetenschappers dienen politici slechts te informeren. En politici dienen op een transparante manier duidelijk te maken hoe zij tot een bepaalde beleidsmaatregel komen, waarbij zij zich niet mag verschuilen achter de wetenschap. Wetenschappers en politici moeten daarom rolvast zijn; zij hebben ieder hun eigen taken en verantwoordelijkheden.

Deze inzichten laten zien hoe een overheid als opdrachtgever van onderzoek het vertrouwen van burgers in de wetenschap kan bestendigen. Burgers actief betrekken bij het onderzoek en bij de ontwikkeling van beleid, dragen bij aan dit vertrouwen.

Gerelateerde content: