In het kort
- De totale omvang van de R&D-uitgaven zijn geleidelijk gegroeid, van 5.041 miljoen euro in 1990 tot 21.620 miljoen euro in 2022.
- Bedrijven financieren iets meer dan de helft van het totaal aan wetenschappelijk onderzoek en ontwikkelingswerk (R&D) in Nederland, de Rijksoverheid bijna een derde.
- Het aandeel van het bedrijfsleven als uitvoerder van R&D is het grootst met 66% in 2021; daarna volgen het hoger onderwijs met 28%.
De Nederlandse R&D wordt uitgevoerd door verschillende soorten organisaties en gefinancierd uit verschillende bronnen. In 2022 was er ruim 21 miljard euro beschikbaar voor onderzoek. Het bedrijfsleven is zowel de grootste financier als de grootste uitvoerder van wetenschappelijk onderzoek. Naast het bedrijfsleven is de overheid een belangrijke financieringsbron en krijgen Nederlandse onderzoekers geld uit het buitenland (bijvoorbeeld de Europese onderzoeksprogramma’s) en andere partijen, zoals private non-profit organisaties. Onderzoekers voeren hun onderzoek uit binnen bedrijven, hoger onderwijsinstellingen en andere researchinstellingen, zoals de NWO-instituten of het RIVM.
In onderstaande tabel wordt aangegeven wie in 2022 de financiers zijn van R&D in Nederland, wat ze hebben uitgegeven en door welke type organisatie deze R&D is uitgevoerd. Gedetailleerde cijfers naar type financier zijn voor 2022 nog niet beschikbaar.
R&D-uitgaven in Nederland per uitvoerende sector naar financieringsbron, 2022, in miljoenen euro
Uitvoerende sectoren | Financierings-bron: Bedrijven | Financieringsbron: Overheid | Financieringsbron: Overige Nationale bronnen | Financierings-bron: Buitenland | Totaal per Uitvoerende sector |
Bedrijven | 12097 | 982 | 160 | 1567 | 14806 |
Hoger onderwijs | 413 | 4502 | 342 | 522 | 5779 |
Research-instellingen | 102 | 785 | 27 | 121 | 1035 |
Totaal per Financieringsbron | 12612 | 6269 | 529 | 2210 | 21620 |
Financiering van R&D
De uitgaven voor R&D in Nederland worden gefinancierd uit verschillende bronnen: de Rijksoverheid, bedrijven, overige nationale bronnen en het buitenland.
facts and figures
58,4% Bedrijfsleven
29,2% De Rijksoverheid
10,2% Buitenland
Bedrijven
Bedrijven financieren iets meer dan de helft van het totaal aan wetenschappelijk onderzoek en ontwikkelingswerk (R&D) in Nederland. Financiering van bedrijven richt zich vooral op R&D binnen het eigen bedrijf en binnen de eigen sector (80-85 procent). Daarnaast financieren Nederlandse bedrijven wetenschappelijk onderzoek bij universiteiten en researchinstellingen. Ze financieren ook R&D in het buitenland: daaraan besteden ze 3,2 miljard euro, volgens de cijfers voor 2021 van het CBS.
De Rijksoverheid
De Rijksoverheid financiert bijna een derde van de Nederlandse R&D. Overheidsfinanciering van wetenschappelijk onderzoek vindt op verschillende manieren plaats:
1. Directe overheidsfinanciering
Dit gebeurt via:
- Vaste bijdragen aan instellingen (zogenaamde institutionele financiering of basisfinanciering). Het grootste deel van deze vaste bijdrage gaat naar de universiteiten. Daarnaast zijn er vaste bijdragen voor bijvoorbeeld hogescholen, onderzoeksinstituten van NWO en KNAW en de aan de rijksoverheid gelieerde kennisinstellingen, zoals het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Veiligheid en Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) van de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
- Het financieren van onderzoek via intermediaire organisaties, zoals de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO: instrumenten), de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO: subsidies & financiering). Onderzoekers kunnen bij deze organisaties financiering aanvragen voor hun projecten binnen verschillende onderzoeksprogramma’s.
- Het rechtstreeks financieren van beleidsgericht onderzoek (via de financiering van projecten of programma's).
2. Fiscale steun
Naast directe financiering voor R&D is er indirecte, fiscale steun voor R&D en innovatie. Deze fiscale steun maakt het via bijvoorbeeld belastingaftrek aantrekkelijker voor bedrijven om te investeren in R&D en innovatie. Dit is met name een belangrijk instrument binnen het innovatiebeleid van de overheid, maar word ook gebruikt om R&D te stimuleren. Dit instrument heeft aan belang gewonnen sinds het Kabinet Rutte de omslag heeft gemaakt van specifieke financiering (via programma’s en subsidies) naar generieke fiscale steun van innovatie.
Fiscale stimulering is geregeld in de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), een regeling bedoeld voor bedrijven waarmee de Nederlandse overheid een deel van de kosten voor onderzoek en ontwikkelingswerk compenseert. De WBSO, die vanaf 1994 bestaat, heeft door de jaren heen een gestage groei doorgemaakt in budget en aantallen projecten. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (voorheen Agentschap NL) voert namens de overheid de WBSO uit. De WBSO kent drie faciliteiten:
- Een tegemoetkoming in de loonkosten van onderzoek en ontwikkelingswerk in de vorm van een vermindering van de af te dragen loonheffing
- Een aftrek S&O (speur- en ontwikkelingswerk) voor zelfstandige ondernemers
- Een extra tegemoetkoming voor startende ondernemers of ondernemingen
Vanaf 2012 is, als aanvulling op de WBSO, een nieuw fiscaal instrument in het leven geroepen, de Research & Development Aftrek (RDA). Waar de WBSO wordt gebruikt voor de personele kosten, is de RDA bedoeld voor de andere kosten die in het kader van R&D-projecten worden gemaakt (R&D-investeringen en R&D-exploitatiekosten). Per 2016 is de RDA samengevoegd met de WBSO (zie hierover de Kabinetsbrief van 7 juli 2015). De omvang van de twee samen bedroeg €1.301 miljoen in 2022.
Meer over de directe overheidsfinanciering en de fiscale steun voor R&D is te lezen in de datapublicatie over de ontwikkeling van de directe en indirecte overheidssteun voor R&D in Nederland.
Fondsen
Een deel van de Nederlandse R&D wordt gefinancierd door private non-profit fondsen. De grootste bijdrage voor wetenschappelijk onderzoek komt van de gezondheidsfondsen. Nederland kent een aantal ’gezondheidsfondsen’, die zich richten op bepaalde aandoeningen of groepen van aandoeningen. De jaarverslagen van de fondsen laten zien dat ze in 2021 in totaal € 192 miljoen aan wetenschappelijk onderzoek financierden. De twee grootste financiers van onderzoek zijn KWF Kankerbestrijding en de Nederlandse Hartstichting.
Negentien van deze fondsen bundelen hun krachten in de vereniging Samenwerkende GezondheidsFondsen (SGF).
Het buitenland
Naast financiering uit Nederlandse bronnen vindt de financiering van het onderzoek in Nederland ook plaats via buitenlandse bedrijven en onderzoeksmiddelen van de Europese Unie, met name vanuit de Kaderprogramma's. Buitenlandse financiering is in de loop der jaren een steeds belangrijkere bron geworden voor de Nederlandse R&D. De buitenlandse financiering komt van:
- Buitenlandse bedrijven, die vooral onderzoek in Nederlandse bedrijven financieren.
- De onderzoeksprogramma's van de Europese Unie, met name de EU-Kaderprogramma's. Het achtste EU-Kaderprogramma (Horizon 2020) had een looptijd van 2014-2020 met een totaalbudget van ruim € 77 miljard. Nederlandse onderzoekers wisten in deze periode 5,4 miljard euro binnen te halen, een aandeel van 7,9 procent van de totaal beschikbare middelen. Horizon Europe, de opvolger van Horizon 2020, heeft een looptijd van 2021-2027 en een totaalbudget van ruim 95 miljard euro. Hier zien we tot nu toe een vergelijkbare rol voor Nederland: 9,1% van de uitgekeerde middelen ging naar Nederlandse onderzoekers. Doordat het Verenigd Koninkrijk de EU heeft verlaten en deelneemt aan dit kaderprogramma als geassocieerd land, ligt het toekenningspercentage voor de meeste EU-landen, inclusief Nederland, hoger.
In de datapublicaties over de EU-kaderprogramma's zijn ontwikkelingen te zien in de positie van Nederland in de Kaderprogramma's en het aandeel financiering van de EU-kaderprogramma's ten opzichte van de overheidsfinanciering voor R&D in Nederland.
Ontwikkelingen in de Nederlandse R&D-financiering
Onderstaande figuur laat de onderlinge verhouding tussen de verschillende financieringsbronnen zien. Nederlandse bedrijven financieren iets meer dan de helft van de in Nederland uitgevoerde R&D. De financiering van de overheid steeg van bijna € 3 miljard in 2001 tot ruim €6 miljard in 2022. Als aandeel van het totaal schommelde de overheidsfinanciering voor R&D tot en met 2009 rond de 35 procent. In de jaren daarna daalde hij tot 30 procent vanaf 2017. Het aandeel van het buitenland schommelt vanaf 1997 tussen 10 en 13 procent.
Buitenland | Overig nationaal | Overheid totaal | Bedrijven | Totaal (niet uitgesplitst) | |
1999 | 844 | 322 | 2495 | 3752 | |
2000 | |||||
2001 | 887 | 339 | 2954 | 4172 | |
2002 | |||||
2003 | 949 | 317 | 3217 | 4300 | |
2004 | |||||
2005 | 1173 | 398 | 3310 | 4526 | |
2006 | |||||
2007 | 1101 | 389 | 3474 | 5046 | |
2008 | |||||
2009 | 1129 | 462 | 3648 | 4699 | |
2010 | |||||
2011 | 1386 | 443 | 4167 | 6239 | |
2012 | 1567 | 438 | 4057 | 6451 | |
2013 | 1520 | 380 | 4445 | 7894 | |
2014 | 1560 | 378 | 4565 | 8092 | |
2015 | 1708 | 370 | 4672 | 8058 | |
2016 | 1747 | 379 | 4604 | 8505 | |
2017 | 1906 | 375 | 4728 | 9072 | |
2018 | 1849 | 415 | 4897 | 9388 | |
2019 | 1845 | 465 | 5221 | 10229 | |
2020 | 1915 | 454 | 5603 | 10520 | |
2021 | 2040 | 488 | 6059 | 11164 | |
2022 | 2210 | 529 | 6268 | 12611 |
Uitvoering van R&D
facts and figures
68% Bedrijfsleven
27% Hoger onderwijs
5% Researchinstellingen
De totale omvang van de R&D-uitgaven zijn geleidelijk gegroeid, van € 5.041 miljoen in 1990 tot € 21.620 miljoen in 2022. De sprongen in de uitgaven bij bedrijven in 2011 en 2013 worden verklaard door een verandering in de dataverzameling bij het CBS. Zie hiervoor de uitleg onder bovenstaand figuur en aan het einde van deze factsheet.
Het aandeel van het bedrijfsleven als uitvoerder van R&D is het grootst met 68% in 2022; daarna volgen het hoger onderwijs met 27% en uiteindelijk de researchinstellingen met 5%.
Bedrijven | Hoger onderwijs | Researchinstellingen | |
1999 | 1,03 | 0,49 | 0,28 |
2000 | 0,99 | 0,49 | 0,23 |
2001 | 0,99 | 0,52 | 0,25 |
2002 | 0,92 | 0,54 | 0,24 |
2003 | 0,95 | 0,55 | 0,24 |
2004 | 0,97 | 0,54 | 0,24 |
2005 | 0,96 | 0,56 | 0,22 |
2006 | 0,96 | 0,54 | 0,22 |
2007 | 0,9 | 0,53 | 0,21 |
2008 | 0,83 | 0,55 | 0,2 |
2009 | 0,79 | 0,6 | 0,21 |
2010 | 0,83 | 0,58 | 0,2 |
2011 | 1,08 | 0,62 | 0,21 |
2012 | 1,1 | 0,61 | 0,23 |
2013 | 1,41 | 0,62 | 0,13 |
2014 | 1,41 | 0,63 | 0,13 |
2015 | 1,38 | 0,64 | 0,13 |
2016 | 1,41 | 0,61 | 0,13 |
2017 | 1,45 | 0,61 | 0,12 |
2018 | 1,42 | 0,59 | 0,13 |
2019 | 1,46 | 0,6 | 0,12 |
2020 | 1,54 | 0,62 | 0,13 |
2021 | 1,5 | 0,65 | 0,12 |
2022 | 1,56 | 0,63 | 0,11 |
- Het Centraal Bureau voor de Statistiek verzamelt en publiceert gegevens over de R&D in Nederland.
- In 2019 heeft het CBS de R&D-statistieken voor Nederland in overeenstemming gebracht met de internationale richtlijnen zoals vastgelegd in de Frascati Handleiding. Deze revisie is doorgevoerd met terugwerkende kracht vanaf 2013. Hij houdt in dat:
- - R&D uitgevoerd met ingeleend personeel wél tot de eigen R&D behoort, en meetelt in de nationale R&D-statistieken;
- Werkzaamheden van een persoon pas tot R&D mogen worden gerekend vanaf een ondergrens van 0,1 fte.
- De afbakening van de sectoren researchinstellingen en bedrijven is veranderd, waardoor researchinstellingen die minder dan 50% van hun inkomsten als overheidsfinanciering ontvangen, als bedrijf worden gerekend.
- Dat in 2011 ook bedrijven met minder dan 10 werknemers werden opgenomen in de R&D-statistiek. Vanwege het ontbreken van bijgestelde gegevens over R&D naar financieringsbron is pas vanaf 2017 opgenomen. De wijziging leidt tot een stijging van de R&D-uitgaven met €1,7 miljard, met name bij de bedrijven. - Het effect van deze wijzigingen is dat vanaf 2013 de R&D-financiering structureel met €1,7 miljard toeneemt. Ook groeit de sector bedrijven als financier en uitvoerder, waar die van de (research)instellingen krimpt. De wijzigingen zijn voor zover als mogelijk opgenomen in onze factsheets en datapublicaties.
- De OESO Frascati Manual is de erkende wereldwijde standaard voor het verzamelen en rapporteren van internationaal vergelijkbare statistieken over de financiële en personele middelen voor onderzoek en experimentele ontwikkeling, beter bekend als R&D (in het Nederlands: Onderzoek en Ontwikkeling – O&O). De Frascati Manual vormt de basis voor een gemeenschappelijke taal voor discussies over R&D en de resultaten ervan.
Voor een uitleg van de gebruikte definities en afkortingen verwijzen we graag naar de webpagina Definities en afkortingen.
Downloads
-
Overheidsuitgaven R&D per departement - Tijdsreeks
bestand type xlsx - bestand formaat 33.3 kB
Gerelateerde publicaties
- Private non-profit financiering van onderzoek in Nederland
- R&D-uitgaven in Nederland per uitvoerende sector en financieringsbron, type activiteit en kostensoort
- Financieringsstromen R&D van bedrijven van en naar het buitenland
- R&D-uitgaven Nederland naar financieringsbron (totaal)
- Tijdreeks R&D-uitgaven in Nederland naar financieringsbron en uitvoerende sector
- R&D-uitgaven Nederland naar uitvoerende sector
- De positie van Nederland in de EU Kaderprogramma's
- De financiering uit EU-kaderprogramma's
- Op naar drie procent
- Nederlandse overheidsbijdrage aan R&D - naar type financiering